‘Bestaat onaangeroerde wildernis hier nog wel? Zonevreemde natuur werpt nieuwe vragen op’

Milieujurist Hendrik Schoukens staat stil bij het Ineos-dossier en onze veranderde omgang met de natuur.

Het INEOS-dossier wekt nu al enige tijd beroering. Voor de milieubeweging is sprake van een vervuilende ‘plastiekfabriek’, terwijl de CEO van het bedrijf zelf stelt dat het gaat om een duurzame en hoogtechnologische propyleeninstallatie, die voldoet aan de hoogste milieustandaarden. Een aspect dat tot nu toe onder de radar is gebleven, is de directe impact op de aanwezige natuur. Het dossier lijkt stevig gegrond op de gedachte dat de natuur maakbaar en verplaatsbaar is. En op sommige plaatsen eenvoudigweg niet thuishoort. Maar laat het natuurbeschermingsrecht wel zoveel marge?

Havengebied

Op het eerste gezicht lijkt de ruimtelijke business-case voor het Project One helder. Het terrein zelf waarop de nieuwe fabrieksinstallaties zullen komen betreft opgespoten haventerrein. In de jaren zestig werd de site ingelijfd als industriegebied bij de uitbreiding van de Antwerpse haven op rechteroever. De karakteristieke polderdorpjes zijn ondertussen ondergespoten. Dat kon toen nog zonder moeite. Géén inspraak, géén milieuverenigingen, géén gerechtelijke procedures. De vooruitgang.

Bestaat onaangeroerde wildernis hier nog wel? Zonevreemde natuur werpt nieuwe vragen op.

Enkel de figuur van Pietje de Leugenaar, magistraal gespeeld door Dirk Roofthooft in de bekroonde televisiereeks Terug naar Oosterdonk, wees op de Faustiaanse deal die de havenuitbreiding vooronderstelde. Jobs kwamen, jobs verdwenen. Maar Wilsmarsdonk en Oosterweel zijn ondertussen voorgoed vernietigd. Her en der vindt men nog wel een verdwaalde kerktoren tussen de containers in het havengebied. ‘Ze gaan niet ons in de polder begraven, maar de polders in ons’, zo verwoordde Pietje de landschapspijn.

Maar de natuur toonde zich weerbarstig. Het haventerrein verboste en er ontwikkelde zich interessante natuur.

Eerder verklaarde John McNally, de CEO van de internationale chemiereus, nochtans dat het gaat om een ‘stuk grond waar je géén hond kan uitlaten. Als wij hier niet bouwen, doet iemand anders het wel’. Liever hier dan bijkomend havengebied ontwikkelen in de omliggende polders. Het is een quote die haast woord voor woord komt uit het vocabularium van de havenbazen uit Terug naar Oosterdonk. Zo men al zou kunnen spreken van bos aanwezig op het terrein, dan zou dit wel ruimschoots worden ‘gecompenseerd’. De CEO verklaarde in de pers verder ook dat hij ‘ontbossing akelig vindt klinken en liever spreekt over vegetatie verplaatsen’.

Deze visie mag dan wel INEOS zelf goed uitkomen, vanuit ecologisch, moreel en ook juridisch oogpunt vallen er wel enkele kanttekeningen bij te maken.

Waardeloos?

Dat het bos en de spontane vegetaties gelegen zijn binnen havengebied doet niets af aan hun intrinsieke of ecologische waarde. Deze staat immers los van enige planologische bestemming: het is de natuur zelf en niet een kleurtje op een bestemmingsplan dat hier doorslaggevend is.

Dat het gebied niet zonder ecologisch belang is, blijkt uit de Biologische Waarderingskaart (BWK) van de Vlaamse overheid die de zone omschrijft als ‘een complex van biologisch waardevolle elementen’. In het project-milieueffectenrapport (MER) dat is opgesteld voor deze aanvraag wordt dit expliciet bevestigd.

Dat wringt uiteraard wel met het streven naar rechtszekerheid, want dat vergt net dat de natuur zich aan de door de mens gemaakte afspraken houdt. Natuur binnen reservaten, industrie binnen industriegebied.

Living apart together?

Maar de realiteit is morsiger. Het verlies van de interessante pioniersvegetaties alsook de verspreide bosjes, samen meer dan 40 hectare waardevolle natuur, worden in het MER-rapport als een ‘aanzienlijk negatief effect’ beoordeeld. Met de ingrepen zullen ook de nesten en voortplantingsplaatsen van heel wat strikt beschermde dier- en vogelsoorten onherroepelijk verloren gaan. Het gaat onder meer over oeverzwaluwen, kieviten, scholeksters, bergeenden, graspiepers, buizerds en ook de zeldzame rugstreeppad. Ironisch genoeg gaat het deels over een aantal soorten die het op het Vlaamse platteland minder goed doen. Of hoe het niet-bewoond havengebied ongewild een free haven werd voor soorten die het elders in Vlaanderen minder goed deden. Een interessante paradox.

Het ondertussen gebruikelijke antwoord in de vergunning luidt dat de schade voor deze soorten zou worden ondervangen door herstelmaatregelen, deels elders in het havengebied, deels in de omliggende polders. De natuur zou zich wel weer aanpassen. Er wordt bovendien gemakshalve van uitgegaan dat nu de werken buiten het broedseizoen plaatsvinden, er géén bijzondere derogatie nodig zijn.

Dura lex

Wat de bosvegetaties betreft heeft INEOS zeker een punt. Tot op vandaag laat het Vlaamse Bosdecreet redelijk wat marge. Dat het spontane INEOS-bos niet volledig binnen het havengebied zou gecompenseerd worden, vormt géén juridisch obstakel. Voor het Bosdecreet maakt het op zich niet uit waar de compensatie precies plaatsvindt.

Maar wanneer het gaat om strikt beschermde soorten, spelen bijkomende eisen. Want zowel de Europese Vogel- als Habitatrichtlijn stellen immers het beschadigen van nest- en voorplantingsplaatsen principieel verboden. Enkel bij hoge uitzondering kan hier van worden afgeweken. Maar ironisch genoeg lijkt men aan te nemen dat zo’n derogatie voor deze soorten niet nodig is. Het verdwijnen van 40 hectare pioniersvegetaties zou blijkbaar niet kwalificeren als een actuele beschadiging van een nest- of voortplantingsplaats van de hoger vermelde vogelsoorten. Zou het?

Via translocaties, de precieze timing van de werkzaamheden en habitatherstel probeert men dit juridische zwaard van Damocles te omzeilen. Maar recente beslissingen van het Europese Hof van Justitie tonen aan dat het recht niet zo plooibaar is. Zo oordeelde het Hof van Justitie in een arrest uit 2018 over een ontbossing in het bekende Poolse Bialowieza-woud dat enkel maatregelen die de vernieling van nesten en broedplaatsen van beschermde vogelsoorten voorkomen, effectief gelden als mitigatie. Eerdere Nederlandse rechtspraak oordeelde eerder al in die zin. Kan men hier wel spreken van waarachtige mitigatie?

Het Vlaamse Soortenbesluit beschermt overigens niet enkel effectief bewoonde nesten, maar ook nesten die jaar in jaar uit worden gebruikt door beschermde vogelsoorten.

Nog betekenisvoller is dat het Hof van Justitie het laatste jaar herhaaldelijk heeft beslist dat ook wanneer strikt beschermde soorten zich in door de mens bewoond gebied bevinden, deze hun beschermd statuut niettemin behouden.

Dat deed het recent nog in een zaak over een wolf die zich in een Roemeens dorpje begaf. Die kon enkel worden verplaatst mits men over een derogatie beschikte.

En ook de hamsterburchten van de bedreigde populatie wilde stadshamsters in Wenen bleven strikt beschermd, zelfs wanneer een projectontwikkelaar zich alle moeite ter wereld had getroost om het terrein zo weinig mogelijk geschikt te maken voor deze soort. Wanneer er een grote kans bestaat dat de soort naar deze locatie terugkeert, blijft het terrein in beginsel strikt beschermd.

Derogatie

De marsorder lijkt duidelijk: of strikt beschermde soorten nu voorkomen in ongerepte wildernis of in havengebied, het maakt in wezen niet uit. Het beschermingsregime geldt onverkort.

Dat is géén evidente conclusie. Want men kan enkel een derogatie voor Europees beschermde soorten verkrijgen mits een ‘dwingende reden van groot openbaar belang’ voorligt. Een private ontwikkeling valt hier in beginsel niet onder. Ook het INEOS-dossier lijkt op dit punt kwetsbaar.

A fortiori kan men zich de vraag stellen of een opgesplitste vergunningsaanvraag voor het bouwrijp maken van een terrein, in afwachting van de bouw van een propyleeninstallatie, de vernietiging van strikt beschermde leefgebieden kan rechtvaardigen. INEOS mag dan wel voorhouden dat zo’n benadering in voorliggende constellatie de redelijkheid zelve is, het is minder zeker of dit wel een nuttig precedent vormt voor andere zaken.

Want het zou erop neerkomen dat Europees beschermde natuur mag geslachtofferd worden in afwachting van onzekere projectontwikkelingen. In bepaalde gevallen zal het uiteindelijke project er misschien niet komen. Omdat het financieel verhaal niet rond geraakt. Omdat er nieuwe bezwaren opduiken. Maar voor de natuur is het in zo’n geval al te laat: die is onherroepelijk verdwenen. Het lijkt een weinig gelukkige invulling van de zorgplicht ten overstaan van Europese beschermde natuur. Maar is het recht misschien wel te strikt geworden voor dynamische havennatuur?

Bon sauvage

Welke kant het recht ook kiest, het INEOS-dossier toont de spreidstand aan van het hedendaagse natuurbehoudsrecht. Zonder het goed te beseffen, zijn we nog te vaak geneigd de toepassing van natuurbeschermingsregels te beperken tot klassieke natuurgebieden. Alsof onaangeroerde wildernis per definitie meer beschermenswaardig is dan de minder zichtbare stadsnatuur.

Het doet wat terugdenken aan Jean-Jacques Rousseau’s idee van ‘le bon sauvage‘, de nobele wilde die niet is gecorrumpeerd door de menselijke beschaving.

Maar bestaat die onaangeroerde wildernis nog wel in onze regio’s? Wolven die opduiken in Nederlandse polderdorpjes, Brusselse stadsvossen, Weense stadshamsters en Berlijnse everzwijnen zetten die benadering op z’n kop. Bepaalde flexibele soorten lijken het ironisch genoeg beter te doen binnen urbane gebieden. Onderzoek toonde al aan dat bepaalde muizensoorten specifieke genen hebben ontwikkeld om meer vet voedsel, bedoeld voor de mens, te verteren. Urban wildlife is here to stay.

Is daarmee gezegd dat deze natuur ecologisch gezien even waardevol is als natuur binnen reservaten? Neen. Maar het zijn vast nuttige extra’s in tijden van algemeen natuurverlies. Die zonevreemde natuur werpt nieuwe vragen op. Moet ons recht ook meer dynamisch worden om deze lastige catch 22 te vermijden? Want wie wil er nog terreinen laten verwilderen wanneer het later een lastige juridisch obstakel kan worden? Moeten we de soorten in industriegebied maar vogelvrij verklaren nu het toch gaat om dynamische soorten? Die kunnen vast wel nieuw stekje vinden? En primeert de economie op het einde van de rit?

Pietje de Leugenaars queeste voor de bescherming van z’n eigen jeugdherinneringen in de polders eindigde – spoiler alert – uiteindelijk in een feest met zijn eertijdse dorpsbewoners te midden van een verloren stukje natuur in het opgespoten havengebied. Wisten de makers van Terug naar Oosterdonk meer? Of was het een onbedoelde voorafspiegeling van de onwaarschijnlijke comeback van de natuur binnen de haven? Of eerder een ultieme requiem voor een klassieke visie op natuurbescherming die niet langer in touch lijkt met de nieuwe ontwikkelingen? Time will tell.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content