Leo Kestens
‘We moeten onszelf gelukkig prijzen dat we aan wetenschappelijke congressen kunnen deelnemen’
‘Academische megacongressen zijn geldverspilling en windowdressing’, meenden professoren Yves T’Sjoen en Johan Braeckman. ‘Ik ervaar het onderscheid tussen grote en kleine congressen als een bijkomstigheid, die eerder te maken heeft met sfeer en impressie dan met wetenschappelijke inhoud’, schrijft professor Leo Kestens.
Collega’s T’Sjoen en Braeckman zijn van oordeel dat deelname aan voornamelijk Noord-Amerikaanse mega-congressen weinig of geen toegevoegde wetenschappelijke waarde heeft.
We moeten onszelf gelukkig prijzen dat we aan wetenschappelijke congressen kunnen deelnemen.
Als academicus in het vakgebied fysische materiaalkunde heb ik echter een totaal andere ervaring. In mijn vakgebied zijn megacongressen van meer dan 1000 deelnemers eerder uitzonderlijk en in het algemeen geef ik ook de voorkeur aan kleinere congressen of symposia van een paar honderd deelnemers. Het is vanzelfsprekend dat dergelijke evenementen kleinschaliger, en dus overzichtelijker zijn.
‘Veel geld voor weinig nut’?
Dat neemt niet weg dat de zin of onzin van een conferentie, groot of klein, in de eerste plaats afhankelijk is van de attitude van de wetenschapper zelf. Ik neem geregeld deel aan wetenschappelijke conferenties en ik heb in mijn dertigjarige loopbaan nog nooit een congres ervaren dat ik kan beoordelen als ‘veel geld voor weinig nut’. Vooreerst dient er op gewezen te worden dat een wetenschapper autonoom beslist om al dan niet deel te nemen aan een conferentie. In het geval van doctoraatsstudenten en postdoctorale studenten gebeurt dit meestal in overleg met de promotor.
Voor alle congressen in mijn vakgebied wordt ruim op voorhand het programma aangekondigd, zodat je weet welke thema’s er aan bod zullen komen en wie de sprekers zullen zijn. Als je er op voorhand van overtuigd bent dat de thema’s niet aansluiten bij jouw interesse of expertise, dan blijf je toch gewoon thuis?
Als je op voorhand van overtuigd bent dat de thema’s je niet interesseren, dan blijf je toch gewoon thuis?
T’Sjoen en Braeckman halen de noodzaak van congresdeelname voor het wetenschappelijk CV aan, maar men mag er toch a priori van uitgaan dat een wetenschapper daarnaast maar al te graag zijn ideeën voorstelt en toetst aan zijn collega’s in het vakgebied, erover in discussie treedt, kritische vragen stelt, en die ook beantwoordt? Bovendien is het zo dat het vooruitzicht van congresdeelname voor een wetenschapper dikwijls een aansporing is om de ideeën te ordenen, te focussen en structuur aan te brengen in het eigen werk.
Noodzakelijk voor publicaties
Op wetenschappelijke congressen heb je bovendien de gelegenheid om contacten te leggen, uitwisselingen te organiseren of studenten uit te nodigen. Ik merk dan ook telkens dat, zeker ook de jongere wetenschappers, geïnspireerd – ja, zelfs begeesterd – terug naar huis keren na een congres. Hoewel congresdeelname niet automatisch leidt tot een publicatie in een vaktijdschrift, is het wel zo dat tal van publicaties en hoofdstukken uit doctoraten hun oorsprong vinden in de inspiratie opgedaan tijdens congresdiscussies. Je zou bijna kunnen stellen dat een actieve congresdeelname een noodzakelijke voorwaarde is voor een wetenschappelijke publicatie. Bovendien biedt een congresdeelname ook de gelegenheid om op een zeer efficiënte wijze ingelicht te worden over de meest recente vakliteratuur.
Een actieve congresdeelname is bijna een noodzakelijke voorwaarde voor een publicatie.
Zoals gezegd verkies ik natuurlijk ook de kleinere evenementen, maar toch ervaar ik het onderscheid tussen grote en kleine congressen als een bijkomstigheid, die eerder te maken heeft met sfeer en impressie dan met wetenschappelijke inhoud. De megacongressen waar ik reeds aan deelgenomen heb, uiteraard opnieuw in mijn eigen vakgebied, zijn meestal opgebouwd uit meerdere kleinere symposia en workshops. Als dit goed georganiseerd is, kan dit even verrijkend zijn. Meestal zijn de organisatoren van congressen zich goed bewust van de noodzaak om het geheel overzichtelijk te maken door een goede structuur en een handige website waar snel te vinden is wat je wenst te weten.
Kansen verzilveren
In mijn vakgebied zijn het zeker niet alleen Noord-Amerikaanse congressen die van belang zijn. De meeste deelgebieden worden beheerd door internationale comités met een rotatie beurtsysteem tussen de continenten voor organisatie van congressen. Ik kan voor de vuist weg een vijftal belangrijke congressen opnoemen die op die manier georganiseerd worden.
Congresdeelname wordt meestal gebudgetteerd op het werkingskrediet van een onderzoeksproject, dat kan gefinancierd worden zowel door de overheid als door samenwerkingsverbanden met industriële partners. Ik heb echter hierbij nooit de minste toegeving hoeven te doen aan mijn wetenschappelijke onafhankelijkheid of integriteit en vanzelfsprekend dus ook niet in de context van een congresdeelname. De meeste congressen hebben ook aangepaste tarieven voor studenten, soms zelf met logement inbegrepen.
Als academische gemeenschap kunnen we ons dus gelukkig prijzen dat ons de kans geboden wordt om deel te nemen aan wetenschappelijke congressen. Het is dan ook onze verantwoordelijkheid om deze kansen te verzilveren, waarbij we zelf alle troefkaarten in handen hebben om aan congresdeelname gestalte te geven als een inspirerend wetenschappelijk ijkmoment in de loopbaan van een wetenschapper.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier