De (s)preekstoel van Knack.be
‘Waarom we in discussies rond religie langs elkaar heen praten’
Alvorens weer eens iets te roepen over de hoofddoek op een Antwerpse school of een boerkini in een Gents zwembad, stelt Dick Wursten van de Verenigde Protestantse Kerk van België voor om de echte ‘religie’ in al z’n complexiteit eens van iets naderbij te bekijken.
Religie is een ‘unruly thing’, iets dat zich niet zo gemakkelijk laat vatten, laat staan dat je ‘er beleid rond kunt maken’ om maar eens wat Wetstraat-jargon te gebruiken. Nadat vele eeuwen één variant, het christendom, de westerse samenleving had bepaald, werd eind 19de eeuw God ‘dood’ verklaard en men meende dat de religie wel snel zou volgen.
Maar nu is God terug (van nooit weggeweest, voeg ik toe) en is het weer al religie wat de klok slaat. Wij schrikken en schieten in een kramp, omdat God bij zijn terugkeer er plots zo anders uitziet dan bij zijn vertrek. Hij heet nu ‘Allah’ en zijn aanhangers vertellen plots allemaal dingen die wij liever niet horen. Godsdienst is niet die ouwe-vertrouwde katholieke kerk die we zo goed kennen. Of we er nu belijdende christenen zijn of niet, daar hadden we mee leren leven. Met die nieuwe, die andere religie, de islam, weten we niet zo goed raad. Zo leidt de ‘comeback’ van religie dus tot een hevig maatschappelijk debat, gericht op de islam.
De media krijgen de meningen niet gepubliceerd, gesteld dat ze dat nog wil. En geregeld raken de gemoederen oververhit, met name als het gaat over de manier waarop deze godsdienst de zogeheten ‘publieke ruimte’ of het ‘publieke domein’ betreedt en zich daarbij beroept op de ‘vrijheid van godsdienst’, die uitvinding waar het Westen zo trots op is. Het gaat over hoofddoeken, boerka’s, boerkinis’, dagelijks gebed, ritueel slachten, halal-op-school etc. Inderdaad: religie is een ‘unruly thing’.
Waarom we in discussies rond religie langs elkaar heen praten.
Om de zaak nog wat te compliceren: religie is zo divers is als de mensheid zelf. Ja, niets menselijks is haar vreemd (ook al zullen veel gelovigen met die uitspraak niet meteen instemmen), zowel ten goede als ten kwade. Komt nog bij dat het heel moeilijk is om in te schatten wat een bepaalde religieuze overtuiging nu werkelijk betekent voor een mens. Ook dat verschilt per persoon, per omstandigheid, per leeftijdsfase. Op het terrein van het religieuze is dus niet zomaar alles duidelijk, zelfs niet voor de religieuze mens zelf.
Alvorens weer eens iets te roepen over de hoofddoek op een Antwerpse school of een boerkini in een Gents zwembad, stel ik voor om de echte ‘religie’ in al z’n complexiteit eens van iets naderbij te bekijken. Ik doe hiervoor zelfs een methodologische voorzet. Het alles- en nietszeggende begrip ‘religie’ zetten we in de ijskast. ‘De’ islam en ‘het’ christendom bestaan niet. Er zijn enkel mensen die op verschillende momenten in hun leven en in verschillende contexten met ‘religie’ te maken hebben. Om dat op het spoor te komen, stel ik voor om functionele deeldefinities te hanteren, als ‘heuristische methoden’. Ze kunnen we misschien helder krijgen waar we het over hebben, hoe religie werkt, hoe bepaalde religieuze gebruiken en opvattingen inhaken op gewone menselijke verlangens en emoties etc. Ik laat me hierbij inspireren door Elizabeth Shakman Hurd, die in haar boek Beyond Religious Freedom, een aantal case-studies heeft samengebracht waarin ze de sociale en politieke gevolgen van de al maar voortschrijdende juridisering van de godsdienstvrijheid aankaart. Zij beschrijft hoe religie zich globaliter op drie verschillende manieren in het leven van de mensen meldt: Als Expert religion (hoe religieuze leiders het graag zien), governed religion (hoe de staat en haar instellingen het proberen te beheersen) en lived religion (hoe Jan met de pet en Aysha met of zonder hoofddoek het wel en niet een plaats geeft in het leven). Deze drie manifestaties, die voor een goed begrip dus niet los van elkaar bestaan, maar constant interageren, wil ik iets nader invullen. Ze bieden mijns inziens handvaten om het maatschappelijk debat over de plaats van religie in de seculiere samenleving (d.w.z. binnen een levensbeschouwelijk plurale context) iets zinvoller te voeren dan vandaag vaak het geval is.
EXPERT RELIGION
is de godsdienst zoals die door professionals wordt bedreven en beschreven. Dit zijn meestal interne experten (theologen, voorgangers, monniken), maar kunnen ook ‘kenners’ in algemene zin: godsdienstfilosofen, moraalwetenschappers etc. Binnen het maatschappelijk debat en de media zijn het vaak deze experten die aan het woord komen. Logisch, zij hebben ervoor gestudeerd om het te kunnen uitleggen. Zij antwoorden op vragen: Hoe zit dat bij jullie? Is dat overal zo? Hoe werkt dat? Hoe belangrijk is dat? Maar je kunt je afvragen: wiens verhaal vertellen zij eigenlijk, wiens belang dienen zij? Opvallend is dat hun kennis wordt ingeschakeld in het ‘geruststellingsdiscours’ (Religie, zo verzekeren zij slag om slinger, is ten diepste ‘vrede’, een bron van moraal en onmisbaar voor de sociale cohesie). Ook komen we ze tegen in het ‘controlediscours’ (Omdat religie ook een bron van geweld kan zijn, raden wij aan om…). U kent ze wel. Ze zijn niet van buis weg te slaan.
GOVERNED RELIGION
is de religie zoals zij voorkomt in wetteksten, zowel binnen de rechtspraak als de politiek. Deze definitie is uit de aard der zaak tamelijk vlak. Ze moet vooral functioneel zijn. Toch heeft deze definitie, samen met de ‘expert religion’ bijzonder veel invloed op de realiteit, zij stuurt die aan. Het zijn politieke en religieuze autoriteiten die hier voor de input zorgen. Men spreekt daarom ook wel van de ‘officiële religie’. De link met de expert religion is nauw. De experten adviseren juristen en politici. De religieuze instituten (vertegenwoordigende instanties) zijn bijzonder geïnteresseerd om binnen deze categorie aan bod te kunnen komen, zeker als er een vorm van overheidssteun mogelijk is voor een deel van hun programma (kerken, scholen). De definitie van religie die hier vigeert interpreteert godsdienst vooral als een zaak van ‘persoonlijke geloofsovertuigingen die diep doorleefd zijn’. Ook hier is de vraag te stellen: gaat het daar ècht over? Heb je daar de kern van de zaak te pakken als overheid? Je kunt daar met name vanuit de godsdienstwetenschap toch wel vragen bij stellen.
LIVED RELIGION
Hoewel ook een papieren term, is deze categorie toch vooral bedoeld om enige weerstand te kunnen bieden tegen de twee bovengenoemde ‘constructen’. Het duidt op religie zoals die gepraktiseerd en beleefd wordt door gewone mensen, privé of in groep. Natuurlijk staat die niet los van de twee bovengenoemde manifestaties van religie. Je zou van een constant heen en weer (aantrekken en afstoten) kunnen spreken tussen de drie. Deze geleefde, doorleefde, dagelijkse religie omvat allerlei menselijke activiteiten, engagementen, opvattingen en handelingen (rituelen, gedrag). Daarin spelen autoriteiten (goeroes, voorgangers, heiligen, idolen, goden) een rol, net zoals rituelen, teksten, gebouwen, plaatsen, maar deze zijn niet noodzakelijk beperkt tot de door de instituten of experten erkende gebruiken. De verhouding tot de instituten en de experts is zelfs meestal wat gespannen. Veel wordt door de experten als ‘volksreligie’ of ‘bijgeloof’ weggezet. Deze manifestatie van religie is nauw verwant met wat mensen spontaan doen als ze diep geraakt zijn, bijv. na een ramp of een aanslag, of als de Rode Duivels hebben gewonnen en verloren. Meer dan op wat in de kerkelijke boeken staat. Vertrouwelijke omgang met ‘het heilige’, on-eerbiedig in de ogen van de officials (het beeldje van de heilige Antonius op de schoorsteenmantel wordt omgedraaid als hij niet gedaan heeft wat gebeden), zijn hier kenmerkend.
Waarom wil het ene meisje een hoofddoek op en het andere niet?
Vanuit deze drie perspectieven kijken naar wat zich voordoet op het veld van de religie, lijkt me een zinvolle oefening. Waarom wil het ene meisje een hoofddoek op en het andere niet? Waarom nu pas en vroeger niet? Vraag je dat aan de ‘experten’, dan krijg je de ‘officiële versie’. Interessant, maar misschien heeft die wel even weinig te maken met de beleving van het meisje zelf als het verhaal van meneer pastoor over de diepe betekenis van de eerste communie. Ik zou zeggen: vraag het aan het meisje zelf. En dan niet altijd maar weer aan die ene die net bekeerd is, of die het zo goed kan uitleggen, maar aan een ‘gewone’ (lived religion). Maar ja, die kan het niet uitleggen en verwijst … naar de experten. Precies. Dat is de valkuil waarin we niet moeten trappen, maar waar we elke keer weer met open ogen inlopen. Inderdaad: Gewone mensen verkondigen niet, ageren niet, schrijven geen opiniestukken over religie. Voor veruit de meesten zijn religieuze gebruiken gewoon een facet van hun dagelijks leven, niet meer, niet minder. Erover nadenken, ach dat is zo lastig. Toch zouden ze het ook niet willen missen. Is hier dan misschien – zo vraag ik me af – niet een mooie taak weggelegd voor wetenschappers (sociologen, sociaal-psychologen, antropologen, neurologen) om eens te zien of zij dat geluid toch niet wat beter hoorbaar kunnen maken? En zou het niet mooi zijn als de pers zich daar dan ook eens in zou willen verdiepen om die stem te laten meespreken in het maatschappelijk debat? Het zou dat debat in elk geval ten goede komen. We zouden minder langs elkaar praten en elkaar iets beter begrijpen vermoed ik, over en weer.
Dick Wursten van de Verenigde Protestantse Kerk van België (VPKB)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier