Waarom een boze boer sympathieker is dan een boze klimaatjongere
Waarom kan de boze boer die met zijn tractor de weg blokkeert op meer sympathie rekenen dan de boze klimaatjongere die zich aan het wegdek vastkleeft? ‘De boer strijdt voor het voortbestaan van zijn bedrijf, de jongere voor het voortbestaan van de aarde en dat is toch wat abstracter’, zegt cultuurfilosoof Walter Weyns.
Frankrijk, Duitsland, Roemenië, Nederland, Polen, Duitsland en België: overal in Europa werpen boeren met hun tractoren verkeersblokkades op. Maar ondanks al het fileleed krijgen ze – voorlopig – veel steun vanuit de samenleving.
Zeven op de tien Vlamingen vinden dat de boer ondergewaardeerd wordt, blijkt uit een recent onderzoek van de UGent, en acht op de tien hebben zelfs bewondering voor de boerenstiel.
Terwijl de ‘klimaatklever’ die zich aan het wegdek vastlijmt om aandacht te vragen voor het klimaat en het milieu doorgaans vooral op onbegrip lijkt te kunnen rekenen.
Cultuurfilosoof Walter Weyns (Universiteit Antwerpen) ziet wel enkele mogelijke verklaringen voor dat opvallende verschil. ‘De klimaatactivisten waarschuwen voor de ondergang van de mensheid of zelfs van het leven op aarde, de boeren voor de ondergang van het boerenbestaan. Dat eerste blijft toch een eerder abstracte ontwikkeling, terwijl dat laatste in wezen over de centen gaat – en iedereen begrijpt de taal van het geld.’
Daarnaast associëren mensen de klimaatklevers – vaak jongeren en studenten – met vrijbuiters die blijkbaar tijd genoeg hebben, denkt Weyns. ‘De boeren daarentegen staan bekend als harde werkers. Als zij hun werk laten liggen om te gaan betogen, móét het water hen wel tot de lippen komen.’
Boeren en klimaatklevers richten zich ook tot een ander publiek. ‘De boer is boos op de politici die volgens hem te weinig aandacht hebben voor zijn grieven en op de de supermarkten die hem oneerlijk vergoeden. De klimaatklever legt de verantwoordelijkheid voor de achteruitgang van het milieu ook bij mensen met een te grote ecologische voetafdruk. Dus eigenlijk bij haast ieder van ons, denk maar aan alle mensen die met een auto met verbrandingsmotor rijden. Bij hun protestacties spreken ze ons individuele schuldgevoel aan en dat wordt door het bredere publiek niet altijd op prijs gesteld.’
De politie lijkt ook strenger op te treden tegen klimaatklevers dan tegen boeren, hoewel beide groepen de straten blokkeren. Hoe verklaart u dat?
Walter Weyns: Zo’n boerenbetoging met een lange colonne tractoren en luide motoren is natuurlijk nogal imposant. De klimaatklevers werpen alleen hun eigen lichaam in de strijd en zijn daardoor kwetsbaarder en makkelijker te overmeesteren. Ze liggen op de grond , terwijl de boeren boven op hun grote machines zitten, je moet letterlijk naar ze opkijken.
De boer wekt ontzag, maar toch wordt hij ook sympathiek bevonden.
Weyns: De boer is in onze cultuur een heel complexe, wat tragische figuur. Vanaf de 19e eeuw zijn we hem gaan beschouwen als iemand die door de industrialisering en verstedelijking is ingehaald. De boer evolueerde niet mee en had manieren die zeker voor de stedelingen en de burgerij niet aan de normen voldeden. De staande uitdrukking ‘gij, achterlijke boer’ brengt dat gevoel onder woorden. Vanaf de jaren zestig wilde men in het moderne Vlaanderen liever niet met dat boerenimago geïdentificeerd worden. Men richtte de blik op de toekomst, en daar maakte de boer niet langer deel van uit.
Ook vanaf de jaren zestig moest de boer aan schaalvergroting doen als hij Europese subsidies wilde krijgen. Met de beruchte boterbergen en melkplassen tot gevolg.
Weyns: De landbouw begon toen inderdaad in sneltempo te moderniseren. Met haar boek Stille lente schreef de Amerikaanse biologe Rachel Carson al in 1962 over de schadelijke milieueffecten van overmatig pesticidengebruik door de landbouw. Tien jaar later waarschuwde ook de Club van Rome voor de desastreuze effecten van de industriële landbouw op mens en milieu. Dat kwam bij de boeren hard aan: net op het moment dat ze zich volop naar de moderniteit aan het knokken waren, kregen ze opnieuw te horen dat hun manier van werken er een van gisteren was. Sterker nog:, ze zaaiden dood en verderf – een zwaar verdict.
Leeft dat beeld nog steeds?
Weyns: Bij de politiek zeker wel. De Europese Natuurherstelwet en het stikstofakkoord van de Vlaamse regering zeggen opnieuw dat de boer niet goed bezig is.
Maar het is wel degelijk slecht gesteld met de biodiversiteit in Vlaanderen. We zijn toch zelf verantwoordelijk voor de schade die we aanrichten?
Weyns: Ja, natuurlijk, maar het is heel paradoxaal, want het hele idee van de klimaattransitie ontspruit aan dezelfde beheersingsdrang die moeder aarde tijdens de industrialisatie zo heeft geteisterd. Met de Green Deal bijvoorbeeld doet de Europese Unie een poging om de natuur te beheersen op continentale of zelfs globale schaal. Een sterk staaltje hybris. We zijn beschaamd voor wat we hebben aangericht maar vinden onszelf wel het meest geschikt om daar iets aan te doen. ‘Wij gaan de aarde redden, en we zijn de enigen die dat kunnen’, klinkt het. Alez, proficiat! (ironisch) Dat niet de weergoden maar wijzelf de temperatuur op deze aardbol zouden gaan bepalen, dat zou een boer zich nooit hebben kunnen indenken.
Hoe groot is de kloof tussen de stad en het platteland vandaag nog?
Weyns: De onwetendheid over het leven van de landbouwer blijft vrij groot, zeker in de steden. De weinige studiecentra en plattelandssociologen die wel onderzoek doen naar landbouw zijn meestal bezig met het beleid, zonder voeling met de boer en zijn akker.
Fysiek gesproken is die kloof in het volgebouwde Vlaanderen natuurlijk kleiner geworden, maar dat heeft de relatie tussen de twee niet minder complex gemaakt. Toen de groene beweging vijftig jaar geleden in de straten van Antwerpen voor meer fietsruimte ijverde, strooide Agalev-grondlegger Luc Versteylen vanuit zijn bakfiets mest op straat. Mest werd toen ook geassocieerd met de gezonde boerenbuiten, vandaag staat mest voor de groene beweging daarentegen symbool als een ontwrichtend gevaar voor de natuur – zeker als het om synthetische stoffen gaat.
Tegelijkertijd heeft het platteland nog steeds een zekere aantrekkingskracht – denk maar aan het agrotoerisme of de opkomst van het stadstuinieren. De boer staat daarin centraal als iemand die nog veel voeling met de natuur heeft.
Is dat beeld van het boerenberoep nog wel actueel, nu het platteland vol staat met megastallen?
Weyns: Toch associëren we het boerenbestaan met een wereld waarin de zaken eenvoudiger leken, zonder sociale media of massamigratie bijvoorbeeld. Vandaar dat radicaal-rechtse partijen het boerenprotest proberen te recupereren. De boerenstiel staat bol van de traditie en wekt een zekere nostalgie op.
Maar zonder grootschalige landbouw krijg je nu geen acht miljard monden gevoed. In die zin verschilt de landbouw van de toekomst niet ontzettend veel van de hoogmoed die de huidige klimaatpolitiek in zich draagt. Ook met genetische gemodificeerde gewassen proberen we de natuur op haast goddelijke manier te dirigeren en de mens meester te maken van zijn omgeving.