Ann Peuteman
‘Winteropvang voor daklozen is niets meer dan een doek voor het bloeden’
Over een paar weken sluit de daklozenopvang in de meeste Vlaamse steden. ‘Honderden mensen zijn dan weer op de straat aangewezen’, schrijft Knack-redactrice Ann Peuteman. ‘Schandalig vinden we dat, en terecht. Maar niemand lijkt zich echt af te vragen hoe ze daar in godsnaam zijn kunnen terechtkomen.’
Het is bijna lente en dus sluit de winteropvang voor daklozen straks in de meeste steden. Als het warmer wordt, hoeven burgemeesters niet meer te vrezen dat de een of andere dakloze doodvriest op hun grondgebied. Het hele jaar door opvang aanbieden, zien de meesten niet zitten. Het aanzuigeffect, weet u wel. Stel je voor dat daklozen uit het hele land in dichte drommen naar een stad afzakken omdat daar een paar bedden te geef zijn. Of nog erger: vluchtelingenstromen. Nochtans is het niet omdat het niet meer vriest dat mensen zonder adres geen behoefte meer zouden hebben aan een veilig bed, medische zorgen, een wekelijkse douche en een warme maaltijd op zijn tijd.
Winteropvang voor daklozen is niets meer dan een doek voor het bloeden
De voorbije winter hebben daklozen een gezicht gekregen in het Vier-programma Project Axel, waarin Axel Daeseleire 10.000 euro mocht weggeven aan vijf daklozen. Vervolgens sprongen allerlei media op die gecontesteerde kar door (ex-)thuislozen hun schrijnende verhaal te laten doen. Vreemd genoeg lijken nogal wat mensen daar vooral uit onthouden te hebben dat veel daklozen zo van hun vrijheid genieten dat ze steigeren als hun een dak met bijhorende structuur wordt opgedrongen. Alsof het allemaal vrijbuiters zijn die bewust voor een leven aan de rand van de maatschappij hebben gekozen.
De waarheid is dat haast alle mensen zonder adres door een ongelukkige keuze of een overdonderende tegenslag in een neerwaartse spiraal zijn gedonderd die hen uiteindelijk op straat heeft doen belanden. Het is pas als ze daar lange tijd hebben moeten leven dat sommigen niet meer naar de doordeweekse samenleving terug willen of durven. Omdat ze die zo zijn ontwend dat ze zich er niet meer thuis voelen.
Natuurlijk zijn er – ook buiten de barre wintermaanden – heel nobele initiatieven opgezet om mensen zonder adres op de een of andere manier bij te staan. Van gaarkeukens tot doktersposten en lockers waarin ze hun spullen veilig kunnen opbergen. Maar dat blijven natuurlijk goedbedoelde (en bijwijlen bijzonder mediagenieke) doeken voor het bloeden. De echte vraag die we ons moeten stellen, is hoe al die mensen op straat zijn kunnen belanden. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat ze zo’n spiraal helemaal tot de bodem afglijden zonder dat iemand hen halfweg opvangt? ‘Het kan ieder van ons overkomen’, zei een hulpverlener in Project Axel. Dat zal wel kloppen, maar meestal niet van vandaag op morgen. In de meeste gevallen is er genoeg tijd om in te grijpen voor iemand zo diep zit dat hij amper nog uit de put te sleuren valt.
Op 31 december 2010 trok ik met fotografe Lies Willaert naar Oostende om er voor Knack een reportage te maken over dakloosheid. Eerst in het station, waar de sigaretten die we uitdeelden de lippen danig losmaakten, daarna op het geïmproviseerde oudejaarsdiner in de daklozenopvang en tegen het nieuwe jaar aan in een verkommerd herenhuis dat een plaatselijke weldoener daklozen ter beschikking stelde. Sommigen vertelden honderduit. Over de geneugten van slapen op het strand, over een zoon in Engeland die bulkte van het geld, over liederlijke levens vol vrijheid, kameraadschap en drank. Maar naarmate de avond vorderde, veranderde de toon en ging het over verloren geliefden, frauduleuze faillissementen, dode kinderen en vernietigende verslavingen. Voor geen van hen was clochard worden een jeugddroom.
Vier van de mensen met wie we die avond spraken, zijn er ondertussen niet meer. Daar heeft geen winteropvang iets aan kunnen verhelpen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier