Walter Pauli analyseert de verkiezingsuitslag: ‘Verdere radicalisering is een feit, in de Wetstraat en in Vlaamse hoofden’
De parlementsverkiezingen hebben de balans tussen links en rechts niet verstoord, maar wel die tussen de partijen. De N-VA en de CD&V zijn in zetels de grote verliezers, links versnippert en marginaliseert daardoor, en vooral Vlaams Belang triomfeert. Het wordt niet eenvoudig om samenhangende regeringen te vormen.
Als je Vlaams Belang 3.0 iets moet nageven, dan wel dat Tom Van Grieken en de zijnen inmiddels weten hoe je goodwill moet creëren bij de publieke opinie. De avond van zondag 26 mei was nog jong toen de Vlaams Belang-voorzitter als eerste de overwinning kwam claimen. Nog lang niet alle stemmen waren geteld, maar zijn partij stond definitief op winst en dat momentum wilde hij niet uit handen geven. Hij heeft communicatiemanagement gestudeerd en werkte in de marketing: als geen ander wist hij dat de beeldvorming cruciaal zou zijn, en hij wilde zijn imago van ‘grote winnaar’ niet uit handen geven. Vandaar de vroege overwinningsspeech en de expliciete eis dat de andere partijen zouden stoppen met het cordon sanitaire rond Vlaams Belang, een vraag die hij in de eerste plaats richtte aan die andere en nog altijd grotere Vlaams-nationalistische partij, de N-VA.
Bart De Wever, Wouter Beke, Gwendolyn Rutten, John Crombez en zelfs Meyrem Almaci: alle vijf hebben ze zondag hun partij in slechte staat achtergelaten.
Want de uitgesproken winnaar van deze verkiezingen is Vlaams Belang natuurlijk wel. De uitslag van 18,5 procent (Vlaams Parlement) lag niet zo ver buiten de foutenmarge van de laatste belangrijke peiling, half mei, van Het Laatste Nieuws, VTM, Le Soir en RTL Info (goed voor 14,8 procent, maar met een foutenmarge van 3,1 – en daarmee werd ook ditmaal weinig rekening gehouden). Toch heeft extreemrechts een formidabele sprong vooruit gemaakt. Van Grieken voerde een stevige verjonging door, met de ‘onafhankelijke’ Schild & Vrienden-kopman Dries Van Langenhove als bekendste exponent. Maar er was nog altijd een prominente plaats, als respectievelijk Europees en Antwerps lijsttrekker, voor de oude gezichten Gerolf Annemans en Filip Dewinter. Het aantal Vlaams Belang-parlementsleden stijgt spectaculair: van 3 naar 18 in de Kamer, van 6 naar 23 in het Vlaams Parlement. Ook wat de partijdotaties betreft, wordt het opnieuw kassa voor de partij van Tom Van Grieken, nadat ze jarenlang de broekriem heeft moeten aanhalen.
Mitspieler
Dat succes ligt in de lijn van de goede uitslagen van bevriende extreemrechtse partijen in een aantal Europese landen, Frankrijk voorop. Ook in het Europees Parlement is de lijst van Gerolf Annemans de grote winnaar: Vlaams Belang gaat van 1 naar 3 Europarlementsleden. Naast oud-Kamerlid Filip De Man is Patsy Vatlet op haar 59e een nieuwkomer – ze was in haar jonge jaren, als penningmeester, al een vertrouweling van partijstichter Karel Dillen. De N-VA en de Open VLD leveren elk 1 zetel in (exit N-VA’er Mark Demesmaeker; filosofe Alicja Gescinska raakt niet verkozen voor de Open VLD) en Bart Staes en Jan Cornillie mislukken in hun pogingen om voor respectievelijk Groen en de SP.A een tweede zetel in de wacht te slepen. Het is soms pijnlijk ontwaken, de maandag na een verkiezingsnacht.
De vraag is of dat veel zal veranderen aan het politieke isolement van Vlaams Belang. Of beter: aan het partijpolitieke isolement. De boodschap van de partij – tegen migratie, tegen de islam – is de voorbije jaren gemeengoed geworden in de Vlaamse politiek, in de Vlaamse media (die dat debat oppikten en daardoor uitvergrootten) en dus ook in de Vlaamse publieke opinie. En de ermee gepaard gaande bekommernissen zijn duidelijk tot uiting gekomen in de stemlokalen. De eis van Van Grieken, Dewinter en hun partijgenoten om eindelijk komaf te maken met het cordon sanitaire kreeg onmiddellijk een zekere weerklank in de Wetstraat: Jean-Marie Dedecker herhaalde zijn oude afkeer voor het cordon en Open VLD’er Luk Van Biesen (die niet opnieuw verkozen raakte) creëerde op zijn beurt een opening: ‘Het is niet verkeerd om met Vlaams Belang te praten. De kunstmatige constructies rond partijen uit het verleden bestaan alleen ter rechterzijde. Men kan geen kiezers negeren.’
Er waren ook echo’s bij opiniemakers. De grootste Vlaamse krant, Het Laatste Nieuws, brak voor het eerst een lans om Vlaams Belang te beschouwen als een volwaardige politieke Mitspieler. Jan Segers schreef: ‘Tot nieuw bewijs van het tegendeel is het Vlaams Belang anno 2019 zonder twijfel een radicaal-rechtse partij of zelfs een extreemrechtse partij, maar niet racistisch of ondemocratisch. Op zijn minst 1 Vlaamse kiezer op de 5 denkt er zo over. In de praktijk zijn het er ongetwijfeld een heel pak meer. Uiteraard is het niet de omvang van een partij die haar per definitie aanvaardbaar maakt. De score van gisteren, zowat 20 procent, is een gepast moment om de efficiëntie en de wenselijkheid van het cordon in vraag te stellen. Wellicht nooit eerder heeft Vlaanderen zo rechts gestemd als gisteren. Je kunt daar niet langer in een wijde boog omheen lopen, in een wolk van weldenkendheid.’
Niet in het script
Dat verhoogt de druk op de rechtse en centrumrechtse politici in Vlaanderen. Open VLD-voorzitter Gwendolyn Rutten wilde zondagavond Vlaams Belang wel feliciteren met zijn overwinning, maar sloot elke samenwerking prompt uit. CD&V-voorzitter Wouter Beke deed hetzelfde: ‘Vlaams Belang moet niet rekenen op de CD&V.’ N-VA-voorzitter Bart De Wever liet meer ruimte voor flou artistique. Hij gebruikte het succes van Vlaams Belang om te beklemtonen dat het Vlaams-nationalisme ‘nooit sterker’ had gestaan ‘dan vandaag’. In het Vlaams Parlement behalen Vlaams Belang en de N-VA samen vandaag inderdaad 43,3 procent; met de CD&V erbij (die onder Yves Leterme in 2004 en 2007 nog de drijvende kracht was achter het ‘Vlaams kartel’) wordt dat 58,7 procent. De Wever kreeg niet over zijn lippen dat hij niet zou samenwerken met Vlaams Belang: dan zou hij de Vlaams-nationalistische of zeker de extreemrechtse kiezer in het gezicht gespuwd hebben, op de avond van de verkiezingen.
Het leek er vooral op dat De Wever verveeld zat met zijn eigen Vlaams-nationalistische achterban. Die is nooit fan geweest van het cordon. Tegelijk heeft De Wever altijd gezegd dat zijn politieke project erin bestond om het nationalisme voor Vlaanderen te redden van Vlaams Belang. Door vooral mist te spuiten over die kwestie, zorgde hij ervoor dat Rutten en Beke verplicht waren om als eersten expliciet de deur dicht te slaan voor een verdere samenwerking.
Het was zondagavond maar een van de vele moeilijke boodschappen die De Wever aan zijn achterban moest brengen in zaal Claridge in Brussel. Een verlies toegeven is nooit prettig, maar het moest. Al werd er ook hard geroepen dat de N-VA met voorsprong de grootste partij van Vlaanderen blijft en dat er zonder haar geen regering te vormen is, het contrast met de feestende en ambitieuze N-VA’ers in 2009, 2010, 2012 en 2014 was te groot om onzichtbaar te blijven. Voor het Vlaams Parlement behaalde de N-VA 24,8 procent, een verlies van 7,1 procentpunten of bijna een vierde van de kiezers van 2014. Vooraf had ze gerekend op een score van zo’n 28 of 27 procent, gehoopt op een iets hogere score en gevreesd dat ze tot de benedengrens van 25 procent kon zakken. Maar daaronder? Dat stond in geen enkel script.
Voor het eerst zullen ook een aantal N-VA’ers in de spiegel mogen kijken. In Limburg had de N-VA gehoopt op een Zuhal Demir-effect, en de nieuwe Genkse nummer één liet geen kans voorbij gaan om stennis te maken rond hoofddoeken of de opening van een islamschool. Het heeft niet tot het verwachte resultaat geleid. Integendeel: in Limburg verliest de N-VA een kleine vijftigduizend kiezers, meer dan een vierde van het provinciale electoraat in 2014, en strandt ze op 22,6 procent. In Vlaams- Brabant is er een moeilijk te negeren verschil tussen de Vlaamse N-VA-lijst die aangevoerd werd door verkeersminister Ben Weyts (25,8 procent, min 3,7 procentpunten) en de Kamerlijst van Theo Franken (28 procent, min 0,3 procentpunt): in 2014 behaalde de Vlaamse N-VA-lijst in die provincie nog meer stemmen dan de Kamerlijst. Ook Bart De Wever loopt averij op: in 2014 behaalde hij 314.650 voorkeurstemmen in de provincie Antwerpen, zondag waren er dat 242.386, een verlies van meer dan 72.000 stemmen.
Pr-praatjes
Bart De Wever heeft nog geluk dat de twee centrumrechtse partijen – of toch partijen met een rechtervleugel – , de CD&V en de Open VLD, slecht scoorden. Met 15,4 procent in het Vlaams Parlement (min 5,1 procentpunten) bereikt de CD&V een nieuw historisch dieptepunt, na de 17,6 procent van 2010. De ultieme poging om Hilde Crevits te promoten als kandidaat-minister-president was niet besteed aan de Vlaamse kiezer. Misschien maar goed ook, want De Standaard onthulde vorige week hoe de organisatie van die kandidatuur vooral het werk was van het pr-bureau dat de partij in de arm had genomen. Blijkbaar voelt de kiezer het verschil tussen ernstige politieke manoeuvres en verkooppraatjes nog altijd intuïtief aan.
Het is verleidelijk om deze verkiezingen te zien als een overwinning voor rechts en een nederlaag voor links. De werkelijkheid is genuanceerder.
De Open VLD wilde het succes van de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 prolongeren, maar dat feestje ging niet door. De Vlaamse liberalen vallen terug tot 13,1 procent voor het Vlaams Parlement (min 1,1 procentpunt). Dat is nog slechter dan de 14 procent van de desastreuze Kamerverkiezingen van 2010, toen de kiezer toenmalig Open VLD-voorzitter Alexander De Croo afstrafte omdat die ‘de stekker eruit had getrokken’ tijdens de onderhandelingen over de kwestie Brussel- Halle-Vilvoorde, waardoor vervroegde verkiezingen onvermijdelijk werden.
Zowel Wouter Beke als Gwendolyn Rutten benadrukte dat het verlies geen reden was voor hun partij om haar eigenheid op te geven: in het geval van Beke en de CD&V zijn dat verbondenheid, verantwoordelijkheid en een respectvolle stijl; in het geval van Rutten en de Open VLD is dat respect voor de vrijheid. Tweemaal leek het een vingerwijzing naar de N-VA en Vlaams Belang.
De vraag is of hun eigen partijleden dat ook vinden. Bij de CD&V lieten backbenchers als Dirk De Vis, de burgemeester van het Limburgse Ham, zondagavond al verstaan dat Beke beter kon opstappen. Zonder zijn voorzitter bij naam te noemen, was ook Open VLD’er Herman De Croo streng voor Rutten: ‘Ik hoorde meer wie er premier en minister-president wilde worden dan iets anders. Dat is voor dikke nekken en dat horen mensen niet graag.’
Een parfum de crise kan altijd overwaaien wanneer verliezende partijen gevraagd worden om toch deel uit te maken van de nieuwe regering. In Vlaanderen zou dat kunnen, want mathematisch en ook politiek is de eenvoudigste oplossing dat Bart De Wever opnieuw kiest voor de aftredende meerderheid van N-VA, CD&V en Open VLD: met 70 zetels op 124 heeft de Zweedse coalitie nog altijd een mooie meerderheid in het Vlaams Parlement. Zeker omdat een eventuele Bourgondische coalitie (N-VA met SP.A en Open VLD, zoals in Antwerpen) maar kan terugvallen op 63 zetels op 124 en een meerderheid van 1 zetel te krap is om de volgende vijf jaar politieke stabiliteit te garanderen.
Andere coalitievormen zijn mathematisch mogelijk maar weinig waarschijnlijk (N-VA met CD&V en Groen hebben samen bijvoorbeeld 68 zetels op 124, maar waarom zouden zij samengaan?) of eventueel gewenst maar mathematisch onmogelijk (zoals een anti- N-VA-coalitie van CD&V plus Paars-Groen, die amper 62 zetels zou hebben).
De kans is groot dat de linkerzijde tot de oppositie veroordeeld blijft, zeker in het Vlaams Parlement. Bij de SP.A waren er de voorbije maanden tenoren als Johan Vande Lanotte die links en rechts de mogelijkheid aftastten om tot een heruitgave van de Antwerpse coalitie te komen, in het volle besef dat die plannen pas verwezenlijkt konden worden ‘als de N-VA ongeveer 30 procent zou behalen en de SP.A meer dan 12 en liefst 14 procent’: beide voorwaarden zijn niet vervuld.
Tv-variété
Links zal dus zijn wonden moeten likken, maar daarvan was zondagavond weinig te merken. SP.A-voorzitter John Crombez legde zijn achterban uit hoe goed er wel gewerkt was in de campagne, hoe grondig hij de partij hervormd had, hoe terecht de eisen en het programma van de Vlaamse socialisten wel waren, enzovoort enzoverder. Groen had, de uitstekende peilingen indachtig, een zaal afgehuurd met een showtrap die deed denken aan tv-variété op zaterdagavond, zoals dat in de eighties gebracht werd door Henk van Montfoort en zijn Girls of Night and Day. Meyrem Almaci loofde groenen uit Wallonië, Brussel en het hele Europese continent voor ze ook haar eigen partij loofde om haar ‘vierde verkiezingsoverwinning op rij’. En dat Groen het misschien slechter had gedaan dan gedacht, wat te verklaren was doordat de verkiezingscampagne uitgedraaid was op een unfaire strijd van ‘alle partijen tegen één’.
Daarmee had zowel de voorzitter van SP.A als die van Groen de onuitgesproken boodschap dat de oorzaak van, laat staan de schuld voor het tegenvallende resultaat niet in eigen kring moest worden gezocht, en zeker niet bij henzelf. Hun CD&V- en Open VLD- collega’s zegden hun partijgenoten nog toe dat de verkiezingsuitslagen ‘in alle sereniteit’ zouden worden besproken en dat daarbij verantwoordelijkheden niet uit de weg zouden worden gegaan. Daartoe is de leiding van de Vlaamse linkerzijde ofwel niet in staat, ofwel niet bereid.
Het was natuurlijk een pijnlijke verkiezingsavond, zeker voor Groen. De hele campagne had de partij het ‘marktleiderschap op links’ geclaimd, zeker na de eerste massale bijval en belangstelling voor de klimaatmarsen. Dat resulteerde in peilingen die haar tot 15 procent stuwden, waardoor ze ineens de tweede partij van Vlaanderen leek. Intussen werden de socialisten teruggeduwd tot 11 procent. Zondagavond draaiden de verkiezing uit op een nek-aan-nekrace tussen twee verliezers. In het Vlaams Parlement strandden de SP.A en Groen allebei op 10,1 procent: min 3,9 procentpunten voor de SP.A, plus 1,4 procentpunt voor Groen. Alleen behalen de socialisten daarmee 12 zetels en de groenen 14. Voor de SP.A is dat het slechtste resultaat uit haar bestaan, voor Groen het op een na beste: in 1999, na de dioxinecrisis, behaalde Agalev 10,6 procent voor het Vlaams Parlement.
In de Kamer zakt de SP.A van 13 naar 9 zetels; Groen stijgt van 6 naar 8 zetels. Federaal is de SP.A dus de ‘grootste’ Vlaamse linkse partij. Voor wat dat waard is, want samen hebben de Vlaamse socialisten en groenen 1 zetel minder dan Vlaams Belang. Gezien hun geschiedenis, hun ambities en de peilingen is de claim ‘marktleiderschap op links’ sinds zondag 26 mei volkomen uitgehold geraakt. De linkse marktleider in Vlaanderen is in het beste geval een huis-aan-huisventer gebleken van moeilijk verkoopbare producten van twijfelachtig allooi. De Vlaamse socialisten verloren ongeveer een kwart van hun stemmen, dat wil zeggen: van het laagterecord dat de SP.A onder Bruno Tobback in 2014 al neerzette – zijn opvolger John Crombez brak het moeiteloos.
Het verlies van de SP.A en de plafonnering van Groen worden gecompenseerd door de winnende derde, de PVDA. De partij van Peter Mertens stijgt van 2,5 naar 5,3 procent (dus plus 2,8 procentpunten) en gaat in Vlaamse zetels van 0 naar 4. Daarbij komen ook 5 nieuwe zetels in de Kamer. Omdat de Vlaamse PVDA’ers daar een fractie vormen met de Franstalige PTB’ers (net zoals Ecolo en Groen, maar PTB-PVDA is bovendien één partij met één nationale voorzitter) wordt die nieuwe, dieprode PTB-PVDA-fractie 12 zetels sterk, 3 meer dan de SP.A-fractie, waardoor de Vlaamse socialisten in de hiërarchie van de parlementaire werkzaamheden één plaats zakken.
Aan ontslag lijkt John Crombez niet te denken, en Meyrem Almaci gaf evenmin die indruk. Toch lijkt voor de hele generatie voorzitters die de voorbije bestuursperiode de Vlaamse partijen hebben geleid een tijd van (zelf)evaluatie aangebroken. Bart De Wever, Wouter Beke, Gwendolyn Rutten, Crombez en zelfs Almaci: alle vijf hebben ze zondag hun partij in slechte staat achtergelaten – Groen schuift wel wat op, maar de ontgoocheling bij de achterban is immens. Alle vijf hebben ze ook merkelijk minder goed gepresteerd dan hun militanten en kiezerskorps mochten verwachten. Het kan moeilijk dat dat in geen enkele partij zonder gevolgen zal blijven. Veel hangt natuurlijk af van de vraag of er valabele alternatieven zijn voor het voorzitterschap.
Welke coalitie?
Misschien wordt die fase ook uitgesteld door het verloop van de federale onderhandelingen. Die worden lastig, want een voortzetting van de regering-Michel is mathematisch onmogelijk. Behalve als de 64 zetels van ‘Zweeds’ aangevuld worden met de 6 van CDH en de 9 van SP.A, waardoor je 79 zetels op 150 krijgt. Ook een Bourgondische coalitie van N-VA, liberalen en socialisten zou 79 zetels hebben. Maar dan zouden de PS en de N-VA samen moeten willen en kunnen regeren.
Ook een klassieke tripartite plus de groenen kan federaal terugvallen op een ruime meerderheid, maar heeft die niet in Vlaanderen. Bart De Wever kent dat gevaar. Hij waarschuwde zondag dat de N-VA ‘geen federale meerderheid zou aanvaarden zonder een Vlaamse meerderheid’, voor zover hij dat te bepalen heeft. Maar zo probeert de politicus die wellicht minister-president van Vlaanderen wordt, de controle te behouden over wat er federaal kan. Hij voelt zich gesterkt in die claim omdat CD&V’ers als Pieter De Crem en Wouter Beke al hebben gezegd dat ze aan zo’n avontuur niet zullen beginnen.
En hoewel het grote succes van Vlaams Belang en de pijnlijke les in nederigheid voor de SP.A en Groen een uitnodiging zijn om deze verkiezingen te zien als een overwinning voor rechts en een nederlaag voor links, is de werkelijkheid genuanceerder. Als je de stemmen en zetels optelt, zie je dat het aandeel van de drie partijen van de Vlaamse linkerzijde vergeleken met 2014 eigenlijk een héél klein beetje is gestegen: van 25,3 procent in 2014 naar 25,5 procent in 2019 voor het Vlaams Parlement.
Als we de rechterzijde een beetje ruim definiëren als bestaande uit Vlaams Belang plus de twee partijen van het voormalige Vlaamse kartel, de N-VA en de CD&V, dan steeg ook die zijde in stemmen voor het Vlaams Parlement met minder dan 1 procentpunt, van 58,3 in 2014 tot 58,7 in 2019. En daartussen zit, met 1 procentpunt lichtjes in het verlies, de Open VLD, van 14,1 naar 13,1 procent.
Hakken en spuwen
Dat wijst op een vast landschap. De Vlaamse linkerzijde keert zich gewoon af van ‘rechts’, in zijn extreme en in zijn gematigde vorm – en omgekeerd. Dat is blijkbaar het resultaat van vijf jaar schelden, hakken, armworstelen, vechten en spuwen, maar vooral van niet dialogeren: dat niet alleen de partijen, maar ook de kiezerskorpsen en dus de Vlaamse samenleving diep en langdurig verdeeld zijn. Progressieve Vlamingen hebben in 2019 even progressief gestemd als in 2014: ze verkavelden gewoon hun stemmen op een andere manier. De PVDA en Groen kregen erbij wat de SP.A verloor. Dat geldt evenzeer voor centrumrechts: het verlies van de N-VA en de CD&V is de winst van Vlaams Belang.
Verder staan links en rechts met de rug tegen elkaar. Alsof men opnieuw wacht om passen uiteen te kunnen zetten en het eeuwige duel opnieuw te laten beginnen. Intussen leert het succes van Vlaams Belang en de PVDA dat een verdere radicalisering een feit is, in de Wetstraat en in de Vlaamse hoofden.
Verkiezingen 2019
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier