Jef Peeters

‘Wat zou er gebeuren als alle huismoeders, huisvaders, zorgverleners en vrijwilligers staken?’

Jef Peeters Onderzoeker aan de KU Leuven en lid van de denktank Oikos

‘De term “inactieven” wijst erop dat het leven in dienst moet staan van de markteconomie in plaats van omgekeerd.’ Voor de zomerreeks De Doordenkers van Knack.be: Loon naar Werken toont Jef Peeters van Oikos hoe het ook anders kan.

De nadruk waarmee het woord ‘inactieven’ wordt gebruikt, waarmee men dan doelt op ‘mensen tussen de 25 en 64 die niet werken en ook geen job zoeken’: ik stoor er mij de jongste tijd nogal aan. Lijkt die omschrijving objectief, de terminologie is allesbehalve neutraal, laat staan onschuldig.

‘Inactieven’ suggereert immers dat het om mensen gaat die niets doen en daarom geen maatschappelijke verdienste zouden hebben. Hangt de waarde van werken af van het al of niet verrichten ervan via de arbeidsmarkt? Alleen al de vraag stellen toont de absurditeit van een dergelijk standpunt.

Om te beginnen zijn het niet enkel jongeren of gepensioneerden die heel wat vrijwilligerswerk verrichten. Dat kwam bijvoorbeeld duidelijk naar boven tijdens de corona-lockdown. Maar bovenal houdt die suggestie een miskenning in van de cruciale waarde – ook economisch – van het huishoudelijk werk en de ermee verbonden zorg. De Amerikaanse econoom Neva Goodwin noemt dat zelfs de kern van de economie, de core economy’:

De kerneconomie is waar huishoudens en gemeenschappen hun interne economische activiteiten van productie, distributie, consumptie en hulpbronnenbeheer uitoefenen. Economen hebben mensen in het kerndomein vaak alleen beschreven in hun rol van consumenten en werknemers, en er zelfs alleen aandacht aan gegeven waar dit domein in wisselwerking staat met bedrijven. Echter, buiten de handboeken is het moeilijk om de kritisch belangrijke economische activiteiten van de kernsfeer niet te willen erkennen, waaronder het opvoeden van kinderen, het voorzien van voedsel, het onderhouden van huizen, de zorg voor zieke individuen en het organiseren van vrije tijd en andere hulpbronnen.

Daarmee is het tegenbeeld duidelijk gezet, gezien de meeste zogenaamd ‘inactieven’ wel degelijk in de kerneconomie actief zijn.

De erkenning van de kerneconomie houdt in dat er veel meer economie is dan het gemonetariseerde deel ervan, dat er dus heel wat economische waarde gecreëerd wordt die niet in geld wordt uitgedrukt.

Die erkenning doet nog meer: ze draait de verhoudingen om. Ze toont dat alle verdere economische uitwisseling fundamenteel afhankelijk is van het huishouden en de zorg. De betekenis wordt nog duidelijker via het begrip van de ‘gift’. De kerneconomie zit vol geven, nemen en doorgeven. Die gifteconomie begint met het baren van kinderen en de daaropvolgende eenzijdige bevrediging van de behoeften van zuigelingen en wordt verdergezet doorheen de opvoeding.

Volwassen worden betekent dan in staat te zijn om verder door te geven aan anderen wat je allemaal gekregen hebt van de mensen in je omgeving en van wat voorgaande generaties hebben opgebouwd. Kunnen werken is daar maar een stukje van.

Anders gezegd, er kan pas wederkerigheid ontstaan wanneer er eerst gegeven en gekregen wordt. Zo gezien vormt de gift de eerste economie die andere vormen van economie pas mogelijk maakt. Bijdragen aan de kerneconomie heeft aldus een grote maatschappelijke verdienste.

Probeer je eens in te denken wat er zou gebeuren als al die huismoeders- en vaders, zorgverleners en vrijwilligers in staking zouden gaan.

Stigma

Wat betekent de huidige eenzijdige focus op de markt, inbegrepen de arbeidsmarkt, met de daarmee gepaard gaande miskenning van de kerneconomie? We kunnen niet anders besluiten dan dat een economische benadering die systematisch de gift verdoezelt er feitelijk op parasiteert. Het komt erop neer dat de alomtegenwoordige gift ingepikt wordt zonder haar funderende bijdrage te erkennen. De daarop gebouwde economische resultaten worden vervolgens als ‘eigen verdienste’ beschouwd.

Een wederkerige gift naar de samenleving – bijvoorbeeld via gepaste belastingen bij succes – is dan ook niet meer aan de orde. De bescherming van (grote) vermogens wordt zelfs als een vanzelfsprekendheid gezien. Dat die ‘verdienste’ altijd steunt op vorige generaties en op anderen, en daarbij ook nog eens afhangt van heel wat toevalsfactoren (gezondheid en aangeboren talenten, familiale en geografische context, tijdskader…), wordt al gauw vergeten.

Maar wie, ondanks alle inspanningen, minder succes heeft wordt met de vinger gewezen. En wie kiest voor huisarbeid of vrijwilligerswerk – voor zover het al een keuze is – wordt gediscrimineerd. Denk bijvoorbeeld aan de lage pensioenen van vele vrouwen die een deel van hun leven aan zorg besteed hebben. Daarbij komt dan nog het stigma van zogenaamd ‘inactief’ te zijn.

Wat we vandaag zien gebeuren in een aantal private woonzorgcentra levert een soort ‘bewijs uit het ongerijmde’ van de zogezegde zegeningen van de markt. Zo sprongen zopas nog vrijwilligers bij om maaltijden te bezorgen bij bewoners van dubieuze ‘assistentiewoningen’ van Triamant in Sint-Truiden bij het faillissement van een toeleverende zusteronderneming.

Waar zit hier de verdienste? Mogen de inactieven enkel de gaten vullen of krijgen ze ook maatschappelijke erkenning en zo nodig ondersteuning? Alleszins niet van een liberale minister die stelt: ‘Als je een huisvrouw wil zijn, oké, maar dan wel op je eigen kosten.

De inactieven vormen voor hem een ‘enorm reservoir’ voor de arbeidsmarkt. Gaat het hier dan niet om mensen met een eigen idee over wat voor hen niet alleen haalbaar is, maar ook betekenisvol om een zo goed mogelijk leven te kunnen leiden in interactie met anderen?

De term ‘inactieven’ wijst op de echte omkering waar onze samenleving aan lijdt: het leven moet in dienst staan van de markteconomie in plaats van omgekeerd. Wie krijgt in een dergelijke setting loon naar verdienste?

Partner Content