Wat is er aan de hand met onze kleuters? ‘Wij kunnen hen onmogelijk állemaal redden’
Terwijl steeds meer kinderen met een achterstand aan het eerste leerjaar beginnen, kan het buitengewoon kleuteronderwijs amper aan de stijgende vraag beantwoorden. Wat is er aan de hand? We vroegen het aan de kleuterleerkrachten van De Leraarskamer van Knack.
‘Wanneer je 26 kleuters in de klas hebt van wie de helft je amper verstaat of speciale zorgnoden heeft, is het heel moeilijk om die allemaal klaar te stomen voor het eerste leerjaar’, zeggen Veerle Roelandt, Ria Veris en Farah Zannouri, drie kleuterleerkrachten van De Leraarskamer van Knack. ‘Mensen denken vaak dat wij het gemakkelijk hebben en niets hoeven voor te bereiden. Onzin natuurlijk. Doordat we niet op kant-en-klare handboeken of digitaal lesmateriaal kunnen terugvallen, moeten we alles zelf ontwikkelen. En dan hebben we het nog niet eens over de planlast. Ook in het kleuteronderwijs moet alles wat je onderneemt op papier worden gezet. Wat is het doel van die activiteit? Wat heb je opgemerkt aan de ontwikkeling van elk kind? En ga zo maar door. Allemaal kostbare tijd die we niet kunnen besteden aan onze kleuters, die vaak extra ondersteuning nodig hebben.’
Mevrouw Roelandt, vorig jaar zei u in een interview in Knack dat u geneigd bent om het niveau naar beneden te halen wanneer u veel anderstalige kleuters in de klas hebt.
Veerle Roelandt: Vroeger koos ik dan inderdaad voor kortere verhalen of leerde ik eenvoudigere versjes aan. Maar doordat er zoveel reactie op die uitspraak is gekomen, heb ik daar nog eens goed over nagedacht. Is dat wel zo’n goed idee? Ontneem ik taalarmere leerlingen op die manier niet de kans om te groeien? Uiteindelijk heb ik besloten om de lat weer hoger te leggen – ook als de meerderheid van mijn leerlingen moeite heeft met Nederlands.
Ria Veris: Ik doe alleen een toegeving bij de keuze van de nieuwjaarsbrief. Ik wil dat ál mijn leerlingen die goed kunnen opzeggen zodat ze trots op zichzelf zijn.
Farah Zannouri: We moeten wel een onderscheid maken tussen kinderen die een andere thuistaal hebben en anderstalige nieuwkomers, die de taal nog helemaal moeten leren.
Smartphones op school? Zodra kleuters kunnen swipen, krijgen ze een tablet.
Farah Zannouri
Veris: In onze school hebben we nogal wat leerlingen uit het asielcentrum van Lint. Wanneer zij hier aankomen, kennen ze nog geen woord Nederlands. Het eerste wat ik doorgaans moet doen, is hen geruststellen. Sommigen hebben al heel veel meegemaakt en weten amper wat een school is. Om met hen te kunnen communiceren, wijs ik in het begin vooral dingen aan en beeld ik handelingen uit.
Zannouri: In eerste instantie moet je ervoor zorgen dat ze de woorden leren die ze nodig hebben om het schoolgebeuren te begrijpen. Bij ons worden daar veel visuele hulpmiddelen voor gebruikt.
Veris: Jonge kinderen pikken de taal wel ontzettend snel op. Na een maand begrijpen sommigen al bijna alles wat ik zeg.
Lukt het dan ook om alle kinderen tegen het eind van de derde kleuterklas klaar te stomen voor het lager onderwijs?
Veris: Of kinderen klaar zijn voor het eerste leerjaar heeft echt niet alleen met hun taalvaardigheid te maken, zoals Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) doet uitschijnen. Hun sociaal-emotionele ontwikkeling is minstens even belangrijk.
Roelandt: Ja, maar als een leerling de taal nog niet helemaal onder de knie heeft, zal het wellicht ook moeilijk meekunnen in de les wereldoriëntatie en zelfs wiskunde. Al kan het dan wel sterk zijn in technisch rekenen.
Zannouri: In de lagere school zien we inderdaad geregeld dat leerlingen die moeite hebben met Nederlands uitblinken in wiskunde. Vaak zijn dat Oekraïense kinderen die ook in hun thuisland naar school gingen en daar min of meer dezelfde wiskundelessen kregen. Sommigen hebben voor dat vak zelfs extra uitdagingen nodig.
Sinds een paar jaar moeten kleuters in de eerste helft van de derde kleuterklas een taalscreening ondergaan. Hoe loopt dat?
Zannouri: (zucht) Wij nemen die Koalatest af omdat het nu eenmaal moet. Niet omdat hij ons bruikbare informatie oplevert.
Veris: Die test is veel te gemakkelijk. Bij ons op school slaagt 95 procent van de kleuters ervoor.
Roelandt: De vragen zijn ook helemaal niet afgestemd op wat kinderen aan het begin van het eerste leerjaar écht moeten kennen. Een van de opdrachten is: ‘Ga in de hoepel staan.’ Alsof een vijfjarige het verschil tussen in en naast niet zou kennen. Aan de andere kant wordt ook gepeild naar kennis van woorden en begrippen die we tijdens de les nooit gebruiken. Zo moeten ze op basis van voorgelezen instructies een vingerpopje maken. ‘Doe lijm op een hoekje aan de achterkant van de strook’, staat daar dan. De meesten hebben geen idee wat ‘strook’ betekent, want dat is niet bepaald een courant woord in de doorsnee kleuterklas.
Zannouri: Ik ben nochtans voorstander van een test waarmee wordt gepeild hoe ver kinderen staan en welke extra ondersteuning ze eventueel nodig hebben. Alleen sluit de Koalatest niet bij de realiteit aan. Eigenlijk zou men eerst over alle netten heen doelen moeten vastleggen waar kleuterleerkrachten dan naartoe kunnen werken. Op het eind kan dan met een test worden nagegaan in welke mate die doelen zijn behaald.
Minister Weyts wil in het kleuteronderwijs graag bindende eindtermen invoeren. Een goed idee?
Veris: Ik vrees dat zulke proeven alleen de prestaties op het vlak van taal en rekenen zullen meten. Wat doen we dan met kinderen die op sociaal-emotioneel vlak niet meer in een kleutergroep thuishoren maar niet voor die test slagen? Moeten zij dan toch in de derde kleuterklas blijven zitten?
Roelandt: Het alternatief is dat we zo’n leerling naar de lagere school laten vertrekken, waar misschien al in oktober blijkt dat hij niet kan volgen. Dat is natuurlijk ook niet goed voor zijn sociaal-emotioneel welzijn. Als kleuterleerkracht is het soms heel moeilijk om in te schatten wat het beste is voor een kind. Degelijke proeven zouden ons wat meer houvast kunnen bieden.
Zannouri: Ik geloof echt dat de school daar beter zelf over kan beslissen. En uiteindelijk moeten de ouders het laatste woord hebben.
Roelandt: Zo’n bindende proef is juist een sterk argument om ouders duidelijk te maken dat hun kind beter nog even in de derde kleuterklas blijft.
Zannouri: Dat kan toch ook zonder proeven? Is er twijfel of een kind naar het eerste leerjaar zal kunnen overgaan, dan voelt de leerkracht dat meestal al bij het begin van de derde kleuterklas aan. Het is belangrijk om ouders daar al vroeg op te beginnen voorbereiden zodat ze aan het eind van het schooljaar niet uit de lucht vallen. Ik vrees dat bindende proeven het vertrouwen tussen de school en de ouders vooral zal schaden.
Als je in je eentje verantwoordelijk bent voor een klas met 26 kleuters, onder wie heel wat kinderen met taalproblemen en speciale noden, kun je niet iederéén redden.
Veerle Roelandt
Hoe dan ook is het toch een probleem dat sommige kinderen al met een behoorlijke achterstand aan het eerste leerjaar beginnen?
Roelandt: Natuurlijk. Daarom zou de overheid nog veel meer in extra ondersteuning moeten investeren dan vandaag het geval is. Minstens even belangrijk is dat de klassen kleiner worden gemaakt. Als je in je eentje verantwoordelijk bent voor een klas met 26 kleuters, onder wie heel wat kinderen met taalproblemen en speciale noden, kun je niet iederéén redden. Hoeveel pijn dat ook doet.
Zannouri: Zelfs als je de hele tijd differentieert, is het inderdaad haast onmogelijk om die allemaal goed op het eerste leerjaar voor te bereiden. Ook al lopen er constant kinesisten, logopedisten en psychologen binnen om kinderen uit de klas te halen.
Veris: Ik denk dat veel kinderen ook problemen hebben omdat er vanaf heel jonge leeftijd zo veel druk op hen wordt gelegd: ze moeten impulsen krijgen, opdrachten uitvoeren, uitgedaagd worden. De hele dag door worden ze met nieuwe dingen geconfronteerd.
Roelandt: Kleuterklassen zijn tegenwoordig ingedeeld in hoeken die elk voor een andere activiteit zijn voorbehouden. Zodra de kinderen ’s ochtends binnenkomen, moeten ze in een van die hoeken iets gaan doen. Vervolgens verplaatsen ze zich naar een andere hoek en zo gaat dat de hele dag door. Sommigen worden daar heel zenuwachtig van. ‘Wanneer mogen we nog eens gewoon met de auto’s spelen?’ vragen ze soms.
Veris: Wat ook niet helpt, is dat veel kleuters tegenwoordig moe in de klas zitten. Als ze me ’s ochtends vertellen naar welke televisieprogramma’s ze hebben gekeken, blijkt vaak dat ze pas om negen of tien uur naar bed zijn gegaan.
Roelandt: Veel ouders stellen geen grenzen meer. Zo had ik een kleuter in de klas die wakker bleef tot haar mama tegen elf uur ’s avonds terug was van de sportclub. Geen wonder dat ze elke namiddag op haar bankje lag te slapen.
Veris: Ik ben ervan overtuigd dat slaaptekort een van de oorzaken is van de toenemende leerproblemen bij kleuters. Net als het feit dat ze de hele tijd naar een scherm zitten te kijken.
Zannouri: Er wordt tegenwoordig veel gediscussieerd over het gebruik van smartphones op school, maar het probleem begint al veel vroeger. Jaren voor kinderen zo’n telefoon krijgen, hebben ze al een tablet.
Roelandt: Sommige kinderen zijn zelfs onderweg naar school nog gebiologeerd naar hun tablet aan het staren. Pas aan de schoolpoort moeten ze hem aan mama of papa afgeven. Natuurlijk worden ze daar onrustig en opgefokt van.
Zannouri: Dit is de eerste generatie die nooit iets anders heeft gekend. Ze zijn nog maar geboren of er wordt al een smartphone boven hun hoofd gehouden om hen via FaceTime aan opa en oma te laten zien. En zodra ze kunnen swipen, krijgen ze een eigen tablet. Ik vraag me af wat de gevolgen op langere termijn zullen zijn.
Ik ben ervan overtuigd dat slaaptekort een van de oorzaken is van de toenemende leerproblemen bij kleuters.
Ria Veris
Ondertussen neemt het aantal kleuters dat naar het buitengewoon onderwijs gaat almaar toe. Hoe komt dat volgens jullie?
Roelandt: De belangrijkste reden is dat kinderen op steeds jongere leeftijd een diagnose krijgen.
Zannouri: Zodra ouders het gevoel hebben dat hun kind op het vlak van motoriek, spraak, algemene of sociaal-emotionele ontwikkeling achteroploopt, willen ze laten onderzoeken hoe dat komt. Ook leerkrachten worden geacht daar veel meer op te letten dan vroeger.
Roelandt: De kleuters die uiteindelijk in het buitengewoon onderwijs terechtkomen, lopen natuurlijk niet zomaar een beetje achterop. Onlangs ben ik van het gewoon naar het buitengewoon onderwijs overgestapt en ik kan jullie zeggen: de acht kinderen die ik vandaag in mijn klas heb, zouden op dit moment niet naar een gewone school kunnen gaan. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat ze daar na verloop van tijd niet kunnen terechtkomen eenmaal ze hebben geleerd om beter met hun stoornis of beperking om te gaan.
Veris: En toch moeten we altijd voor ogen blijven houden dat een kleuter zijn weg nog moet zoeken in het leven – en dat doet niet iedereen in hetzelfde tempo. Sommigen hebben op hun vijfde al een dik zorgdossier. Alles moet tegenwoordig worden genoteerd: dit kind is te beweeglijk, dat kind maakt moeilijk contact. Dat legt niet alleen druk op hun ouders maar ook op die kleuters zelf. Laat hen toch wat ruimte om te ademen, denk ik dan.
Veerle Roelandt (52) was tot voor kort was juf van de derde kleuterklas in een gewone kleuterschool. Na de krokusvakantie stapte ze over naar Het Laar in Dendermonde, een school voor buitengewoon lager onderwijs.
Farah Zannouri (32) ontfermt zich sinds dit schooljaar als zorgleerkracht over de taalontwikkeling van de kleuters van het Annuncia Instituut in Ranst. Daarvoor had ze zeven jaar een eigen klas.
Ria Veris (61) trok in de eerste jaren van haar carrière noodgedwongen van school naar school. Ondertussen geeft ze al 33 jaar les in basisschool De Wilg in Lint.