Belgische regering vindt Chinese wrevel over Lahbib ‘een zeer vervelende zaak’
Minister van Buitenlandse Zaken Hadja Lahbib (MR) weigert in te gaan op een discrete vraag van de Chinese ambassade om een interview terug te trekken dat zij gaf aan De Tijd. De Belgische regering vindt het een ‘zeer vervelende zaak’.
Hadja Lahbib waren bepaald geen wittebroodsweken gegund als nieuwe minister van Buitenlandse Zaken. De eerste weken na haar aantreden moest ze vooral de relaties met Oekraïne gladstrijken. Maar de ene trein verbergt weleens een andere. Zodra ‘operatie kalmeer Kiev’ ongeveer afgerond was, kon Lahbib de regie weer zelf in handen nemen. Begin oktober gaf ze een weekendinterview aan De Tijd. De insteek was nog altijd de oorlog in Oekraïne – ‘De oorlog eindigt als Rusland stopt met vechten’ – maar in tweede orde had ze het ook even over China. En net zoals ze eerder Oekraïne had weten te ontstemmen, gebeurde dat nu opnieuw met China. Op het eerste gezicht is wat ze zei niet wereldschokkend: ‘De Chinese aanwezigheid in onze havens baart me zorgen.’ Met die bekommernis staat Lahbib niet alleen. Wat ze eraan toevoegde, klonk wel afgewogen en genuanceerd: ‘We kijken aandachtig naar China, waarmee we een complexe relatie hebben. Het land is zowel een partner, een rivaal als een potentiële vijand.’
Dat was dus goed fout, zo blijkt nu uit diplomatiek verkeer dat uitlekte in verschillende media. China omschrijven als een ‘potentiële vijand’: die terminologie gebruiken EU-diplomaten niet, ze verkiezen ‘partner’, ‘competitor’ of ‘systemic rival’. Officieel is China voor de Europese Unie geen (potentiële) vijand – anders zou ze er ook niet zo veel handelsrelaties mee hebben en er nog voortdurend nieuwe mee aangaan. Mogelijk gaat het dus om een slip of the tongue van een nieuwe minister die nog niet goed de grens kent tussen diplomatieke verklaringen en eerder alledaagse spreektaal, ook al wordt die voortdurend gebezigd in een politieke, journalistieke of zelfs academische context. Maar afhankelijk van de context krijgen woorden of uitspraken dus een ander gewicht. Dat geldt ook voor de opmerking van Lahbib in hetzelfde interview: ‘U hebt ook gelezen hoe Chinese handelsschepen omgebouwd kunnen worden tot oorlogsschepen voor militair materieel.’ Dat kunnen media wel schrijven of waarnemers beweren, maar uit de mond van een minister klinkt dat in Chinese oren als lichtzinnig geroddel.
Dat was blijkbaar het oordeel op de Chinese ambassade in Brussel. Een Chinese diplomaat heeft de vraag gesteld of de minister haar interview in De Tijd niet wilde terugtrekken. Lahbib zou dus aan De Tijd moeten vragen om het interview onbeschikbaar te maken voor haar publiek. De woorden van de minister waren misschien ongebruikelijk, maar dat geldt ook voor deze démarche van de Chinese ambassade. Intussen is duidelijk dat Lahbib niet van plan is om in te gaan om die vraag.
In Belgische regeringskringen vinden ze het relletje ‘een zeer vervelende zaak’. China ís nu eenmaal een machtsfactor waarmee diplomaten van elk land rekening houden. Niet dat men in België geneigd is China te volgen. ‘Wij zijn China niet’, zegt een diplomaat die staat op zijn anonimiteit. ‘En in België behandelen we onze media ook niet zoals de Chinezen dat doen.’
Vraag blijft of Hadja Lahbib de betwiste uitspraken beter niet had gedaan, dan wel of ze ruggengraat toont door niet in te gaan op een vraag waarmee de Chinezen hoe dan ook buiten hun boekje gaan.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier