Bij het overlijden van Eva Bal: ‘Nooit meer zal ik de mooiste voorstelling maken’
Barones Eva Bal (82), een pionier van het Vlaamse kinder- en jeugdtheater, is gisteren overleden.
‘Ik ben mijn taal aan het verliezen’, zei Eva Bal toen Knack-redactrice Ann Peuteman haar zo’n drie jaar geleden interviewde. Hoewel ze urenlang in eloquente volzinnen uitlegde hoe het voelde om oud te worden, viel het inderdaad op dat ze af en toe stilviel. Niets voor haar. ‘Gek genoeg raak ik moeiteloos uit mijn woorden als ik met kinderen bezig ben’, zei ze. ‘Met hen kunnen werken, zoals ik altijd al heb gedaan, is wat mij het gelukkigst maakt. Kinderen bekijken je ook altijd op dezelfde manier, of je nu veertig of tachtig bent.’
Het zou het laatste interview worden van de Nederlandse theaterregisseur, die al in de jaren zestig in Vlaanderen terechtkwam. Dat de taal, die haar zo dierbaar was, haar steeds meer ontglipte, bleek aan de ziekte van Alzheimer te liggen.
De grootste verdienste van Eva Bal is dat ze generaties kinderen een veilige plek heeft geboden waar ze helemaal zichzelf konden zijn.
Eva Bals nalatenschap is enorm. In 1978 al richtte ze in Gent haar Speelteater op, een dramacentrum voor kinderen en jongeren. Daar organiseerde ze wekelijks theaterateliers en creëerde ze voorstellingen met zowel beroepsacteurs als met kinderen en jongeren. Vanaf 1993 zette ze haar werk verder in een oude kopergieterij in het centrum van Gent, waar het kinder- en jeugdtheater vandaag nog altijd is gevestigd. Later zou het Speelteater naar dat gebouw worden vernoemd: Kopergietery.
De wekelijkse theaterateliers voor kinderen en jongeren die ze organiseerde, bleken in de loop der jaren een broeinest van talent. Onder meer Nic Balthazar, Stephen en David Dewaele en Violet Braeckman zetten er hun eerste stappen op een podium. Maar de grootste verdienste van Eva Bal – en later ook haar opvolgers – is dat ze generaties kinderen en jongeren een veilige plek heeft geboden waar ze al hun creativiteit kwijt konden en helemaal zichzelf konden zijn.
Ook nadat ze de fakkel in 2003 doorgaf, bleef Eva Bal nog jarenlang intensief verbonden aan de Kopergietery en regisseerde ze er ook nog voorstellingen, waaronder het prachtige Charlotte.
Hieronder leest u Eva Bals laatste getuigenis uit het boek Grijsgedraaid – Waarom we bang moeten zijn om oud te worden van Ann Peuteman.
‘Ik ben niet langer degene zonder wie het feestje niet doorgaat’
‘Als je jong bent, hoor je er vanzelf bij. Op mijn leeftijd moet je daar meer moeite voor doen. Dat heb ik eigenlijk pas kortgeleden, zo rond mijn tachtigste verjaardag, onder ogen gezien. Je bent oud en dus ook out. Heel bevreemdend is dat. Vooral omdat ik zelf nooit zo naar de wereld heb gekeken. Voor mij hoort iedereen er altijd bij. Dat vind ik vanzelfsprekend. In mijn biotoop, de theaterwereld, wordt het zelfs als een verrijking gezien dat verschillende generaties samen aan een voorstelling kunnen werken.
Vandaar dat het me zo verbaasde dat ik er plots niet meer bij leek te horen. Het was alsof er iemand binnenkwam die zei: “Nu is het afgelopen, Eva.” En dat was dat. Het begint met mensen die anders met je omgaan. Eerst nog heel subtiel, maar gaandeweg steeds opvallender. Je stapt op de bus en iemand gaat staan zodat jij kunt zitten. “Hè? Waarom doet-ie dat?” denk je. Of je staat op een receptie met een glas cava in je hand, zoals je altijd al hebt gedaan, en iemand komt je begroeten en vraagt hoe het met je is. Maar nog voor je een antwoord hebt kunnen verzinnen, gaat hij er alweer vandoor in de richting van mensen die boeiender zijn. Dus sta je daar alleen. Omdat je niet langer interessant bent.
Het helpt ook niet dat alles tegenwoordig trager gaat. Ik doe er langer over om op een vraag te antwoorden, mijn autosleutel uit mijn handtas te halen of mijn jas aan te trekken. Dat gebeurt zonder dat je het ziet aankomen. De ene dag rende ik nog de trappen af, de volgende dag moest ik me aan de leuning vasthouden om veilig beneden te raken. Maar ik kan het nog wel, allemaal, en dat is uiteindelijk het belangrijkste.
Die traagheid moet je gewoon aanvaarden. Al is het gevolg wel dat allerlei mensen zich met je beginnen te bemoeien. “Ik pak je jas wel even”, zeggen ze dan. “Ga jij vast naar de auto. En wees vooral voorzichtig.” Gaan we ergens heen, dan beginnen de anderen vaak onderling af te spreken met wie ik kan meerijden. Dat vinden ze toch een beter idee dan dat ik zelf rijd. (lacht) Hoe ouder je wordt, hoe meer andere mensen ervan overtuigd raken dat zij beter weten wat goed voor je is. Ook mijn kinderen af en toe. Zij proberen me steeds vaker te sparen. Dan spreken ze af om me bepaalde dingen niet te vertellen omdat die me ongerust zouden kunnen maken. Dat denk ik tenminste. “Laat ma maar in het ongewisse. Dat is beter voor haar en dan kan ze lekker rusten.” Daardoor zijn er steeds meer geheimen waar je geen deel van uitmaakt. Al merk ik meestal wel dat er iets aan de hand is omdat de kinderen veelbetekenende blikken uitwisselen of elkaar onopvallend seintjes geven. Dat is natuurlijk heel goed bedoeld, en ik erger me er ook niet aan. Mijn kinderen en kleinkinderen zijn ontzettend lief voor me en dus laat ik het allemaal gebeuren.
Wat ik wel moeilijk vind, is dat je op mijn leeftijd nergens meer voor het volle 100 procent bij kan zijn. Onherroepelijk is dat. Tot een paar jaar geleden werkte ik nog in de Kopergietery, het kinder- en jeugdtheater dat ik destijds – met de hulp en inspiratie van mijn man – zelf heb opgericht. Nog altijd ga ik er geregeld heen, om jonge docenten te coachen, bijvoorbeeld, met kinderen te werken of een voorstelling te bespreken. Ik zou het niet anders willen – mijn ziel ligt daar. Maar sinds mijn pensioen speel ik er geen prominente rol meer. Nooit meer zal ik nog de mooiste voorstelling maken, nooit meer zal ik nog het gevoel hebben dat ik echt nodig ben. De mensen zijn wel allemaal heel lief en ze nemen me er ook altijd bij, maar het voelt toch anders dan vroeger. Zo rond mijn tachtigste verjaardag was er bijvoorbeeld een etentje voor alle medewerkers van de Kopergietery die in die periode jarig waren geweest. “Ga jij ook graag mee, Eva?” vragen ze dan. “Of laat je het maar?” Ze willen natuurlijk niet dat ik me verplicht zou voelen, maar wat een verschil met vroeger is dat. Toen was het vanzelfsprekend dat ik erbij zou zijn en wilden ze zelfs absoluut dat ik meeging. Maar ik ben niet langer degene zonder wie het feestje niet doorgaat.
Wat ook opvalt, is dat mensen me tegenwoordig soms minzaam behandelen. Vaak zijn ze ook opvallend begrijpend. Doe ik mijn mond open, dan is er altijd wel iemand die daar de aandacht op vestigt. “Hebben jullie gehoord wat Eva zei? Dat is toch ook wel belangrijk.” Even kijken de anderen, die helemaal opgingen in hun eigen conversatie, dan verstrooid op. Soms zie ik de blikken zelfs heen en weer gaan over de tafel. Meestal zeg ik daar niets van. Ik probeer niemand te bruuskeren, want ik wil er natuurlijk bij blijven horen. Als ik mensen irriteer, zullen ze me de volgende keer misschien niet meer meevragen. Dus bijt ik steeds vaker een stuk van mijn tong af wanneer ik het ergens niet mee eens ben. Als ik nog maar merk dat mensen elkaar veelbetekenend aankijken of met hun ogen rollen als ik iets zeg, trek ik me meteen terug. Dan luister ik, zwijg ik en knik ik af en toe bevestigend. Jonge mensen, die nog niet moeten leren loslaten, zullen dat wel vreemd vinden. Maar het is niet iets wat van de ene dag op de andere gebeurt. Het is een heel geleidelijk proces en dus krijg je de tijd om er gaandeweg aan te wennen. Bovendien worden je scherpe randjes er vanzelf afgevijld naarmate je ouder wordt. Daardoor is het alsmaar gemakkelijker om de mensen om je heen met zachte handen te benaderen. Bij mij is dat toch zo.
Het is ook niet dat mensen akelig tegen me doen. Integendeel, ze zijn net heel erg aardig. Ze beseffen vast niet dat ik me voor hen inhoud, en dat hoeft ook niet. Als dat is wat ik moet doen om er nog bij te mogen horen, heb ik het er graag voor over. Ik verkies die rol boven een scenario waarbij ik er helemaal geen deel meer van mag uitmaken. De Kopergietery is nu eenmaal wat ik ben. Daar kom ik nog altijd thuis. Al ben ik daarnaast natuurlijk ook nog moeder, grootmoeder en echtgenote. Mijn man is sinds een paar jaar niet meer zo mobiel. Dat maakt van mij een soort Florence Nightingale terwijl ik dat in geen enkel opzicht ben. Maar ook dat kun je niet kiezen. Je hebt te eten wat je op je bord krijgt. Zeker op onze leeftijd.
Tachtig ben ik nu, maar zo voel ik me helemaal niet. Zo zie ik mezelf ook niet. Het is niet van mijn spiegelbeeld dat ik schrik, maar wel van hoe anderen me soms zien. Ze reduceren me tot mijn leeftijd. Alsof alle tachtigers één groot blok vormen en amper nog van elkaar te onderscheiden vallen. Gelukkig ben ik fysiek nog gezond, kan ik nog heel goed voor mezelf zorgen en rijd ik nog met de auto. Alleen met taal heb ik het tegenwoordig wat moeilijker. Ik praat trager, kan soms niet op een woord komen of raak onderweg een gedachte kwijt. Dat is jaren geleden al begonnen. Mijn dochter had me met kennissen horen praten en zei achteraf: “Mam, jij bent helemaal niet in Dordrecht geboren.” Natuurlijk niet. Dat wist ik zelf ook wel. Maar blijkbaar had ik dat tegen die mensen staan beweren. Ik weet nog heel goed dat ik het gevoel had dat de bodem onder mijn voeten verdween. Sindsdien voelt de wereld om me heen een stuk onveiliger.
Soms ben ik iets aan het zeggen en komt er ondertussen een ander idee in me op. Als je jong bent, parkeer je dat dan even om het weer op te halen als je uitgesproken bent. Maar mij lukt dat niet meer. Tegen de tijd dat ik mijn zin afheb, kan ik me niet meer herinneren wat ik ook alweer had bedacht. Heel verwarrend is dat. Veel hangt af van mijn stemming en van het vertrouwen tussen mij en degene met wie ik praat. Gek genoeg raak ik moeiteloos uit mijn woorden als ik met kinderen bezig ben. Met hen kunnen werken, zoals ik altijd al heb gedaan, is wat mij het gelukkigst maakt. Kinderen bekijken je ook altijd op dezelfde manier, of je nu veertig of tachtig bent. Ze zien wel dat je wat moeilijker stapt of dat je haar een ander kleurtje krijgt, maar daardoor gaan ze je niet anders behandelen. Bij sommige volwassenen is dat wel anders. Aan hen merk ik zo als de taal me in de steek laat. Dan is het alsof er donkere schaduwen over hun gezichten schuiven.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier