Biënnale in Venetië: Knacks eigenzinnige parcours in 10 etappes

Werk van de Italiaanse beeldhouwer Lorenzo Quinn. © .
Dave Mestdach

Nog tot eind november vormt Venetië opnieuw het verrukkelijke decor voor de moeder aller kunstbiënnales. Knack ging kijken, wikken en weken én stippelde een parcours in tien etappes uit om ‘Viva Arte Viva’ tegen te zeggen.

Naast de getijden en horden toeristen overspoelt ook ’s werelds oudste en grootste kunstmanifestatie dit jaar weer Venetië. Fier als een gondel trekt de 57e editie van de Biennale Arte een artistiek spoor door de dogestad. En het gaat, ondanks de crisissen in de wereld, duidelijk vooruit met de kunst. De nationale paviljoenen schieten als paddenstoelen uit de lagunegrond, en dan is er nog de hoofdtentoonstelling in de Giardini en Arsenale als prestigieus sluitstuk. Onder de vrolijke vlag ‘Viva Arte Viva’ (‘leve de levende kunst’) maakt curator Christine Macel er een aangename happening van.

Welkom voel je je zeker op deze 57e Biënnale. Als je de Arsenale binnenwandelt, zit er meteen een kunstenaar klaar, de Taiwanees Lee Mingwei, die je oude kleren wil herstellen, met een landschap van kleurrijke bobijnen en draden als achtergrond. En als je tot op het einde van de gang gaat, loop je tegen de muur van kleurrijke kussens van Sheila Hicks aan. Macel, in het dagelijkse leven hoofdcurator van Centre Pompidou in Parijs, kiest voor werk dat tactiel is, dat zich laat vastpakken, dat via materie wil verbinden. Ze lijkt paal en perk te willen stellen aan de conceptuele uitwassen van vorige edities. Noem het een hartverwarmende, vrouwelijke benadering, al spreken kwatongen van een ‘veredeld naaiatelier’.

De Biënnale is allesbehalve vrij van commerciële zonden. Bij momenten lijkt ze een overvolle kunstkermis, inclusief giftshop

Dat er veel textiel wordt opgehoopt in de Arsenale is één ding, maar gaandeweg wordt het discours dat de werken vergezelt wel wat wollig. De hoofdtentoonstelling is onderverdeeld in thematische ruimtes gewijd aan de aarde, de gemeenschap, de kleuren, de traditie, de tijd enzovoort. Ondanks de relevantie van die grote thema’s voor de hedendaagse kunst, worden ze nu eens te letterlijk en dan weer te arbitrair ingevuld. Of wat verwacht je in het paviljoen voor ‘kunstenaars en boeken’ anders dan, welja, boeken?

Niet dat Christine Macel er zich makkelijk van afmaakt. Ze houdt een pleidooi voor kunst als baken van humanisme in moeilijke tijden en tracht uit te zoeken wat de erfenis is van de jaren zeventig, een periode waarin ecologische, politieke en sociale zorgen de kunst ertoe noopten haar horizon te verleggen. Er zijn veel goede en verrassende werken uit die tijd, naast de hedendaagse antwoorden erop. Of beter: de hedendaagse varianten op de vragen van toen. Alleen word je er niet altijd warm of koud van. Als het humanistische project van de kunsten alles lijkt te omvatten, wat ligt Macel dan nauw aan het hart? Misschien had ze dat toch meer moeten zeggen, in plaats van alleen voor de kunst te willen spreken, waardoor haar pleidooi na verloop van tijd afstandelijk en vermoeid begint te klinken.

En vermoeiend is zo’n Biënnale sowieso. Het is onmogelijk om alles te zien, en toch wil niemand iets wezenlijks missen. Maar wat is wezenlijk? Komt kwaliteit altijd bovendrijven? Hopelijk wel, maar het helpt ook als je de juiste kanalen kent – sowieso handig in Venetië – en in grootkapitalen schrijft.

De publicitaire stunt van het jaar staat nu al op naam van Damien Hirst, al maakt hij nota bene geen deel uit van het officiële programma. Nog voor de opening gonsde het al van de geruchten rond het Punta della Dogana en het Palazzo Grazzi, de twee musea gerund door de stichting achter kunstverzamelaar François Pinault. Dit jaar bieden ze onderdak aan 189 werken van de Britse relkunstenaar, die ook nog eens allemaal te koop worden aangeboden. Een verkooptentoonstelling die de Biënnale naar de kroon steekt? De private kunsthandel zet de publieke markt een commerciële neus, waardoor eens te meer pijnlijk duidelijk wordt dat het pad van de individuele kunstenaar naar het grote publiek geplaveid is met bankbiljetten en reclameslogans.

De Biënnale zelf is allesbehalve vrij van commerciële zonden. Bij momenten lijkt ze een overvolle kunstkermis, inclusief giftshop. Dat neemt niet weg dat je er ook ontdekkingen kunt doen, iets wonderlijks kunt ervaren. En daarom ren je dus van paviljoen naar paviljoen, van tentoonstelling naar tentoonstelling. Dit jaar is dat niet anders, en het is een goede zaak dat je de kans niet krijgt om je uithoudingsrace af te stemmen op de gevestigde waarden – het is zoeken naar ronkende namen. Laat Christine Macel zich niet tot statements verleiden, dan heeft ze wel het lef om een blik kunstenaars open te trekken, jong en oud, die niet noodzakelijk goed in de markt liggen of uitblinken in spektakelstukken à la Hirst.

De enige Belg op de hoofdtentoonstelling is Edith Dekyndt. Met een gordijn, een oplichtende rechthoek en een bezem

In de nationale paviljoenen wordt gewoontegetrouw het spektakel niet geschuwd. Soms levert dat visueel impressionant werk op, zoals in het Italiaanse paviljoen, waar de Venetiaan Giorgio Andreotta Calò je eerst doet denken dat hij het perfecte trompe-l’oeil heeft geconstrueerd, maar dan onthult dat de illusie van een gespiegeld dak werkelijkheid is. Ook de performance in het Duitse paviljoen maakte indruk. Zodanig zelfs dat de hedendaagse interpretatie van Faust ‘verontrustend’, ‘urgent’ en zelfs ‘beangstigend’ genoemd werd door de jury, wat kunstenaar Anne Imhof en haar team meteen de Gouden Leeuw voor het beste paviljoen opleverde. Als die overwinning iets duidelijk maakt, dan wel dat een gewaagd spektakel scoort, zeker als het een beetje kinky en politiek getint is.

Veel landen en kunstenaars trekken dit jaar trouwens radicaal de politieke kaart, waarbij de kijker niet zelden tot participant wordt gemaakt. Kunst en politiek kampen vandaag met hetzelfde tanende draagvlak. Elk op hun manier proberen ze de kloof met de burger te verkleinen. Als beleidsmakers vandaag iets gedaan willen krijgen in de publieke ruimte, moeten ze mensen direct weten aan te spreken of hun meer verantwoordelijkheid geven in de besluitvorming. Voor kunstenaars geldt hetzelfde, met dat belangrijke verschil dat bij artistieke besluitvorming de ‘vorm’ voorrang krijgt op het ‘besluit’. Ons advies, vooraleer u uw stem uitbrengt: ga naar de Biënnale en luister niet alleen naar wat het kunstwerk met u deelt, maar ook naar hoe het tot u spreekt. Andiamo!

1. Belgisch paviljoen

1.
1.

Zo luid en duidelijk als sommige paviljoenen nagalmen, zo verstild en magisch is dat van België. Dirk Braeckman toont er overwegend zwart-witfoto’s die aan ouderwetse grisailles doen denken en tegelijk een hedendaagse flair hebben. We zien een vloer, een gordijn of een lichaam, meestal van dichtbij gefotografeerd, oplichtend in de duisternis en opwaarts gericht. De lichtflits van de camera herinnert aan de hand van de analoge fotograaf, die zijn flash instelt, zijn camera richt en finaal zijn beeld construeert in de donkere kamer. Het zijn intieme portretten van Braeckmans omgeving, maar de foto’s plooien zich niet naar een verhaal – niet dat van Braeckman en niet dat van ons. Ze houden afstand, kijken terug, vragen om een emotionele reactie. En we staan alleen in die reactie. Er is geen totaalinstallatie die, geen sturend concept dat ons zegt wat we moeten maken van deze uitgepuurde selectie van vooral nieuwe foto’s.

In overleg met curator Eva Wittocx besloot Braeckman er geen kermis van te maken. ‘Het zou niet bij Dirks werk passen om iets spectaculairs in de opstelling te doen’, zegt Wittocx. ‘We hebben wel pistes onderzocht, maar het leek juister om dicht bij zijn werk te blijven.’ Daardoor wordt het naakte paviljoen als een zachte luidspreker voor Braeckmans gefluisterde ambities. En bij uitbreiding voor die van de toeschouwer. Een hoogtepunt in al zijn soberheid en sereniteit, en daarvoor hoef je niet eens een chauvinist te zijn.

2. Grieks paviljoen

2.
2.

Zelfs al speelt ze zich af in de verre toekomst of op vreemde planeten: goede sciencefiction reflecteert altijd het hier en nu, de mens en zijn aardse besognes. Dat is ook het geval in Laboratory of Dilemmas. Die narratieve video-installatie van George Drivas is geïnspireerd op Aischylos’ antieke tekst De smekelingen, maar minstens evenzeer op de actuele spanningen rond migratie en op klinische sf-thrillers als die van David Cronenberg. Op verschillende schermen, opgesteld rond een donker labyrint, reconstrueert Drivas een nooit voltooid medisch experiment uit 1967 aan de hand van – zo beweert hij, tenminste – recent teruggevonden beeld- en geluidsfragmenten. Die vertellen over wetenschappers die nieuwe, geneeskrachtige cellen hebben ontdekt maar vaststellen dat die zich moeilijk integreren en de gekende structuren dreigen te overwoekeren. Voor het team, en bij uitbreiding de mensheid, dient zich bijgevolg een dilemma aan: laat je de nieuwkomers toe, met alle risico’s op botsingen en mutaties van dien? Of isoleer en vernietig je ze, om de bestaande structuren niet te destabiliseren?

Het resultaat is een met onderkoelde satire geserveerde mockumentary, waarin je actrice Charlotte Rampling herkent als laboratoriumdirectrice. Je moet geen gediplomeerd bioloog of sf-fanaat zijn om er een geestige allegorie op de huidige clash der culturen in te zien.

3. Oostenrijks paviljoen

3.
3.

Hoewel de Biënnale bij momenten een laboratorium voor sociale en politieke kwalen lijkt, is het lang niet al kommer en kwel dat de kunstzinnige revue passeert. Voor de Oostenrijker Erwin Wurm mag een mens, zelfs een culturo, ook al eens lachen. Met zijn beroemde one minute sculptures nodigt hij de toeschouwer uit om zélf het beeldhouwwerk te zijn, door voorwerpen te presenteren waarbij je gedurende zestig seconden een bepaalde, welomschreven pose dient aan te nemen.

Wurms favoriete object is de auto in al zijn vormen en variaties; als het symbool bij uitstek voor een moderne maatschappij, waarin de relatie tussen stilstand en dynamiek danig lijkt verstoord. Schrik dus niet op wanneer u in het Oostenrijkse paviljoen plots een caravan ziet staan en verondersteld wordt om een minuut lang met uw kont uit het venster te gaan zitten, of om beide benen door het dak te steken. ‘Participerende beeldhouwkunst die onze noties van tijd, ruimte en vorm op een speelse manier bevraagt’, merkt de serieuze kunstliefhebber van een kritische afstand op. De anderen doen ondertussen aan Wurms geheel eigen interpretatie van artistieke gymnastiek.

4. Frans paviljoen

4.
4.

De grens tussen autonome en toegepaste kunst wordt allang niet meer streng bewaakt. Ook op deze Biënnale lijkt het soms alsof je in de betere designshop bent beland. Net daardoor lijkt de vraag toch weer aan de orde: hoe dienstbaar kan kunst worden voor ze zichzelf verliest in functionaliteit? Als het eruitziet als een kunstwerk en klinkt als een kunstwerk, ís het dan een kunstwerk? In het Franse paviljoen waan je je in een muziekstudio annex concertzaal, en dat is precies wat het blijkt te zijn. Xavier Veilhan verkapte en verzaagde het paviljoen tot zijn Studio Venezia. Je ruikt vers hout, beweegt je door een mooi architecturaal landschap, en in gedachten hoor je de klanken zo uit de aanwezige instrumenten stromen. Studio Venezia verwelkomt ook daadwerkelijk professionele muzikanten die er hun ding komen doen – en zo deel worden van het kunstwerk. Tous ensemble.

5. Australisch paviljoen

5.
5.

Was de vluchtelingencrisis al een hot topic tijdens de vorige Biënnale, dan valt ze dit jaar met geen pushback tegen te houden. Vooral in de nationale paviljoenen prikken verschillende kunstenaars het prominent op de agenda. Speciaal voor deze editie maakte de Australische Tracey Moffatt bijvoorbeeld twee fotoreeksen en twee video’s die op een afwisselend dromerige en dreigende manier een reflectie bieden op beladen begrippen als ‘identiteit’, ’thuis’ en ‘vaderland’. In Body Remembers, een suite van tien sensuele, sepiakleurige foto’s, voert ze een zwart dienstmeisje op dat uit een victoriaanse villa lijkt geplukt en in een woestijnachtig braakland gedropt, ver weg van welstand en beschaving. In de videomontage Vigil mengt ze fragmenten van blanke Hollywoodsterren die angstig uit het raam kijken – Liz Taylor, Cary Grant, Grace Kelly – met rauwe nieuwsbeelden van anonieme bootvluchtelingen die dreigen te verdrinken. Voor haar fotoromans over een verloren paradijs en haar hitchcockiaanse minithrillers over bange blanken baseerde Moffatt zich op een tragisch incident uit december 2010, waarbij negentig asielzoekers het leven lieten in Australische wateren. Een krachtige evocatie van een geglobaliseerde wereld die zijn horizon kwijt lijkt en down under dreigt te gaan.

6. Accademia dell’Arte

6.
6.

Veel schilderkunst valt er op deze Biënnale niet te spotten. Boeiende schilderkunst blijkt al helemaal een rariteit. Gelukkig kunnen liefhebbers van het betere verf- en penseelwerk terecht in de Galleria dell’Accademia. En niet alleen voor de doeken van Bellini, Giorgione en andere renaissancemeesters die in het museum aan de Accademia-brug hangen. Tijdens de Biënnale loopt er ook een retrospectieve rond de in Canada geboren maar in de VS getogen Philip Guston (1913-1980). Die belicht enerzijds zijn band met Italië, waar hij veelvuldig verbleef, maar vooral zijn relatie met de twintigste-eeuwse dichters die hem inspireerden. Tekstfragmenten van T.S. Eliot, D.H. Lawrence, W.B. Yeats en anderen dialogeren met vijftig topwerken uit Gustons oeuvre. De energieke, abstract expressionistische doeken, bijvoorbeeld, waarmee hij in de jaren vijftig doorbrak aan de zijde van jeugdvriend Jackson Pollock. De sardonische ‘cartoons’ waarmee hij in de sixties een van de peetvaders van het neo-expressionisme werd en die wat aan Robert Crumb doen denken. Of de rauwe, vlezige schilderijen waarmee hij in de jaren zeventig weer de figuratieve toer opging en die met hun verwrongen lijven, felle kleuren en alledaagse voorwerpen haast koortsdromen lijken. Alle stijlen komen aan bod en brengen Gustons poëtische universum tot leven. Een blijvende inspiratiebron voor alle hedendaagse schilders, en zeker voor die van deze Biënnale.

7. Museo Correr

7.
7.

Shirin Neshat woont en werkt al jaren in New York, maar ook in Venetië is ze kind aan huis. In 1999 viel de Iraanse fotografe en videokunstenares al in de prijzen op de kunstbiënnale; in 2009 werd ze voor haar fictiedebuut Women Without Men bekroond tot beste regisseur op het filmfestival van de dogestad. Rode draden doorheen haar oeuvre zijn ontheemding, de clash tussen Oost en West en het vrouwelijke verzet tegen het patriarchaat. Dat is niet anders in The Home of My Eyes, een reeks van 55 frontaal geschoten, zilverkleurige en subtiel met kalligrafie bewerkte portretten van kinderen, mannen en vrouwen uit Azerbeidzjan, een natie van minstens evenveel verschillende etnische groepen, religies en talen. Ze sieren de muren van een van de grootste zalen van het Museo Correr aan het San Marcoplein. Samen vormen ze een even plechtstatig als intiem tapijt van gezichten, een caleidoscoop van menselijke diversiteit.

In het zaaltje ernaast kun je Neshats recente videowerk Roja bekijken. Daarin voert ze, in contrastrijk zwart-wit, zichzelf op als toeschouwer van een groteske variétéshow, tot ze door de dienstdoende performer ontmaskerd wordt als diegene die de show stuurt en manipuleert en tranen van verwarring over haar wangen rollen. Het is een van de zeldzame pakkende momenten in een Biënnale waar de emoties vaak in de keel – en het hoofd – blijven steken.

8. Arsenale, Maria Lai

8.
8.

De ouderdomsdekens maken het mooie weer in Venetië. Niet toevallig kaapte de Duitser Franz Erhard Walther, een oude rakker van 77, de Gouden Leeuw voor beste kunstenaar in de hoofdtentoonstelling weg. Voor ons had die onderscheiding naar de Italiaanse Maria Lai mogen gaan, alleen overleed zij in 2013, op 93-jarige leeftijd.

Lezen was voor Maria Lai als eten en drinken. Ze maakte ook boeken, maar dan met stof, naald en draad. Schrijven en weven waren voor haar acties waarin de wereld der ideeën en de wereld der dingen elkaar ontmoeten. In haar werk staat het zoeken naar verbindingen tussen denken en voelen, natuur en cultuur centraal. Lai’s vroege tekeningen en schilderijen werden door critici nog als ‘mannelijk’ bestempeld, waardoor ze naar eigen zeggen even twijfelde aan haar seksuele geaardheid. Gaandeweg maakte ze naam met projecten in de publieke ruimtes, opgebouwd rond seculiere rituelen. Zo is een video te zien van Legarsi alla montagna, een collectieve performance in haar geboortedorp Ulassai, geïnspireerd door een oude legende van een jong meisje dat de dorpelingen door een blauw lint van een instortende berg wist weg te leiden. En laat velen nu net vandaag in cocreatie en relationele kunst de redding van de kunsten zien – gesteld dat die gered moeten worden, natuurlijk.

9. Arsenale, Edith Dekyndt

9.
9.

Dirk Braeckman is niet de enige Belg die van zich laat spreken in Venetië. Onder anderen Jan Fabre en Koen Van Mechelen pikken een graantje mee, terwijl kunsthandelaar Axel Vervoordt andermaal het Palazzo Fortuny betrekt, in de wetenschap dat elke zichzelf respecterende kunstverzamelaar de komende weken naar de dogestad zal afzakken.

De enige Belg die het tot de hoofdtentoonstelling schopte, is Edith Dekyndt, dit jaar ook een van de vier laureaten van de BelgianArtPrize. Daarvoor had ze niet meer nodig dan een gordijn, een oplichtende rechthoek en een bezem. Zes maanden lang zal iemand die bezem ter hand nemen en het stof doen opwaaien, de trage beweging van de lichtvlek op de grond gedwee volgend. Sisyphus zou teruggedeinsd zijn voor die absurde handeling, die zich oneindig herhaalt in kleine variaties en die onmogelijk te vervolledigen is. En toch blijf je gefascineerd toekijken. Het is bijna belachelijk hoezeer de eenvoudige geste je ontroert en hoe je vergeefs op zoek gaat naar de cynicus in jezelf. Hij die denkt: ‘Het zal je vakantiejob maar zijn.’

10. Arsenale, Kader Attia

10.
10.

Om werk te zien van de Frans-Algerijnse kunstenaar Kader Attia hoeft u niet per se naar Venetië. Nog tot 1 oktober tekent hij present in het S.M.A.K. in Gent met een installatie van oude stoffen die hij tijdens zijn vele reizen naar Afrika verzamelde en die alle handmatige reparaties vertonen. Aan de expositie ging langdurig onderzoek vooraf. Dat is niet anders voor het werk dat Attia in de Arsenale toont. De voorbije jaren verzamelde hij Arabische songs, met bijzondere aandacht voor stemmen van transgenders. In zijn installatie brengt hij oude concertfilms samen. Via elektromagnetische golven linkt hij de films met troggen vol couscousgranen, die verschillende patronen vormen door de unieke frequentie van elke stem. In de twee gangen die naar de installatie leiden wordt het voorbereidende onderzoek naar stemmen en klanken uitgestald, wat de politieke en visuele kracht van dit werk over het zoeken naar identiteit en wetenschappelijke waarheid nog gevoelig versterkt. Of zoals De Kreuners al wisten: ‘Couscouskreten hoort men niet.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content