Wouter Beke verdedigt ‘moedige midden’ in openingscollege UGent
‘Geen oneliners’, orakelde Wouter Beke aan het begin van zijn college. Dat was niet alleen een waarschuwing aan de studenten in de aula, maar ook een samenvatting van zijn betoog: demagogische, populistische uitspraken halen alle dagen de pers en sociale media, maar zijn niet noodzakelijk de juiste antwoorden op de maatschappelijke uitdagingen.
Naar een intussen twaalf jaar durende traditie nodigde UGent-politoloog Carl Devos opnieuw een toppoliticus uit om de kersverse studenten politicologie toe te spreken. CD&V-voorzitter Wouter Beke mocht dat al voor de tweede keer doen. Door de uitgebreide media-aandacht een groot en belangwekkend podium, zeker met de verkiezingen van 2018 in zicht.
Devos wierp Beke meteen een pijnlijke vaststelling voor de voeten. Verkiezingen in onder meer Duitsland, Frankrijk, en Nederland hebben de macht van de klassieke machtspartijen uit elkaar getrokken. ‘In veel landen, elk met hun eigen kiesstelsel, hebben klassieke partijen het moeilijk – ook centrumpartijen.’ In eigen land tonen zowel de laatste verkiezingen als de recentste peilingen dat CD&V misschien niet meer de brede volkspartij is die ze ooit was, ook al heeft de partij wel die ambitie.
‘U weet aan welke kant van de breuklijn wij staan.’
Wouter Beke
Het antwoord van Wouter Beke, volgens Devos ‘de voornaamste ideoloog van zijn partij’, is niet in een hashtag te vatten, ook al omdat Beke een grote omweg nam om bij de Wetstraat van vandaag uit te komen. Twee jaar geleden veegde N-VA-voorzitter Bart De Wever hier de vloer aan met de Conventie van Genève, Wouter Beke doceert liever over Samuel Huntington, Francis Fukuyama en ‘het Rijnlandmodel: de sociaal-gecorrigeerde markteconomie en de gesubsidieerde vrijheid.’
Via de val van de Berlijnse muur, de nineties-ideologie van het ongeremde neoliberalisme, en de dubbele schok van de bankencrisis en de aanslag op de Twin Towers kwam Beke uiteindelijk uit bij een voor hem cruciale uitdaging van onze tijd: de identiteitsbeleving, ‘een verhaal van rechten en plichten’. Om daar een adequaat antwoord op te formuleren, is een duidelijke maatschappijvisie nodig, klonk het. ‘Als je daar niet uit vertrekt, kom je al snel uit bij een populistisch discours van links of rechts, waarbij heel gemakkelijke antwoorden worden gegeven die achteraf heel vals blijken.’ Hij had het over Nigel Farage, over Donald Trump, maar ook ‘de Paul Magnettes van deze wereld. De CETA-discussie, herinner je je die nog? Waarbij men in Wallonië blijkbaar banger was om goederen in te voeren uit Canada en naar daar uit te voeren, dan om wapens naar Saoedi-Arabië te sturen.’
Beke bediende zich van het betere ellebogenwerk om langs linker- en rechterzijde de al te makkelijke boutades van de dagjespolitiek aan de kant te schuiven. Wanneer de oppositie de regering verwijt aan sociale afbraak te doen, herinnert hij aan de 11 miljard euro aan bijkomende sociale uitgaven in deze legislatuur. Over de pensioenen, en de problemen van de arbeidsmarkt: ‘Wie gelooft er dat we dat gaan oplossen door maar 30 uur te werken, of door de pensioenleeftijd weer omlaag te halen, zoals Di Rupo zegt?’
Voor zijn coalitiepartners was Beke evenmin mals, al drukte hij zich dan een stuk minder ad hominem uit. De keuze om vanuit de overheid veel geld te blijven investeren in onderwijs, contrasteerde hij met het privaat betaalde maar peperdure Britse onderwijssysteem. ‘We discussiëren veel over ons overheidsbeslag. Dat is te groot, en we moeten dat naar omlaag halen. We kunnen dat onmiddellijk doen, met vele procenten, als we beslissen ons onderwijs niet meer met publieke middelen te financieren. Maar dan gaan we niet langer een van de beste onderwijssystemen volgens de OESO hebben.’
De keuze om wel veel publiek geld in onderwijs te pompen is met andere woorden ‘een duidelijke ideologische keuze. Ook dat is Vlaamse identiteit. Dat is voor mij zelfs een van de kernpunten van de Vlaamse identiteit.’ Een subtiele tik richting N-VA, die van Vlaamse identiteit een kernthema voor de volgende verkiezingen heeft gemaakt.
Lokroep van het populisme
Ook met een reeks andere maatschappelijke problemen ‘heeft de rechterzijde het moeilijk’, zo maakte Beke het bruggetje naar het werk van CD&V-Justitieminister Koen Geens – van de mogelijkheid tot het afnemen van de nationaliteit over het Kanaalplan tot de screening van moskeeën en de hervorming van de strafwet. Dat een aantal van die hervormingen voor een groot deel op het conto van coalitiepartners geschreven mogen worden, liet Beke bij wijze van retorisch trucje even achterwege.
Snedig werd Beke pas echt wanneer hij de wrijving tussen CD&V en N-VA, die doorheen het hele betoog tussen de lijnen sloop, meer naar de oppervlakte liet komen. Hij greep terug naar het beeld van Aylan, het jongetje dat levenloos op het strand lag na een misgelopen overtocht van migranten die Europa wilden bereiken. ‘Sommigen spraken daarover als migrantenstromen die op ons afkwamen,’ zei Beke ontgoocheld. Waarna hij een tweet opdiepte van N-VA’er Louis Ide, die op Twitter de moord op een Franse priester in de schoenen van de Duitse bondskanselier schoof: ‘wir schaffen das @merkel’.
De ‘lokroep van het populisme’, zo noemde Beke de verruwing en de hashtag-politiek van de Wetstraat. ‘Wat u van mij niet zal gedaan krijgen, is dat ik de manier waarop wij naar mens en samenleving kijken, zal veranderen om aan dit soort lokroepen een antwoord te geven.’ Om te besluiten: ‘U weet aan welke kant van de breuklijn wij staan.’
Wat Wouter Beke zelf net niet over de lippen kreeg, werd hem naderhand door een alerte student in de mond gelegd: ‘Vindt u niet dat Theo Francken erover gaat?’ Beke probeerde de vraag even te ontwijken, lachte eens schamper, en bekende kleur. ‘Dat is waar.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier