Yves Kabwe (City Pirates): ‘Wij leiden burgers op, geen profvoetballers’

Yves Kabwe

In een waaierige uithoek van Antwerpen-Linkeroever verricht jeugdwerker Yves Kabwe elke dag titanenwerk. Doorgaans ver weg van de spotlights, maar op Canvas kunt u nog enkele weken zien hoe Kabwe de jongens van voetbalclub City Pirates voorbij de valkuilen en wolfijzers van de kansarmoede coacht.

De cameraploeg van FC United: City Pirates maakte het zich maandenlang gemakkelijk langs de zijlijn van terrein 1 van City Pirates op Linkeroever, een stuk Antwerpen waar veel Antwerpenaren een oog voor dichtknijpen. Het resultaat is ongewoon eerlijke en onthullende documentaire televisie: de kijker zit het twintigtal jongens dicht op de huid en dringt ver door in de dode hoek van de Vlaamse media.

Sommige spelers dromen van een leven als profvoetballer, andere zoeken een plaats in de ploeg en de samenleving nadat ze betrokken waren bij nare zaken. Spijbelen, phishing, wapendracht, ontvoering en drugshandel: het zijn enkele van de dossiers die Kabwe op zijn bord krijgt. Flair heeft hij te over, maar vooral de toewijding en het engelengeduld waarmee Kawbe zijn spelers benadert, lijken soms niet van deze wereld.

We treffen Kabwe in zijn kantoor, een container, nadat zijn ploeg op een bitter koude zaterdagnamiddag een felbevochten 2-2 gelijkspel uit de brand heeft gesleept tegen angstgegner FC Merksem. Kabwe is 32 en werd geboren in Lumbumbashi. Hij was pas enkele maanden oud toen zijn vader een doctoraatsstudie aanvatte aan het Tropisch Instituut in Antwerpen. Na een tussenstop in het centrum van de stad belandde het gezin Kabwe Kazadi in een woontoren van 81 meter en 25 verdiepingen hoog.

Yves Kabwe: ‘Ernest Claesstraat, Linkeroever: meer was er niet nodig om de alarmen te laten afgaan. (lacht) Zelfs de andere kinderen van Linkeroever kregen van hun ouders te horen dat ze daar weg moesten blijven: “Daar woont fout volk.” Mijn jeugd was fantastisch: ik had mijn vrienden altijd dicht bij me, maar een jonge gast uit het Chicagoblok draagt sowieso een stempel op zijn voorhoofd.

‘Ik heb me lang afgevraagd hoe mijn vader als doctoraatsstudent genoegen kon nemen met dat krappe appartement. Pas wanneer ik zelf naar Congo ben gegaan, heb ik het begrepen. Toen zag ik van waar mijn ouders kwamen: de plattelandsdorpen op de grens met Zambia. Mijn grootouders hebben zich krom gewerkt om hun kinderen te laten studeren. Daarom waren mijn ouders content in het Chicagoblok, ook al hadden ze verdere stappen kunnen zetten. Terwijl mijn vader aan zijn doctoraat werkte, ging mijn moeder schoonmaken. Ze had ook een universitair diploma, iets met financiën, maar dat werd hier niet erkend. Later heeft ze Nederlands geleerd en een opleiding zorgkundige gevolgd. Ze werkt nu in een bejaardentehuis. Mijn ouders hebben zich uitgesloofd om ons te laten studeren, dat was hun belangrijkste doel. Al de rest kon hen gestolen worden.’

Ook het voetbal?

Yves Kabwe: (lacht) Zeker het voetbal: alles moest wijken voor de school.

Droomde u van een leven als profvoetballer?

Kabwe: Nee, nooit. Ik ben beginnen te sjotten omdat een Congolese jeugdwerker bij ons was komen aanbellen: ‘Het is belangrijk dat uw kinderen bewegen.’ Mijn ouders waren daar totaal niet mee bezig, ze hadden geen idee hoe ze daaraan moesten beginnen. Twee jaar heb ik bij een kleine club op de Luchtbal gespeeld, dan ben ik naar Sint-Anneke Sport gekomen. Die speelden hier op deze velden. Ik heb bij de miniemen A en B gespeeld en ben toen gescout door KSK Beveren. Toen ik mij ging uitschrijven in die betonnen barak hier achter mij, zeiden ze: ‘Als je vertrekt, moet je niet meer terugkomen.’

In mijn eerste jaar bij de U13 (jonger dan 13, nvdr) van Beveren zat ik meer op de bank dan me lief was. Wat doe ik hier toch, dacht ik. Maar vanaf de U17 had ik een trainer die in mij geloofde en mij alles liet spelen. Toen ik naar de U19 ging, schoof ik meteen door naar de beloften. Ik heb de omgekeerde weg afgelegd die veel spelers volgen: van de bank naar de basis. Toen kon ik een driejarig semiprofcontract tekenen, maar net dan is Beveren naar tweede klasse gezakt.

Ik heb in veel voetbalclubs gespeeld: qua omkadering, missie en beleving is City Pirates met geen enkele club te vergelijken. Anders was ik wel vertrokken, ik zit hier nu al acht jaar.

En intussen was u ook student?

Kabwe: (knikt) Ik heb een graduaat orthopedagogie gevolgd, daar leer je hoe je moet omgaan met jongeren die opgroeien in problematische situaties. Mensen helpen sprak me aan. Ik nam ook mijn eigen ervaring van de blokken mee, ik wilde werken met de gasten uit deze buurt. De job van opvoeder-begeleider is me op het lijf geschreven.

Toen ze mij in het eerste jaar vroegen waar ik stage wilde doen, zei ik: ‘In de jeugdgevangenis van Everberg.’ ‘Dat gaan we niet doen’, zei mijn leerkracht: ‘Dat is veel te heavy voor een eerstejaars.’ Ik heb uiteindelijk gewerkt met kinderen met een mentale en fysieke beperking, en later in een tehuis voor volwassenen met een beperking. Daar heb ik een groot inlevingsvermogen aan overgehouden. Voor ons is alles heel evident en logisch, maar mensen met een beperking hebben veel meer tijd nodig om ergens toe te komen. Toen heb ik begrepen dat je met geduld en begrip de beste resultaten boekt. Die ervaringen komen me hier nog altijd van pas.

Hoe bent u bij City Pirates beland?

Kabwe: Via Paul Beloy (ex-profvoetballer, nvdr). Hij wist dat de voorzitter hier met een nieuwe ploeg was begonnen.

Ik heb uw voorzitter, Michel Pradolini, twee jaar geleden lang gesproken: wat een bijzondere man. Hij is begonnen als koksmaatje op de lange omvaart, maakte vervolgens fortuin met een maritiem cateringbedrijf en besteedt zijn geld nu nuttig bij City Pirates.

Kabwe: Een echte idealist, een man met het hart op de juiste plaats. Als je hem weghaalt, staan 1400 spelers op straat, plus alle vrijwilligers en alle mensen voor wie hij zorgt zonder dat we het weten.

Het is een bijzondere club.

Kabwe: Bij City Pirates is de sociale werking minstens even belangrijk als het sportieve beleid. Ik heb in veel voetbalclubs gespeeld: qua omkadering, missie en beleving is City Pirates met geen enkele club te vergelijken. Anders was ik wel vertrokken, ik zit hier nu al acht jaar.

U was erg jong toen u begon.

Kabwe: 24, en ik wist niks van het leven. Ik heb ook serieus op mijn bakkes gekregen. Als ik op huisbezoek ging en uitlegde dat het zus en zo moest, kreeg ik als antwoord: ‘En wie ben jíj? eigenlijk?’ Zo was er ’s een man die amper kwam kijken naar zijn zoon, maar die wel geregeld kritiek had op de club. ‘Als je ’s wat vaker komt kijken,’ zei ik hem ooit, ‘zou je je zoon beter kennen.’ Die man heeft mij toen heel terecht op mijn plaats gezet: ‘Weet jij eigenlijk wel wat ik allemaal moet dóén om mijn zoon te laten voetballen?’ Dat was een keiharde les, maar anderzijds: vanaf die discussie is hij veel vaker komen kijken naar zijn zoon.

Intussen bent u coach van de gewestelijke reserven.

Kabwe: Ik werkte al een jaar of zes voor de club toen ik tegen onze voorzitter zei dat wij veel moeite doen voor onze jongeren tot ze zeventien, achttien zijn, en dat we vanaf dan grip verliezen. En dan zijn ze wég, voor altijd. Toen heb ik die reserveploeg voorgesteld en gezegd dat ik zelf kandidaat was om die ploeg te coachen. Tot ergernis van de voorzitter, die vond dat ik al te veel hooi op de vork nam. Maar ik heb hem letterlijk gesmeekt om het een kans te geven. Gelukkig zag hij ook heel snel de resultaten.

Met welke problemen krijgt u zoal te maken?

Kabwe: Wat de kijker ziet in FC United is het tipje van de sluier. We kunnen veel niet tonen, omdat het delicaat is, wegens GDPR-toestanden maar ook omdat er vaak nog strafrechtelijke onderzoeken lopen.

Dat tipje van de sluier is ook niet bepaald min: neem Lasana, die in de eerste aflevering honderduit vertelt over zijn avonturen in criminele milieus. Hij zat in de cel, werd ontvoerd en werd dan nog ’s opgepakt omdat hij rondreed met verboden wapens in de auto.

Kabwe: Dat verhaal konden we openlijk vertellen, omdat de zaak afgerond was. Recenter hadden we een dossier over tienerpooierschap. We zagen dat een van onze spelers het moeilijk had. Toen we navraag deden, bleek dat iemand uit zijn entourage tot over de oren in een netwerk zat. De speler zelf werd niet verdacht, maar om hem te helpen moesten we die shit wel oplossen. Ons werk houdt niet op bij de spelers zelf: soms moeten wij hun gezinsleden of vrienden helpen om onze spelers te helpen. Zoals toen. Dat was een heel moeilijk dossier, waarbij we nauw contact hielden met de instanties en de advocaten. Een van die advocaten maakte tijdens de pleidooien een van de mooiste complimenten die wij ooit kregen: ‘Gelukkig zijn de hulpverleners van City Pirates er nog.’

U gaat zelfs mee naar de rechtbank?

Kabwe: (knikt) Wij doen alles wat nodig is. Soms zijn wij beter op de hoogte dan de advocaten, soms komen wij sneller aan de juiste documenten. Omdat wij veel dichter bij de families staan.

In een ander dossier was een jeugdspeler van ons – veertien jaar oud – betrokken bij een jeugdbende. Die gast liep op school rond met (houdt vingers dertig centimeter uiteen) zúlke messen. We hebben toen alles uit de kast gehaald: ik heb samen met de voorzitter uren op die jongen ingesproken, we hebben de school en zijn familie erbij betrokken, maar uiteindelijk voelden we dat die jongen eerst met zijn kop tegen de muur moest lopen. Hij zit nu vast voor bendevorming en verboden wapendracht. Maar onze jeugdwerkers houden altijd contact, ze bezoeken hem in de jeugdgevangenis en begeleiden hem tijdens zijn verloven. We laten niemand los.

Hoeveel sociale werkers heeft City Pirates in dienst?

Kabwe: Zeven, voor 1400 spelers. Dat is niets, wij zijn chronisch bekaf. (lacht) Al onze afdelingen liggen in zware buurten. Op de Dam en in Deurne ontploften er op een gegeven moment granaten langs alle kanten. Op Linkeroever was er een geweldig probleem met een drugsnetwerk. Onze sterkte is dat we overal een voet binnen de deur hebben, wij leven tussen de mensen en de mensen kennen ons. En wij kennen geen uren. Als iemand ons belt, stappen wij op de fiets of op de tram. Overdag kun je ons vinden in de scholen en in de rechtbank. En om vijf uur begint ons werk pas echt: dan druppelen de jongens en meisjes hier binnen voor de huiswerkklassen en de training. Dan komen de echte problemen naar boven. Ik doe het licht meestal pas uit om tien uur.

Wat zijn die echte problemen?

Kabwe: Neem Badr, uit de derde aflevering. Hij komt naar mij en doet ineens een verhaal over een brandstichting: ‘Ik heb er echt niks mee te maken, coach.’ Maar hij had wel een brief gekregen van de verzekering van een tegenpartij: hij moest 13.000 euro ophoesten, asap. Maar zijn ouders wisten niet tot wie ze zich moesten richten. Dan werken wij ons een week lang uit de naad, want als op zo’n ogenblik niemand Badr helpt, komt hij niet voetballen. Dan zegt hij: ‘Ik heb (tikt op tafel) nu 13K nodig.’

Desnoods gaat hij dealen?

Kabwe: Desnoods gaat hij eender wát doen om die 13K te vinden. Deze week had een jongen direct 1000 euro nodig voor een advocaat. Dan zijn wij er als club, en dan maken wij een overeenkomst voor een renteloze lening. Waarbij we er wel op toezien dat ze dat bedrag zo snel mogelijk terugbetalen in schijven. Als een familie het schoolgeld niet kan betalen, schiet de club voor.

Intussen gaan de donkere jongens uit eten met de Marokkaanse jongens. Het is een familie, maar ik heb eerst heel wat barrières en vooroordelen moeten afbreken.

Ik kijk met veel bewondering naar hoe u met uw jongens omgaat: u spreekt ze bij momenten streng toe, durft al ’s te roepen, maar nooit stelt u zichzelf boven hen. U dringt tot hen door, en ze respecteren u.

Kabwe: In mijn gezin werd altijd open gecommuniceerd en dat probeer ik mee te nemen in mijn werk. Maar roepen doe ik zelden. Langs de zijlijn wel, maar in de kleedkamer, tijdens huisbezoeken of tijdens individuele gesprekken ben ik veel zachter. Dat heb ik wel moeten leren.

U praat in elk geval zonder meel in de mond: in de eerste aflevering zag ik u fulmineren omdat uw donkere spelers ‘altijd te laat komen’, en de Marokkaanse jongens ‘altijd ruzie maken’.

Kabwe: Ik noem een kat een kat. Ik zie toch ook met mijn eigen ogen wat er gebeurt? Op een gegeven moment waren we hier aan het opwarmen voor de training, en zeg ik: ‘Eén groep links, en een andere groep rechts.’ En hopla: al mijn Maghrebijnse spelers naar één hoek, de donkere spelers naar de andere. ‘Kijk nu ’s naar elkaar’, riep ik, en toen zag je ze echt schrikken: Oei! (lacht) Dat lijken misschien details, maar als je daar geen aandacht voor hebt, blijven ze uit elkaar groeien. Intussen gaan de donkere jongens uit eten met de Marokkaanse jongens. Het is een familie, maar ik heb eerst heel wat barrières en vooroordelen moeten afbreken. Dit is de maatschappij in het klein, hè: wij zijn mensen onder elkaar en denken soms ook in clichés.

Hoeveel spelers van de categorie blanc, blonde, belge spelen hier?

Kabwe: Niet genoeg, ik kan ze op mijn twee handen tellen en ik vind dat doodjammer. We worden daardoor nog altijd gezien als ‘een ploeg van buitenlanders’. Kom erbij, kan ik alleen maar zeggen: hoe meer wij de samenleving weerspiegelen, hoe beter dat is voor iedereen.

Beledigingen

Had u veel ploeggenoten met een migratieachtergrond toen u bij Beveren speelde?

Kabwe: Tot de U17 was ik de enige donkere jongen: toen is Sidi erbij gekomen, een jongen van gemengde origine. Bij de U19 speelden er een Marokkaanse en een Surinaamse jongen in mijn ploeg. Als je dat vergelijkt met City Pirates vandaag is dat een andere wereld.

Mijn eerste maanden bij Beveren waren zwaar: ik ben aangevallen door een groepje skinheads dat me opwachtte aan de bushalte: ‘Wat kom jij hier doen, bamboelip? Beveren is van ons.’ Ik heb moeten vechten om naar de training te kunnen gaan, waar ik huilend ben aangekomen: ‘Droog uw tranen en trek het u niet aan.’ Meer woorden werden er niet aan vuilgemaakt. Veel jongens hebben afgehaakt, maar ik heb volgehouden omdat ik het zo graag deed.

Werd u op het veld ook geconfronteerd met racisme?

Kabwe: Vooral als we in West-Vlaanderen of de Kempen speelden: daar was zwarte piet een klassieker, maar op den duur hoorde ik dat zelfs niet meer.

Was u hier in Antwerpen bespaard gebleven van racistische beledigingen?

Kabwe: Nee. Toen ik een jaar of elf was – ik fietste van school naar huis – hield een meisje van mijn eigen leeftijd me tegen: ‘Wat doe jij hier?’ Ik was mij van geen kwaad bewust: ‘Ik kom van school.’ ‘Neenee, bananenvreter: wat doe jij in ons lánd?’ Mijn moeder heeft mij die namiddag moeten uitleggen wat racisme is, ik heb me toen pas gerealiseerd dat ik anders werd bekeken.

Bent u ooit in de verleiding gekomen om van het rechte pad af te wijken?

Kabwe: Nee, maar het had perfect gekund: toen ik 16, 17 was, zijn mijn beste vrienden opgepakt voor gewapende overval. Op die leeftijd wil iedereen wat geld verdienen, maar vakantiewerk was voor ons gewoon niet evident: wij wisten niet hoe je een cv moet maken. En dus hadden mijn vrienden er niet beter op gevonden dan wat nachtwinkels binnen te vallen om toch maar aan centen te komen.

Waarom bleef u thuis?

Kabwe: Omdat ik voetbalde. Voetbal was mijn redmiddel. Als je voetbalt, ga je maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag trainen. Als je dan thuiskomt, doe je je huiswerk en ben je (laat vinger langs de keel glijden) te moe om nachtwinkels te overvallen. Als je níét voetbalt, ben je om half vier klaar met school en heb je zeeën van tijd om je te vervelen.

Daarmee begint het: verveling?

Kabwe: Natuurlijk. Wij organiseren niet alleen huiswerkbegeleiding om jongens en meisjes te helpen tegen schoolachterstand, het is ook een manier om controle uit te oefenen. Als iemand niet komt opdagen voor de huiswerkklas, gaat er een rood lichtje branden. Ik ben al jongens van de straat gaan halen: ‘Ik verveel mij.’ Op weekdagen, hè: dat is het begin van veel problemen. Daarom hameren wij zo op structuur. Op wedstrijddagen moeten onze jongens zo vroeg mogelijk op de club zijn, we eten zelfs samen. Zo houden we ze een halve dag van de straat, en dat is een halve dag waarop veel kan gebeuren. Elk uur dat ze doorbrengen op de club is een veilig uur. En we eten niet alleen samen: ze kunnen hier ook terecht als ze moeten studeren of als ze een film willen zien.

Wij hebben een wachtlijst van 700 mensen: dat toont dat de nood heel hoog is. Voor City Pirates naar Linkeroever kwam, was hier lange tijd geen enkele club. De criminaliteit ging door het dak, omdat er niks te doen was: dat dreigde hier The Bronx te worden. In het begin konden we onze jeugdtrainers niet aan ons binden: ‘Jij denkt toch niet dat wij hier voor 80 euro per maand komen werken als wij op straat 1200 euro kunnen verdienen door gewoon op de uitkijk te staan?’ Nu blijven die jongens wél bij ons, en de criminaliteit is enorm gedaald.

U weet zeker dat er een verband is?

Kabwe: Wij zien nu pas, na acht jaar, dat onze aanpak aanslaat. In mijn ploeg zit iedereen die nog geen werk heeft in zijn laatste jaar. Dat is een geweldig succes: er was een enorm probleem met schooluitval. Maar we zien dat onze jongens nu doorduwen tot het einde. Zelfs degenen die in de uitzending al ’s agressief uit de hoek komen, zoals Ismaël, die bijna zijn diploma tso beet heeft. Badr studeert, Haroun en Kemuel ook. Sommige jongens staan hier te huilen als ze slechte punten hebben. Dat is de enige doelstelling van City Pirates: wij willen geen profvoetballers opleiden, maar burgers. Als ze ook nog ’s goed kunnen sjotten: tant mieux.

Hoever gaan jullie om jullie jongens en meisjes aan boord te houden? Er komt toch altijd een point of no return?

Kabwe: Wij gaan ver. Heel, heel, heel ver. Op een bepaald moment was er een jongen, zeventien jaar oud, die bakken geld verdiende, ook weer met phishing. Ik had die gast hier van jongs af aan zien opgroeien, het is pijnlijk als je zo iemand ziet afglijden. Toen we beseften dat we niet tot hem doordrongen, zijn we hem gaan afzetten aan de deur van het commissariaat. Een ongelofelijk pijnlijk moment, je kunt je dat niet voorstellen: hij was woest, hij riep dat hij ons haatte. Maar die jongen is twee jaar geleden wel teruggekomen en studeert nu aan de universiteit. Als ik altijd pleit voor engelengeduld, zeg ik dat niet zomaar.

U wordt zowel met het schone als het lelijke in de mens geconfronteerd: hoe zorgt u ervoor dat u niet cynisch wordt?

Kabwe: (schudt beslist het hoofd) Gaat niet gebeuren. Daarvoor hebben mijn ouders mij iets te vaak ingeprent: niet alle blanke Belgen zijn zoals die skinheads uit Beveren of zoals dat meisje dat jou ‘bananenvreter’ noemde. Ik heb ook al gekleurde mensen slechte dingen zien doen. Een mens is een mens.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content