Wim Van Lancker (KU Leuven): ‘De arbeidsdeal van Michel I duwt nog meer mensen in de armoede’
De hervorming van de werkloosheidsuitkeringen moet de laatste belangrijke beleidsdaad zijn van de regering-Michel. Maar stelt ze ook iets voor, of is het veel gedoe om niets, zoals professor Wim Van Lancker (KU Leuven) uitlegt aan Knack? En wat zou er dan wél moeten gebeuren?
Op 23 juli kreunde het land onder een hittegolf. Terwijl de koffers klaarstonden om op reis te vertrekken, slaagden de topministers van de federale regering erin om een ‘arbeidsdeal’ af te sluiten. Daarmee willen ze meer mensen aan het werk krijgen. Sleutelidee: de uitkering voor werklozen wordt de eerste maanden verhoogd, maar daarna sterk afgebouwd.
Alvast één iemand was daar bijzonder blij om: arbeidseconoom Stijn Baert (UGent). In april had hij in Knack letterlijk gezegd: ‘Mij lijkt het veel slimmer om aanvankelijk een wat hogere werkloosheidsuitkering dan nu uit te keren, zodat men met hetzelfde levenscomfort kan uitkijken naar een nieuwe, duurzame job. Na enige tijd zou ik die uitkering dan feller laten dalen dan vandaag het geval is, zodat de werkloze geprikkeld wordt om zijn zoektocht op te drijven.’
En net dat had de regering-Michel tijdens die zwoele zomernacht beslist: vanaf begin 2019 komt er ‘een versterkte degressiviteit van de uitkeringen’, zoals dat in het jargon heet. Deze arbeidsdeal is zowat de laatste belangrijke beleidsbeslissing van de regering-Michel.
Als je 100 euro verdiende toen je nog werk had, val je terug op 64 euro als je werkloos bent.
Vervolgens vertrok iedereen op vakantie en werd het vrij stil. Tot vorige week zestien economen in De Standaard een opiniestuk schreven onder de kop ‘Uitkeringen zijn geen spelletje hoger/lager’. Ronkende namen als André Decoster (KU Leuven), Frank Vandenbroucke (Universiteit van Amsterdam) en Johannes Spinnewijn (London School of Economics) formuleerden daarin ernstige bedenkingen bij de geplande hervorming van de werkloosheidsuitkeringen. Ze betwijfelden niet alleen of een dalende uitkering mensen zal aanzetten om werk te zoeken, ze zeggen ook dat met de hervorming een van de basisdoelstellingen van het werkloosheidsstelsel wordt uitgehold, ‘namelijk mensen verzekeren tegen inkomensverlies’. Sterker nog, ze opperen dat het een goed idee zou zijn om de uitkeringen te laten stijgen naarmate men langer werkloos is. Net het tegenovergestelde dus van de ideeën van Stijn Baert en wat de regering-Michel van plan is.
Intussen werkte professor Wim Van Lancker in Leuven aan een eigen analyse van de arbeidsdeal. Ze zal later deze maand in het blad SamPol verschijnen, maar hij wil zijn evaluatie nu al aan Knack vertellen. Van Lancker bestudeerde jarenlang armoede en ongelijkheid aan het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck (UAntwerpen). Vorig jaar werd hij hoogleraar aan de KU Leuven. ‘Het uitgangspunt van Baert en de regering is correct’, zegt Van Lancker. ‘Er bestaan heel veel studies uit verschillende landen die aantonen dat mensen sneller werk vinden als ze een lagere uitkering krijgen of dreigen te krijgen. Maar de zestien economen die daar vraagtekens bij plaatsen hebben ook een punt: de werkloosheidsuitkering is een verzekering tegen inkomensverlies, en als je die uitkering afbouwt, duw je die mensen in de armoede.’
En dus, zegt Van Lancker, zit je met een spanning: ‘De uitkeringen moeten laag genoeg zijn opdat werklozen geprikkeld worden om werk te zoeken, maar ze moeten ook hoog genoeg zijn zodat ze nog zorgen voor een behoorlijk inkomen.’ Hij is er geen voorstander van om de werkloosheidsuitkeringen te verhogen naarmate men langer werkloos is, ‘want dan neem je de prikkel weg om werk te gaan zoeken’. Maar hij heeft het er ook moeilijk mee dat de werkloosheidsuitkeringen bij ons fel zouden verminderen als men langer werkloos is, ‘want de Belgische werkloosheidsuitkeringen zijn al bijzonder laag’.
Werkloosheidsvergoeding: hoeveel % van het laatste loon? p>
Wie in Denemarken werkloos wordt, krijgt de eerste 24 maanden nog 100% van zijn of haar laatste loon. De volgende 36 maanden valt hij of zij terug op 67 procent. In België begin je tegen 64 procent, en zakt de vergoeding veel geleidelijker naar 53 procent. p>
Niet genereus
Van Lancker tokkelt op zijn laptop en tovert enkele OESO-statistieken tevoorschijn. ‘Laten we eens kijken naar de nettovervangingsgraad: hoeveel je van je laatste inkomen ontvangt nadat je werkloos bent geworden. Dat hangt onder meer af van je gezinstype. Voor een koppel waar één iemand werkt tegen een gemiddeld loon ligt de nettovervangingsgraad, dus na belastingen en inclusief kinderbijslag, bij het begin van de werkloosheid op 64 procent. Concreet: als je 100 euro verdiende toen je nog werk had, val je terug op 64 euro als je werkloos wordt. Dat is niet genereus, en het ligt lager in vergelijking met landen zoals Nederland, Duitsland en Denemarken. En dat geldt voor alle gezinstypes, en het maakt ook niet uit of je werkte tegen een minimumloon of een hoog loon: de vervangingsgraad is bij ons altijd erg laag.’
Maar hoe evolueert de nettovervangingsgraad als je langdurig werkloos bent? Van Lancker toont een andere grafiek: ‘De vervangingsgraad daalt bij ons minder sterk dan in veel andere landen. Je ziet duidelijk dat bijvoorbeeld in Nederland en Denemarken de vervangingsgraad veel feller zakt, maar men vertrekt daar ook van veel hogere cijfers. In Denemarken lijd je als werkloze twee jaar geen verlies, maar dan val je terug naar 67 procent. Dat ligt nog altijd een stuk hoger dan bij ons, want na twee jaar werkloosheid heb je bij ons een vervangingsgraad van 57 procent.’
Van Lancker wijst er ook nog op dat de regering-Di Rupo de werkloosheidsuitkeringen voor langere werklozen al verminderde vanaf 2012. Dat deed de armoede toenemen. ‘De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven berekende dat het armoederisico door de versnelde degressiviteit die beslist werd door Di Rupo met 7 procentpunt toenam’, zegt Van Lancker. ‘Vandaag ligt het armoederisico voor langdurig werklozen boven de 50 procent. Het laat zich raden dat een verdere verlaging van de werkloosheidsuitkering voor langdurig werklozen nóg meer mensen in de armoede zal duwen.’
50% van de werklozen loopt het risico in de armoede te belanden.
Nog geen bedragen
Precies het armoedeprobleem komt volgens Van Lancker te weinig aan bod in het debat. Als je de uitkering in het begin van de werkloosheid verhoogt, zoals de regering-Michel van plan is, zal dat natuurlijk geld kosten. Van Lancker: ‘De regering wil dat de hervorming geen geld kost én ze wil de armoedecijfers niet verhogen. Dat lijkt me een onmogelijke opdracht.’
De regering-Michel wil de plannen vanaf begin 2019, dus over drie maanden, uitrollen. Maar er zijn nog geen concrete cijfers bekend van hoeveel hoger de uitkeringen in de eerste zes maanden zullen zijn, en hoeveel ze daarna zullen dalen. Minister van Werk Kris Peeters (CD&V) moet in november een concreet voorstel op tafel leggen. Ook is onduidelijk of de hervorming meer mensen aan het werk zal helpen, wat toch de ultieme doelstelling is. Stijn Baert is ervan overtuigd dat er zo meer mensen aan de slag kunnen gaan, ‘maar of er nu 12.500 of 6250 banen bijkomen, zoiets valt eigenlijk niet te voorspellen’.
Van Lancker begrijpt dat, maar wat hij minder begrijpt is dat ‘niemand ondertussen al becijferd heeft of de degressiviteit die de regering-Di Rupo zes jaar geleden invoerde jobs heeft opgeleverd. Daar hebben we geen idéé van. Het had ons tenminste een indicatie kunnen geven of de operatie die de regering-Michel nu wil doorvoeren meer mensen aan het werk zal helpen. Ach, in dit land komt er nauwelijks beleid tot stand op basis van ernstige evaluaties en analyses.’
De fundamentele kritiek van Van Lancker is hard: deze hervorming is veel gedoe om niets. ‘Er is nu al een groot financieel verschil tussen werken en werkloosheid. De voorbije decennia zijn er talrijke hervormingen geweest die de netto-inkomens van de werkenden hebben verhoogd, zoals de werkbonus, en die de werklozen meer moesten prikkelen om werk te zoeken, zoals de ingreep van Di Rupo. De prikkel om werk te zoeken is nu dus al bijzonder groot. En dan kondigt de regering-Michel met veel bombarie een akkoord aan over verdere degressiviteit van de uitkeringen, maar die kan maar heel beperkt zijn, omdat de operatie budgetneutraal moet zijn én men de armoede niet wil verhogen. Denken ze nu echt dat je meer werklozen aan het werk krijgt door de prikkel nog een klein beetje te vergroten? Nee, het is ongepast om te doen alsof dit dé grote oplossing is voor de problemen op de arbeidsmarkt. Dit zal weinig uithalen. Over enige tijd zullen we zeggen: waar hebben we ons toen druk over gemaakt?’
Beperken in de tijd
En wat met de discussie over de beperking van de werkloosheid in de tijd? België is nog het enige land waar dat niet het geval is. Onder meer de regeringspartijen N-VA en Open VLD dringen er sterk op aan. De zestien economen die voor een stijging van de werkloosheidsuitkeringen pleiten, zeggen er niets over in hun opiniestuk. Stijn Baert is geen voorstander, zo vertelde hij een half jaar geleden in Knack: ‘Dan laat je de werkloze los en toon je dat je het geloof in hem hebt verloren. Hoe moet hij er dan nog zelf in geloven? Het is beter om hem te blijven activeren en te blijven vragen om inspanningen te leveren om een job te vinden, in ruil voor een uitkering.’
En wat vindt Van Lancker? ‘Ik ben niet tegen een beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd, maar dan moeten de activeringsinspanningen om mensen aan een job te helpen worden opgedreven en de leeflonen worden opgetrokken. Want als je de werkloosheidsuitkeringen nu zou beperken tot twee of drie jaar, zoals in andere landen, zullen nóg meer mensen een beroep moeten doen op een leefloon. En de leeflonen zijn erg laag, ze liggen een stuk onder de armoedegrens. Bovendien zal de druk op de OCMW’s en dus op de lokale overheden dan nog toenemen, want een leefloon wordt niet volledig terugbetaald door de federale overheid. Dan verschuif je dus de verantwoordelijkheid voor de welvaartsstaat van het centrale naar het lokale niveau. Dat zou ik geen goede evolutie vinden.’
In een ideale situatie worden de werkloosheidsvergoedingen en de andere uitkeringen opgetrokken, tot het niveau van Nederland of nog beter zoals in Denemarken, vindt Van Lancker. ‘Dan kun je de werkloosheidsuitkeringen ook duidelijker afbouwen naarmate men langer werkloos is. En zelfs na verloop van tijd stopzetten, waarna men een fatsoenlijk leefloon ontvangt. Maar dan bots je natuurlijk op onze budgettaire beperkingen.’
Maar noch een beperking in de tijd, noch een versnelde daling van de uitkering zal de grootste arbeidsmarktproblemen oplossen, meent Van Lancker. ‘We worstelen vooral met het probleem van langdurige werklozen en inactieven. Iets meer dan de helft van onze werklozen is langdurig werkloos, en bijna drie op de tien Belgen tussen de 25 en de 64 jaar werken niet. Alleen vind je de meesten van hen niet terug in de werkloosheidsstatistieken, aangezien ze niet actief op zoek zijn naar een baan. Die groep moeten we opnieuw aan het werk krijgen, en dan is er méér nodig dan de uitkeringen degressief maken. Daarvoor moet je een echt beleid ontwikkelen, moet je visie hebben, moet je op lange termijn werken. En dat doen we net niet.’
Langdurig werklozen
Van Lancker legt uit dat die langdurige werklozen en inactieven vaak ouderen zijn, laaggeschoolden, jongeren zonder diploma en niet-EU-migranten. ‘We hebben bijvoorbeeld de laagste werkzaamheidsgraad van niet-EU-migranten van alle geïndustrialiseerde landen. 26 procent van de niet-EU-migranten heeft geen uitkering, maar is ook niet aan het werk. Denkt iemand nu echt dat we al die mensen wel aan het werk krijgen door wat te morrelen aan de uitkeringen?’
De oplossing zit volgens Van Lancker in opleiding en omscholing. ‘Uit studies blijkt dat dit erg effectieve maatregelen zijn om de werkgelegenheidskansen te vergroten. Ik geef toe, in de arbeidsdeal is daar wel wat aandacht voor. Wie ontslagen wordt, zal zich in de toekomst binnen de maand moeten melden bij de VDAB, nog vóór zijn contract is beëindigd. Werkzoekenden die een opleiding of stage volgen voor een knelpuntenberoep zullen hun uitkering níét zien dalen. Prima, maar men zou nog veel meer moeten inzetten op zulke maatregelen. Ook daar kunnen we een voorbeeld nemen aan Denemarken: de doorstroming van werkloosheid naar een baan gebeurt daar sneller en op grotere schaal, omdat er veel effectiever wordt geactiveerd. Dat gebeurt bij ons absoluut niet.’
Het is ongepast om te doen alsof dit dé grote oplossing is voor de problemen op de arbeidsmarkt.
De arbeidsdeal heeft vooral aandacht voor de werkzoekenden, de aanbodzijde van de arbeidsmarkt, aldus Van Lancker. Veel minder aandacht is er voor de beschikbare jobs, de vraagzijde. ‘We zitten met een enorme mismatch. De meeste jobs die gecreëerd worden vergen bepaalde diploma’s of vaardigheden, die de langdurige werklozen of jongeren zonder diploma’s niet hebben. We moeten zorgen dat er ook voor hen banen beschikbaar zijn. De taxshift van de regering-Michel had daar iets aan kunnen doen, maar er werd gewerkt met een algemene verlaging van de werkgevers- en werknemersbijdragen. Dat zorgde wel voor wat jobs, maar niet zozeer voor de laaggeschoolden of oudere werklozen. De taxshift was te weinig op hen gericht. Met een meer gerichte lastenverlaging had men wel iets voor hen kunnen doen.’
Wim Van Lancker p>
– 1982: geboren in Brugge p>
– 2000-2003: studie multimedia en communicatietechnologie (Hogeschool West- Vlaanderen) p>
– 2003-2007: studeert politieke wetenschappen (UGent) p>
– 2008-2017: verbonden aan het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck (UAntwerpen) p>
– Vanaf 2017: professor sociaal werk en sociaal beleid aan het Centrum voor Sociologisch Onderzoek (KU Leuven) p>
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier