Wat vinden de Vlamingen van de geplande arbeidsmarkthervormingen?
Er liggen heel wat arbeidsmarkthervormingen op de plank van onze regeringen, bijvoorbeeld over de werkloosheidsuitkeringen, het vaderschapsverlof, quota voor vrouwen en de pensioenen. Maar hoe denken de Vlamingen daarover? Experts van de UGent gingen het na.
Bent u voor een arbeidsduurvermindering met behoud van loon? Het is een van de arbeidsmarkthervormingen die geregeld ter tafel komen, maar vinden Vlamingen dat wel een goed idee? Misschien denkt u: wie kan daar nu tegen zijn? Wel, uit een rondvraag georganiseerd door professoren van de UGent blijkt dat een op de vier Vlamingen er niet van wil horen. Dus lang niet iedereen vindt minder werken voor hetzelfde loon een goed idee.
Arbeidseconoom Stijn Baert van de UGent: ‘Niemand zal protesteren als hij morgen arbeidsduurvermindering met behoud van loon krijgt aangeboden. Maar ik denk dat veel Vlamingen zich toch de vraag stellen of dat wel betaalbaar is.’ Humanresourcesspecialiste Eveline Schollaert (UGent) vult aan: ‘Veel mensen beseffen ook dat het voor hen nooit een optie zal zijn om minder uren te werken voor hetzelfde salaris. Daarom zien ze dat ook niet zitten voor anderen.’ Arbeidspsycholoog Bart Wille (UGent): ‘Zou het ook te maken kunnen hebben met de aard van de Vlaming, die grootgebracht is met het idee: alleen als we hard werken, bereiken we iets?’
Het zijn zulke discussies tussen experts vanuit verschillende disciplines die ze bij UGent@work willen voeren. Die nieuwe werkgroep binnen de Gentse universiteit peilde naar het draagvlak van arbeidsmarkthervormingen bij de Vlamingen. Zowel de federale als de Vlaamse regering heeft op dat vlak nogal wat plannen. We bundelen de voorgestelde hervormingen rond vier thema’s, met commentaar van de Gentse specialisten.
1. WERKGELEGENHEID
De werkloosheidsuitkeringen moeten hoger starten en daarna sneller dalen.
Tegen: 15% Neutraal: 27% Voor: 58%
‘Het viel me erg tegen dat nog geen 60 procent van de Vlamingen de werkloosheidsuitkeringen meer degressief wil maken. Het bedrag ligt dan bij de aanvang hoger dan nu, maar neemt daarna sneller af’, zegt Baert. ‘Dat is niet het grotere draagvlak waarop ik had gehoopt.’ De Nationale Bank wil dat de regering daar werk van maakt na de coronacrisis, maar of dat ook echt zal gebeuren?
Uit de enquête blijkt ook dat bijna driekwart van de Vlamingen tijdelijk werklozen wil verplichten om een opleiding te volgen. ‘Dat is best veel, ‘ vindt Baert, ‘zeker als je bedenkt dat we in het beleid zeer ver van die verplichting af zitten. Merk op dat slechts 10 procent tegen die verplichting is.’
Schollaert: ‘Die hoge score voor verplichte opleidingen is frappant. En ook bijna 80 procent vindt dat langdurig werklozen gemeenschapsdienst moeten vervullen. Het beleid is vandaag toch helemaal anders.’ Baert: ‘Het moet gezegd: een minder dwingend beleid dan vandaag is moeilijk. Herinner u de eerste lockdown: toen wist de VDAB zelfs niet wie de tijdelijk werklozen waren, laat staan dat ze richting opleiding konden worden gestuurd.’
In elk geval, dit is wel het beleid dat Vlaams minister-president Jan Jambon (N-VA) en minister van Werk Hilde Crevits (CD&V) willen voeren. Gemeenschapsdienst voor langdurig werklozen staat in het Vlaamse regeerakkoord en daar bestaat bij de Vlamingen dus een groot draagvlak voor. Opvallend is dat vooral ouderen voorstander zijn van gemeenschapsdienst. ‘Misschien omdat zij nog de verplichte legerdienst hebben meegemaakt?’ oppert Baert.
‘Het is een belangrijke boodschap dat er een groot draagvlak bestaat voor de verplichte opleiding van werklozen’, stelt Wille. ‘Opleiden is uiterst belangrijk om mensen opnieuw aan de slag te krijgen, maar er zal meer moeten gebeuren dan verplichten. Je zult mensen ook moeten motiveren en richting geven.’
‘Opleidingen zijn essentieel voor alle groepen van de samenleving’, vult Schollaert aan. ‘Maar je ziet hoe moeilijk dat zelfs is bij mensen die werk hebben. We scoren heel slecht op dat vlak, ondanks de subsidies die de bedrijven daarvoor krijgen.’
‘Verder doen zoals we bezig zijn, is geen optie’, meent Baert. ‘Verplichten is niet de beste oplossing, maar ik denk dat je toch een aanklampend beleid moet voeren. Je zou naar analogie met de medische check-ups om de vijf jaar competentiecheck-ups kunnen houden: je brengt de competenties van de mensen in kaart en stelt hen een actief opleidingsaanbod voor. Dat is een gedeelde verantwoordelijkheid van werkgevers, werknemers en de overheid.’
2. FRAUDEBESTRIJDING
De controles tegen zwartwerk moeten worden opgevoerd.
Tegen: 7% Neutraal: 18% Voor: 75%
Twee vragen in de enquête gaan over het verscherpen van controles. De ene keer gaat het over meer controles tegen zwartwerk, waar 75 procent voorstander van is. De andere vraag handelt over het opvoeren van controles tegen onrechtmatig verkregen uitkeringen en daar staat 87 procent achter. Die laatste arbeidsmarkthervorming krijgt de meeste bijval: slechts 3 procent ziet er niets in, een te verwaarlozen aantal.
Het valt op dat meer Vlamingen de sociale fraude willen aanpakken dan de fiscale fraude. ‘Dat komt omdat zwartwerk wellicht in onze natuur ligt’, denkt Wille. ‘We weten allemaal dat er in Vlaanderen een lange traditie bestaat van zwartwerk en dat heel veel mensen daar een graantje van meepikken: niet alleen de zwartwerkers zelf, maar ook hun opdrachtgevers.’
Baert knikt: ‘De mensen denken: sociale fraude is iets wat de buurman pleegt, ikzelf hou me daar niet mee bezig en het is goed dat de buurman daarvoor wordt aangepakt. Maar wie laat er niet eens een klus in het zwart opknappen?’ Bestuursdeskundige Bert George (UGent) vult aan: ‘Hier speelt ook het NIMBY- syndroom, Not In My BackYard: we zijn voor hervormingen die ons niet raken, maar tegen hervormingen waarvan we zelf negatieve gevolgen ondervinden.’
‘Ik zie nog een ander fundamenteel verschil tussen fraude met uitkeringen en fraude met zwartwerk’, zegt Schollaert. ‘Bij onrechtmatig verkregen uitkeringen denken mensen vooral aan wie thuis zit, niets doet en profiteert. Bij zwartwerk is er iemand aan de slag. Ja, de staat wordt dan wel benadeeld omdat er geen belastingen worden betaald, maar iemand steekt toch de handen uit de mouwen. Ook daarom vinden we zwartwerk minder erg.’
Uit de enquête blijkt bovendien dat de mensen die in een stad wonen minder gewonnen zijn voor controles dan mensen op het platteland. Ouderen zijn er dan weer meer voor te vinden dan jongeren. Baert: ‘We zien dat in heel de enquête: wie in de stad woont is milder en neemt vaak “linksere” standpunten in. Ouderen zijn meestal strenger en zijn eerder “rechtse” hervormingen genegen.’
3. HET EINDELOOPBAANDEBAT
Het minimumpensioen moet worden opgetrokken naar 1500 euro netto. Tegen: 11% Neutraal: 17% Voor: 72%
‘Het is geen grote verrassing dat bijna drie op de vier Vlamingen vinden dat het minimumpensioen moet worden verhoogd naar 1500 euro’, zegt Baert. ‘De federale regering heeft ook gezegd dat ze dat wil doen, maar daarvoor wil ze eerst de werkzaamheidsgraad optrekken: meer mensen moeten werken zodat de overheid minder hoeft te betalen aan uitkeringen en meer binnen krijgt aan belastingen.’
‘En waar doen we het nu minder goed qua werkzaamheidsgraad in vergelijking met andere landen?’ vervolgt Baert. ‘Onze loopbanen behoren tot de kortste van Europa en zo kom je opnieuw uit bij het eindeloopbaandebat. En dan zie je dat slechts 41 procent van de Vlamingen wil horen van het uitdoven van het brugpensioen. En maar 42 procent wil gelijkgestelde periodes, bijvoorbeeld werkloosheid, minder laten meetellen voor de pensioenopbouw. Ik schrik van het lage draagvlak voor die hervormingen, die absoluut noodzakelijk zijn als we dat minimumpensioen van 1500 euro willen invoeren.’
‘Het grote probleem is de flou artistique die regeringen sinds 2014 daarover verspreiden’, meent Baert. ‘De regering-Michel verklaarde toen al dat ze het brugpensioen wilde laten uitdoven. Mensen weten dus nog steeds niet goed waar ze aan het eind van hun loopbaan aan toe zijn.’ Wille: ‘Mensen zijn er wel van overtuigd dat er langer zal moeten worden gewerkt, maar tegelijkertijd zien ze het als een grote uitdaging om de loopbaan tot op oudere leeftijd voort te zetten. En dus blijven ze dat brugpensioen als een vangnet zien.’
Arbeidspsychologe Els Clays (UGent) is het daarmee eens: ‘We moeten nadenken hoe mensen op oudere leeftijd hun beroep op een gezonde en duurzame manier kunnen blijven uitoefenen. In plaats van de werknemers uit te persen als citroenen en vervroegd te laten verdwijnen uit de arbeidsmarkt, moeten we streven naar kwaliteitsvolle jobs. Dat betekent uiteraard ook dat er ruimte moet zijn voor individuele aanpassingen in de loopbaan, op maat van elke werknemer. Dat is het verhaal van werkbaar werk, dat nog onvoldoende in de praktijk werd gebracht.’
Uit de enquête blijkt ook dat 71 procent voorstander is van een lagere pensioenleeftijd voor werknemers die een fysiek zware job uitoefenen, 13 procent is daar tegen. Baert: ‘Toen de regering in 2014 ermee akkoord ging dat men moest werken tot 67 jaar, heeft ze daar onmiddellijk aan toegevoegd dat er een lijst met uitzondering zou volgen. Het opstellen daarvan heeft ons al vele jaren beziggehouden en we staan nog nergens.’
‘Wat is een zware job?’ vraagt Clays zich af. ‘Dat is toch bijzonder moeilijk te definiëren. Het brengt ook het risico met zich mee dat sectoren, beroepsgroepen en zelfs jobtitels binnen dezelfde beroepsgroep of sector, tegen elkaar worden opgezet, dat er een soort van opbod komt om de hoogste titel van zwaar beroep te claimen.’
‘Het opstellen van een lijst met fysiek zware beroepen is per definitie tot mislukken gedoemd’, zegt Wille. ‘Vanuit psychologisch standpunt is het ook onzinnig. Is een fysiek zwaar beroep minder werkbaar dan een emotioneel zwaar beroep? En wat met mensen die hele dagen complexe problemen oplossen of alert moeten zijn? Zou het kunnen zijn dat de lijst met zware beroepen uiteindelijk een lijst wordt van zwaar gesyndicaliseerde beroepen?’
Dan is er nog de hele discussie over de koppeling van de lonen aan de anciënniteit. Zo is het vandaag bij ons: hoe ouder je bent, des te meer je verdient. Dat maakt oudere werknemers wel veel duurder dan hun jongere collega’s. Er gaan al langer stemmen op om anciënniteit en bezoldiging (gedeeltelijk) los te koppelen van elkaar, maar daar zijn evenveel voor- als tegenstanders voor te vinden – 35 procent – zo blijkt uit de enquête. ‘Ik vind het jammer dat niet meer mensen dat willen loskoppelen’, zegt Schollaert. ‘Als mensen met een hoge anciënniteit hun job verliezen, remmen die hogere lonen hun kansen op een nieuwe job af. Het zou beter zijn als jongere mensen sneller opslag krijgen als ze goed presteren.’
Winne: ‘De link tussen ouder worden en een hoger loon krijgen zit bij ons natuurlijk ingebakken. Ik vrees dat mensen zich moeilijk een ander systeem kunnen indenken.’ Schollaert vult aan: ‘Als je het loonbeleid loskoppelt van de anciënniteit moet de leidinggevende beslissen wie opslag krijgt. Het huidige bezoldigingssysteem omgooien is inderdaad niet zo eenvoudig, er komt heel veel bij kijken.’
4. WERK EN GEZIN
Geboorteverlof voor vader moet worden uitgebreid van 10 naar 20 dagen.
Tegen: 21% Neutraal: 25% Voor: 54%
Twee op de drie Vlamingen vinden dat een werkende voorrang moeten krijgen bij kinderopvang, vertelt de enquête. ‘Die hervorming vindt evenveel steun bij mensen die werken als bij mensen die niet werken’, zegt Baert. ‘Dat wordt dus vrij breed gedragen in onze samenleving. Maar we hebben ook een vraag gesteld over de uitbreiding van het geboorteverlof voor vaders van 10 naar 20 dagen. Slechts iets meer dan de helft van de ondervraagden vindt dat een goed idee. En opvallend daarbij is dat meer vrouwen dat vinden dan mannen. Ik ben ontgoocheld in vele mannen.’
De regering-De Croo heeft de uitbreiding van het vaderschapsverlof in het vooruitzicht gesteld en dat amper 54 procent daarmee akkoord gaat, vindt ook Wille ‘erg weinig’, net als George, die daarbij nog aanstipt: ‘Uit Noors onderzoek leren we dat meer vaderschapsverlof bijdraagt aan een gelijkere verdeling van huishoudtaken en zelfs aan betere schoolprestaties van de kinderen. Het heeft dus echt heel wat voordelen op vele vlakken.’
Een ander discussiepunt is de invoering van quota opdat er meer vrouwen in de raad van bestuur van bedrijven komen, iets wat in het federale regeerakkoord staat. Nauwelijks 45 procent van de ondervraagden vindt dat een goed idee. ‘In Noorwegen is het aandeel vrouwen in raden van bestuur daardoor verdubbeld, tot meer dan 40 procent’, weet Schollaert. ‘Spanje, Frankrijk, Italië, IJsland zijn ook met quota bezig en ook daar zie je het aandeel van de vrouwen stijgen. Maar bij ons is een op de vier Vlamingen daar ronduit tegen. Dat vind ik opmerkelijk.’
Baert: ‘Ik ga akkoord dat vrouwen worden gediscrimineerd, maar andere groepen worden nog veel meer gediscrimineerd. Als je quota voor vrouwen invoert, voor wie moet je dan nog allemaal quota invoeren? Als je dan al die quota moet combineren, wordt het wel erg moeilijk. Ik zie quota meer als een stok achter de deur. Je moet de ongelijke behandelingen wel opsporen en bestraffen en zo stappen vooruit zetten.’ Wille: ‘Ik schrik ervan dat al deze thema’s die gaan over een meer gelijke behandeling van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt zo weinig applaus krijgen van de Vlamingen. Zijn wij echt zo conservatief?’
De enquête werd tussen 28 januari en 1 februari georganiseerd door de werkgroep UGent@work via een toevalssteekproef bij 500 Vlamingen. De bevindingen werden vergeleken met die voor een gemakssteekproef bij 2919 Vlamingen, zonder dat er duidelijke afwijkingen werden gevonden. De foutenmarge bedraagt 5 procent. De resultaten werden van commentaar voorzien door professoren van de UGent die tot verschillende vakgroepen behoren: humanresourcesspecialiste Eveline Schollaert, arbeidspsychologe Els Clays, arbeidspsycholoog Bart Wille, bestuurskundige Bert George en arbeidseconoom Stijn Baert.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier