Wie vertegenwoordigen ACV, ABVV, VBO, Unizo en de andere sociale partners nog?
Moet het loonoverleg nog op nationaal niveau plaatsvinden? En nog belangrijker: welke toekomst heeft het sociaal overleg?
Het was een voetnoot in het 336 bladzijden tellende Verslag 2018 van de Nationale Bank: ‘Twee regenten kunnen het verslag in zijn totaliteit niet onderschrijven’. Het is niet de eerste keer dat dit gebeurt, en dat maakt het net problematischer. Vorig jaar wilde ABVV-topman Rudy De Leeuw het verslag niet tekenen, dit jaar weigerden zijn opvolger Robert Vertenueil én ACV-voorzitter Marc Leemans hun handtekening. Ze zijn het dus niet eens met de vaststellingen van de Nationale Bank over de financieel-economische toestand van het land, gestaafd met honderden cijfers en grafieken. Het wordt een probleem als jaren aan een stuk dezelfde vertegenwoordigers dat verslag niet ondertekenen. Niet alleen knabbelt dat aan het gezag van de Nationale Bank, het roept ook vragen op over de ernst van de vakbonden. Kunnen het ABVV (waar PVDA/PTB steeds sterker wordt) en het ACV (waar Groen-aanhangers sleutelposities innemen) nog wel akkoorden sluiten?
Gokje: straks zal blijken dat de lonen niet met 0,8 maar met 1,1 procent kunnen stijgen.
Volgens berekeningen van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) bedraagt de maximale marge voor loonopslag 0,8 procent, boven op de index. De vakbonden vinden dat veel te weinig, ze strijden voor 1,5 procent. Maar wensen we wel gecoördineerd loonoverleg in ons land, zoals Frank Vandenbroucke (Universiteit Amsterdam) zich afvroeg in De Standaard. De gewezen minister blijft een voorstander, want hij vindt vrije loononderhandelingen in bedrijven en sectoren zonder coördinatie ‘geen goed recept voor welvaartsstaten die samen een muntunie vormen. Die hebben nood aan een effectieve en duurzame bewaking van de verdeling van de nationale koek en de internationale concurrentiepositie.’
Nationaal loonoverleg werkte in de jaren vijftig en zestig, toen we nog een grote industriële sector hadden. ‘Maar onze economie is nu zo gediversifieerd dat je niet meer voor iedereen dezelfde loonnorm kunt aanhouden’, zei Paul de Grauwe (London School of Economics) vorige week in Knack. ‘Je zou beter onderhandelen op sectoraal niveau, maar ook binnen een sector lijken bedrijven niet meer allemaal op elkaar. Eigenlijk zou je de loonnorm nog het best voor elk bedrijf apart onderhandelen.’ Hoe het nu loopt, vindt de gouverneur van de Nationale Bank, Pierre Wunsch, in elk geval ’te rigide’. Hij wil dat er bij het loonoverleg meer rekening wordt gehouden ‘met de verschillen tussen bedrijven, sectoren, subregio’s en de gezochte competenties’.
Het loonoverleg is niet de enige onderhandeling tussen werkgevers- en werknemersorganisaties die in het slop zit. Ze komen bijvoorbeeld ook niet tot een akkoord over de lijst van de zware beroepen die eerder met pensioen mogen. Of over het verband tussen loon en anciënniteit. Kortom: de klad zit in het sociaal overleg. ‘Dossiers waarover de regering het niet eens raakt, worden naar het sociaal overleg gebracht, waarna je ze niet meer terugziet’, zegt Stijn Baert (UGent). Hij bestempelt het sociaal overleg als ‘een vergeetput’. Ive Marx (Universiteit Antwerpen) noemt het sociaal overleg ‘al 40 jaar een soap van drie afleveringen’. In de eerste aflevering is het hoogconjunctuur, loopt het overleg vast en wordt er gestaakt voor hogere lonen. In de tweede neemt de groei af en stijgt het tekort. In een derde gaan de belastingen omhoog, wordt er bespaard en volgen betogingen en stakingen. Daarna volgt weer aflevering één.
Kunnen de sociale partners zichzelf heruitvinden?
Ons sociaal overlegmodel staat niet alleen op de helling omdat de Groep van Tien, de verzameling van werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers, er niet meer in slaagt akkoorden te sluiten. Steeds luider wordt de vraag gesteld: wie vertegenwoordigen die sociale partners nog? Dat is niet nieuw: het imago en het draagvlak van werkgevers- en werknemersorganisaties brokkelt al langer af. Zeven jaar geleden maakte de voorzitter van de Socialistische Mutualiteiten, Guy Peeters, zich al zorgen in een interview met De Morgen: ‘Wat verloren is gegaan, is voeling met de individuele persoon die je geacht wordt te vertegenwoordigen.’ Daarom vergeleek hij de middenveldorganisaties toen al met ‘een zangkoor van castraten’. Kunnen ACV, ABVV, VBO, Unizo en de andere sociale partners zichzelf heruitvinden?
En hoe het zal aflopen met het loonoverleg? Gokje: op suggestie van minister van Werk Kris Peeters (CD&V) rekent het CRB alles nog eens door, en dan zal blijken dat de lonen niet met 0,8 maar met 1,1 procent kunnen stijgen. Een voorbeeld van ‘U vraagt, wij draaien’. Niemand zal tevreden zijn, maar iedereen is toch content. Als we maar niet geloven dat we zo vooruitgaan.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier