Waarom de tv-serie ‘1985’ zo duister is (deel 7): toen België een bende werd
Het waren niet allemaal gangsters die België in de lange jaren tachtig aan het wankelen brachten. Het kwaad werd ook aangericht door mannen in uniform, én door hardwerkende civil servants die vaak het beste voorhadden met dit land.
De jaren van geld, geweld en gevaar
De VRT-fictieserie 1985 toonde een grimmig beeld van de jaren tachtig: een hard, gevaarlijk en op de koop toe erg lang decennium. Net zoals de Britse historicus Eric Hobsbawm de twintigste eeuw definieerde als ‘the short twentieth century’, kende België tussen 1972 en 1998 zijn ‘lange jaren tachtig’. Het was een gruwelijk uitgesponnen decennium van geld, geweld en gevaar.
Aflevering na aflevering voelt de kijker van de VRT-serie 1985 – beklijvende fictie, maar geen geschiedenis – dat er iets boosaardigs etterde binnen de rijkswacht. Al zag het publiek dat in de jaren tachtig niet goed: wanneer rijkswachters in uniform in het gelid stonden, zag de rijkswacht er patent uit.
Telkens als de commandant in de reeks zijn manschappen toesprak, blonk hij met zijn woorden dat zelfbeeld nog op: ‘Alles wat men zegt over de gendarmerie is waar, heren. Dat we rotzakken zijn die harder dan nodig op betogers slaan. Dat we racisten zijn die altijd dezelfde mensen controleren op straat. Dat we barbaren zijn die zelfs hun eigen naam niet kunnen schrijven. En natuurlijk dat we de staat binnen de staat zijn. Maar heren, zolang deze fabels verteld worden, winnen wij. Het is hun onbeholpen manier om ons hun respect te tonen. Hun manier om te zeggen dat ze blij zijn dat wij hen beschermen tegen het uitschot dat ze vrezen. En hoe meer ze roepen, hoe beter wij eruit komen. Want wij zijn de perfecte belichaming van wat een democratie echt is. Welkom bij de elite. Welkom bij de rijkswacht.’
Een korps, een groep als een elite. Zo zag ook het racistische Front de la Jeunesse (FJ) zichzelf. Idem voor de burgerlijke redactie van Nouvelle Europe Magazine (NEM) en haar lezersverenigingen, de NEM-clubs. En zeker het allegaartje dat in 1973 zijn fantasieën over een nieuw en beter regime in de praktijk aan het brengen was door een staatsgreep voor te bereiden. De gevaarlijke weirdo’s van Westland New Post (WNP) zagen zichzelf als de bevrijders van het Westen. Ze waren dan ook gekozen uit de radicaalste elementen van het FJ – dan kun je jezelf moeilijk anders zien dan als ‘de elite van de elite’ die het recht heeft om de minderwaardige staatsinstellingen te kraken.
Geen enkele Belgische politicus heeft Donald Trump zo dicht benaderd als Vanden Boeynants.
Paradoxaal genoeg was dat ook de visie van de rare groupuscule die zich de Cellules Communistes Combattantes (CCC) noemden – meervoud – terwijl ze niet eens genoeg leden hadden om één cel te vormen. En toch konden vier anonieme, extreemlinkse jongeren het hele land de daver op het lijf jagen (zie kaderstuk onderaan).
Waren het misschien reacties op een samenleving en een democratie die in de late jaren zestig plots diepgaand veranderd was? Zelfs de verantwoordelijken van Gladio, een internationale organisatie die juist opgericht was ter verdediging van het Vrije Westen, vonden dat de democratische politici zich niet met hun werking moesten inlaten en er evenmin over geïnformeerd hoefden te worden.
Dat werd allemaal gedoogd, zo niet gestimuleerd door politici à la Paul Vanden Boeynants. Voor en na VDB heeft dit land niet één eerste minister gekend die zo volks overkwam. Er is geen enkele Belgische politicus die Donald Trump zo dicht heeft benaderd als Vanden Boeynants.
Hij deed en durfde vier, vijf decennia eerder alles wat Trump vandaag zo moeilijk bestrijdbaar maakt. Onklopbaar zijn op tv. Zich bedienen van ultrarechtse intellectuelen, die de ideeën van extreemrechts in het midden van het maatschappelijk debat brengen. Die via tussenpersonen contact houden met extremistische knokploegen: FJ en WNP als Belgische voorlopers van de Proud Boys, en de gelukkig nooit gerealiseerde ‘staatsgreep’ van 1973 als een vroege variant op de bestorming van het Capitool. Ook toen was het eerste doel van de opstandelingen de fysieke bezetting van het halfrond van de Kamer en de Senaat. Gelijkend zijn ze, VDB, Trump en hun clans: poenerige parvenu’s vol minachting voor het soevereine volk.
De dood van de Nigeriaanse vluchtelinge Semira Adamu in 1998 was de allerlaatste keer dat rijkswachters vonden dat de regels en procedures niet voor hen golden.
Gelukkig hebben al die pogingen om de democratie af te schaffen of te omzeilen uiteindelijk niet geloond. Bij de rijkswacht heeft de korpsgeest geleid tot de ondergang van het eigen korps. De dood van de Nigeriaanse vluchtelinge Semira Adamu in 1998 was de allerlaatste keer dat rijkswachters vonden dat de regels en procedures niet voor hen golden.
Voor het eerst moest de opperbevelhebber van de rijkswacht ontslag nemen, een generaal met de ongelukkige naam De Ridder, en vervolgens ging het in rechte lijn naar de opslorping van de rijkswacht in de nieuwe eenheidspolitie.
Maar hoe blind is de samenleving geweest voor al dat etterende gevaar? Kranten stonden vol zorgelijke getuigenissen en interviews. Die werden met aandacht en zelfs enig amusement gelezen, en daarna gingen we met z’n allen terug over tot de orde van de dag. Daarom is het goed om opnieuw te lezen wat bijvoorbeeld ex-rijkswachter Martial Lekeu in 1989 in La Dernière Heure zei over ‘de cultuur’ bij de rijkswacht:
‘Toen ik bij de rijkswacht kwam, werd ik een overtuigde fascist. Bij de Groep Diane leerde ik mensen kennen die er dezelfde opvattingen opna hielden als ik. We groeten elkaar zoals de nazi’s. Telkens als we in de kantine of in de gangen van het BOB-gebouw aan de Leuvenseweg in Brussel onze hakken tegen elkaar klikten, hoorden we het anderen ook doen. Het was een teken van samenhorigheid. We lachten om de migranten wier gezichten we in puin sloegen. Wanneer we meewerkten aan een of andere actie in een migrantenbuurt gingen we er keihard tegenaan. Ik vraag me nu af wat we gedaan zouden hebben als we op zo’n moment het bevel hadden gekregen om op die mensen te schieten. Als ik eraan terugdenk, schaam ik me. Samen met een tiental andere rijkswachters luisterden we naar marsmuziek van de Waffen SS. Aan de muren hingen nazivlaggen.’
Die Duitse liedjes waren nochtans bekend – van het onschuldig klinkende Erika over het Horst Wessel Lied (‘Die Fahne hoch’) tot het ronduit oorlogszuchtige Panzerlied. We wisten toch wat de mannen die deze deuntjes zongen, tegelijk déden?
Dat was de rauwe werkelijkheid, niet alleen binnen ranzige clubjes maar ook binnen organisaties waar de leiding beter had moeten weten. Naar buiten toe werd zwijgen tot kunst verheven. Was dat trouwens niet de officiële wapenspreuk van Gladio, ‘Silendo libertatem servo’, ‘Ik dien zwijgend de vrijheid’?
Dan kom je tot toestanden zoals de top van de Militaire Inlichtingendienst die woedend is op de minister van Landsverdediging, alleen omdat Guy Coëme (PS) het waagde de namenlijst van de geheimagenten van Gladio op te vragen, om discreet te kunnen nagaan of er een overlap kon zijn met de Bende, FJ of WNP. Nee, dan stak kolonel Bernard Legrand, de chef van SDRA-8 (de militaire tak van de Belgische afdeling van Gladio), zijn middenvinger ostentatief op naar de Belgische regering.
Op de voorpagina van Le Soir verscheen in beide landstalen een amper gecodeerde boodschap voor de Gladio-agenten. Het klinkt als ‘Allo ‘Allo.
In 1990 slaagde hij erin (via een mol op de redactie?) om op de voorpagina van Le Soir een artikel te laten verschijnen, in béíde landstalen, dat bedoeld was als een amper gecodeerde boodschap voor de Gladio-agenten. De toon deed denken aan de oorlogsberichten vanuit Londen – of aan de satire daarvan in de tv-serie ‘Allo ‘Allo!:
‘Hier Radio Brussel. Beste Staybehindvrienden, de sectie SDRA-8 geeft blijk van haar hoogste waardering en dankt u allen voor uw toewijding tegenover het land. Wij verzekeren u dat alle druk en bedreigingen tot niets dienen en dat wij ons gegeven woord alle eer aandoen. Adolphe stelt het goed.’ (Adolphe is een codenaam, maar van wie?) Dat stond in 1990 letterlijk op de voorpagina van de belangrijkste Franstalige krant van het land.
In die lange jaren tachtig werd de democratie tegelijk van binnenuit uitgehold (bijvoorbeeld vanuit de rijkswacht en Gladio) en van buitenaf bedreigd (FJ, WNP, De Bende van Nijvel, CCC). Er dreigde een gevaarlijke collusie tussen de interne en de externe belagers van de democratie.
Daarom moet je nog niet paranoïde worden en overal verbanden zien, alsof één groot zwart terroristisch netwerk op het punt stond West-Europa in handen te krijgen, te beginnen met België. Dat stond nooit te gebeuren. De grootste fout die men kan maken, is kiezen voor het amalgaam.
In wekelijkheid waren politicus Paul Vanden Boeynants en zijn acoliet Benoît de Bonvoisin aartsvijanden van Albert Raes van de Staatsveiligheid: ze konden elkaars bloed wel drinken. Maar ze deelden wél een mentaliteit: de wet kon hun optreden niet bepalen en begrenzen, zij stelden voor zichzelf de wetten. Die houding vond je zowel terug bij lieden in bottines en camouflagejacks, bij types die zich ontastbaar waanden omdat ze tot een korps behoorden, als bij heren die in avondkledij aanzaten bij de Cercle des Nations.
We moeten ook niet paranoïde worden en overal verbanden zien, alsof één groot zwart terroristisch netwerk op het punt stond West-Europa in handen te krijgen.
Gewoontes zijn taai. Tot ver in de jaren negentig bleef die attitude onnoembare schade aanrichten. Hoeveel leed werd niet veroorzaakt door het parallelle geheime onderzoek dat de rijkswacht tussen 1994 en 1996 zo nodig op eigen houtje wilde voeren naar de ontvoeringen van Marc Dutroux? Dat móést gebeuren buiten het medeweten van de andere politiediensten, en zeker zonder de eigen bevindingen te delen met het gerecht. Uiteindelijk waren het een eenvoudige procureur en een onderzoeksrechter uit de diepe Ardennen die Dutroux te pakken kregen. Helaas gebeurde dat te laat.
Ze hebben België in die fatale ‘lange jaren tachtig’ tot aan de rand van de afgrond gebracht, al die mensen en organisaties die vonden dat zij het beter wisten en konden dan onze democratische instellingen en onze verkozen politici.
Het studentenblad Veto en de ‘Leuvense CCC’
Bij mensen in uniform zorgden de ‘loden jaren’ voor dagen vol stress. Soms werd het iemand te veel.
Het studentenblad Veto bracht op 23 mei 1985 een surrealistisch bericht, in de typische progressieve spelling van die tijd: ‘Leuven vol paniek. Veto-kamionet veroorzaakt bomalarm’. Een paar dagen eerder had (het lief van) de bestuurster van de bestelwagen waarmee de Veto-krantjes werden verspreid een vriend geholpen bij zijn verhuizing naar Leuven.
‘s Avonds laat zette haar lief de vriend terug af waar hij zijn auto had achtergelaten. Na een blokje omrijden vond hij zelf nog een vrije parkeerplaats voor de bestelwagen: in de Parkstraat, vlak naast NAVO-kazerne De Tarweschoof.
De wacht (zonder twijfel een jonge dienstplichtige) zag hoe tegen de kazernemuur een eenzame, feloranje bestelwagen stond. Een tweede wagen naderde, waarna een kerel fluks uit die bestelwagen sprong,en in het aankomende voertuig. ‘En met een sportieve druk op het gaspedaal scheurt die auto weg’, aldus Veto. Zo gaat dat als je samen nog een pint wilt drinken.
De wacht trilde over zijn hele lijf. Was op 1 mei niet gebleken dat een eenzame rode bestelwagen die geparkeerd stond in een Brussels straatje een bomauto van de CCC was? Er waren twee doden en veel te veel gewonden gevallen. Hij sloeg alarm.
Meteen was de straat ingenomen door combi’s met zwaailichten en de ontmijningsdienst van het leger. BOB-agenten zagen dat de bestelwagen (een huurauto) leeg was. Ze namen geen risico. Op de huurpapieren stonden de gegevens van de echte chauffeur, een zekere Chris. Ze konden het huisnummer niet goed lezen, waardoor ze zich naar de verkeerde woning haastten. Daar kende niemand Chris. Een vals adres? Ook bij de BOB’ers nam de onrust toe.
Gelukkig vonden ze haar officiële domicilie. Kort na middernacht werd bij haar ouders in Gent op de deur gebeukt. Volgens Veto gaven zij ‘na lang aandringen’ toe dat ‘ze ook niet altijd akkoord gaan met wat hun dochter uitsteekt in Leuven’. Ze kenden ook het juiste kotadres.
Na de derde inval van de avond begonnen drie BOB’ers aan een kruisverhoor van een uur. ‘Wie heeft die kamionet ontleend?’ ‘Hoe heet dat gazetje?’ Intussen hield Chris vol niets te weten van bommen. Ze vroeg wel of de bestelwagen fout geparkeerd stond: indien ja, dan was de boete voor haar.
Antwoord van de BOB: ‘Natuurlijk niet, want dat zou té verdacht zijn.’
Het was half twee voor de ontmijningsdienst de Parkstraat weer vrijgaf.
Lees ook:
Deel 1: Paul Vanden Boeynants, de fatale figuur
Deel 2: Een staatsgreep zonder leider
Deel 3: De blanke terreur van Westland New Post
Deel 4: De onvatbare, onvindbare Bende van Nijvel
Deel 5: De bommen van de CCC
De duistere jaren 80
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier