Waarom de industriële landbouw niet over kweekvlees durft te spreken
Kweekvlees wordt een gamechanger als het gaat over dierenwelzijn en het gebruik van ons platteland. Nu de consument nog overtuigen. ‘Hoe het in de markt wordt gezet, zal bepalen hoe snel het de markt verovert.’
Het is opvallend dat het nooit aan bod komt in de discussies over de toekomst van onze landbouw die vandaag weer zo hevig woeden: kweekvlees. Nochtans zal de technologie een echte gamechanger zijn voor onze veeteelt. Vlees zal gemaakt worden op basis van gekweekte natuurlijke cellen zonder dat er dieren voor gedood moeten worden. Van de 1,5 miljard koeien die nu op onze planeet rondlopen om ons van rood vlees te voorzien, zouden er nog amper 50.000 nodig zijn. Iets vergelijkbaars geldt voor varkens, kippen en zelfs vissen. Het ‘dier’ wordt als instrument uit onze voedselketen gehaald. Maar in de landbouw blijft men doen alsof er niets wezenlijks zal veranderen. Het is eigen aan de sector.
De historiek van de huidige industriële veeteelt is kort. Het begon tijdens de heropbouw na de Tweede Wereldoorlog, in het kader van inspanningen om ‘honger’ in Europa onmogelijk te maken. Het gebeurde sluipend, letterlijk achter gesloten deuren. Dieren verdwenen uit het landschap en werden opgesloten in steeds grotere stallen. Tegelijk bleef het beeld circuleren van de boer als ‘twee-eenheid’ met de natuur, die hij vandaag wel als ‘vijand’ presenteert. Kinderrijmpjes en plaatjes blijven het nostalgische boerenbeeld van vroeger verspreiden, maar in de realiteit zijn veel boeren industriële ondernemers geworden, voor wie dieren ‘levend vlees’ zijn, een manier om winst te genereren. Het slachtproces wordt zorgvuldig afgeschermd van de consument.
‘Industriële veeteelt is veruit de grootste bron van dierenleed in de wereld’, zegt Philip Lymbery, de charismatische Britse ceo van de ngo Compassion in World Farming. ‘Ze is een belangrijke oorzaak van het verdwijnen van natuur en de afname van veel dier- en plantensoorten. Ze verhoogt het risico op viruspandemieën, zoals de vogelgriep die nu circuleert, en levert een substantiële bijdrage tot de klimaatopwarming. Er is veel winst te puren uit een technologie die industriële veeteelt overbodig maakt.’
Exact dezelfde smaak
Ook dierenrechtenorganisatie GAIA schaart zich achter kweekvlees. Michel Vandenbosch van GAIA heeft samen met Lymbery een Engelstalig boek uitgegeven dat een stand van zaken over de technologie geeft. ‘Je zou je kunnen afvragen waarom we niet uitsluitend blijven hameren op een vegetarische levensstijl’, zegt Vandenbosch. ‘Maar de harde realiteit is dat veel mensen vlees willen blijven eten. We moeten daar rekening mee houden, zeker in het kader van voorspellingen dat almaar meer mensen vlees zullen willen eten als ze daartoe de kans krijgen. Daarom zetten we in op kweekvlees dat, anders dan plantaardige vleesvervangers, exact dezelfde smaak heeft als het vlees van nu, maar zonder dat er dieren voor hoeven te sterven. Kweekvlees past helemaal in onze filosofie.’
De impact van kweekvlees zal gigantisch zijn. Wereldwijd wordt ongeveer driekwart van de landbouwgrond gebruikt voor de kweek van veevoer. Dat land zou vrijkomen voor andere ontwikkelingen, zoals natuur. Kweekvlees zou ‘gezonder’ gemaakt kunnen worden voor menselijke consumptie dan ander vlees, want je zou er bijvoorbeeld schadelijke vetten uit kunnen halen en vervangen door gezondere. Het is minder vatbaar voor besmettingen die voedselvergiftiging kunnen veroorzaken, en zal minder virussen als het coronavirus verspreiden.
‘Het heeft de potentie om de grootste niet-farmaceutische impact op de wereldvolksgezondheid te hebben’, stelt Lymbery onomwonden. ‘Ook de strijd tegen bacteriën die resistent worden tegen antibiotica zal voorbij zijn, want driekwart van het antibioticaverbruik in de wereld gaat naar veeteelt. Het zijn allemaal belangrijke winstpunten.’
Er zal minder energie en veel minder water nodig zijn om kweekvlees te produceren dan voor de huidige vleesproductie. Er zal minder vervuiling met fijnstof en allerlei chemische rommel zijn. Onze waterlopen, die vandaag systematisch vervuild worden door uitspoeling van landbouwgrond, zullen zuiverder zijn. Er lijkt weinig negatiefs tegen de technologie in te brengen.
Ruimtestation
Het allereerste proof of concept van de haalbaarheid van kweekvlees dateert uit 1993 – het was van de Nederlandse visionair Willem van Eelen. Zoals te verwachten was, moesten er heel wat obstakels overwonnen worden om het te concretiseren. In 2013 werd de eerste ‘kweekhamburger’ aan de wereld voorgesteld – ook een Nederlandse ontwikkeling, die ongeveer 250.000 euro kostte. Maar de prijs van kweekvlees daalt snel. Momenteel zou het iets tussen 50 en 70 euro per kilo kosten, nog altijd te veel voor de markt, maar het gaat de goede richting uit.
De verwachting is dat kweekvlees tegen 2030 10 procent van de vleesmarkt zal innemen.
In 2019 werd er in het ruimtestation dat rond de aarde cirkelt een kweekvleesbiefstuk gemaakt met een 3D-printer. In Singapore is er sinds eind 2020 een restaurant dat kweekvlees aanbiedt. In de Verenigde Staten zijn in 2022 de eerste kweekvleesproducten officieel voor commercialisering goedgekeurd. Het gaat dus hard. ‘De verwachting is dat kweekvlees tegen 2030 10 procent van de vleesmarkt zal innemen en tegen 2040 35 procent’, voorspelt Vandenbosch. ‘Veel mensen zijn keihard aan het werk om de laatste technologische en administratieve hindernissen te nemen.’
De basis van kweekvlees zijn stamcellen: puur natuurlijke cellen die ook massaal in onze lichamen circuleren en kunnen uitgroeien tot eender welke lichaamscel. Ze kunnen opgekweekt worden in bioreactoren en gestimuleerd worden om spier- en ander vleesweefsel te vormen. Daarmee kunnen kweekequivalenten van biefstukken, hamburgers, kippenvleugels en zalmfilets gemaakt worden. In ons land zijn belangrijke pionierbedrijven aan het werk, zoals Fishway en Paleo.
Maar we zijn er nog niet. Om te beginnen worden er al blokkades tegen de nieuwe technologie opgetrokken door grote spelers in de markt, die veel te verliezen hebben als kweekvlees mainstream wordt. De agro-industrie die massaal veevoer en pesticiden produceert, zaait al twijfel over de technologie. Het is niet anders in de huidige discussies over de toekomst van onze landbouw: de landschaps- en boerenstielvernietigende industriële landbouw moet per se in stand gehouden worden.
Uiteraard moet de consument overtuigd worden. Daarbij is het cruciaal hoe het nieuwe product genoemd wordt en hoe het zal worden geapprecieerd. ‘Het is essentieel dat het als een natuurlijk vleesproduct beschouwd wordt,’ zegt Lymbery, ‘en niet als de zoveelste vleesvervanger. Het is gewoon vlees en geen namaakvlees, laat staan onnatuurlijk vlees. Hoe het in de markt wordt gezet, zal bepalen hoe snel het de markt verovert. Het mag uiteraard niet veel duurder zijn dan ander vlees, want prijs blijft voor de meeste mensen de belangrijkste factor in het beslissen van wat ze kopen.’
Bioreactorboeren
Er zijn nog enkele technologische obstakels te overwinnen, zoals de samenstelling van het groeimedium waarop de stamcellen gekweekt worden. Tijdens de eerste experimenten werd serum van kalfjesfoetussen gebruikt, maar als je het concept helemaal diervriendelijk wilt maken, is dat uiteraard geen optie. Er wordt druk geëxperimenteerd met plantaardige groeifactoren. Dat lijkt te werken, hoewel de betrokken ondernemingen, omwille van intellectuele rechten, weinig spraakzaam zijn over hoe ze het aanpakken.
Het boek van Vandenbosch en Lymbery vestigt de aandacht op een onderschat aspect van het op de markt brengen van kweekvlees: een wereldwijd tekort aan grote bioreactoren. Ze worden standaard gebruikt voor de productie van bijvoorbeeld bier en yoghurt, maar als kweekvlees de wereld gaat veroveren zullen er veel nieuwe bioreactoren nodig zijn. Als de verwachting van 10 procent kweekvlees in de vleesmarkt van 2030 realistisch is, zouden er tegen dan vierduizend grote bioreactoren bijgebouwd moeten worden, of bijna twee per dag. Dat lijkt onhaalbaar. Sam Van de Velde van het Vlaamse Fishway liet al weten dat zij overwegen om hun eigen bioreactoren voor de productie van kweekvis te bouwen – een extra uitdaging.
In dezelfde context kadert het debat hoe de technologie finaal zal worden uitgerold: als iets van grote bedrijven met gigantische bioreactoren of van gewone boeren die op hun erf een kleine bioreactor hebben en hun vlees in de korte keten zullen verkopen. De vrees is dat, als kweekvlees echt rendabel zal worden, de agro-industrie ook die markt zal willen domineren, zodat de gewone boer ook daar in de kou zou blijven staan.
De Nederlandse visionaire veeboer Leon Moonen wacht alvast niet op wat de markt zal doen. Hij werkt nu al aan kweekvlees op zijn bedrijf. Zijn runderen grazen op natuurgebieden, waardoor ze de biodiversiteit bevorderen, maar hij investeert toch in de nieuwe diervriendelijke technologie: hij wil van ‘kadavervlees’ naar kweekvlees. Daarom zet hij zijn schouders onder het project RESPECTfarms, dat de mogelijkheden van kweekvlees voor gewone boeren exploreert.
‘Ik zal mensen met vlees kunnen voeden zonder dat er een koe voor hoeft te sterven’, stelt hij. ‘Meer zelfs, als ze dat willen zal ik ze kunnen meenemen op een wandeling naar de koe die de stamcellen voor hun vlees heeft geleverd. Vleesproducent en -consument zullen elkaar kunnen ontmoeten. Het is een totaal ander omgaan met dieren en hun vlees. Het is de toekomst!’
Michel Vandenbosch en Philip Lymbery, Cultivated Meat to Secure our Future, Lantern Publishing & Media, 183 blz., 27 euro.