Waarom de Belgen niet het allerrijkste volk ter wereld zijn

Veel Belgisch geld staat geparkeerd in belastingparadijzen. © Getty Images/Science Photo Libra
Jeroen de Preter
Jeroen de Preter Redacteur

Volgens een nieuwe ranking van het Global Wealth Report van de Zwitserse bank UBS is de mediane rijkdom van de Belg de hoogste ter wereld. Het rapport ziet hierin een aanwijzing dat de ongelijkheid in België bijzonder klein is. Heeft de bank gelijk?

Het nieuws stond vorige week in zowat alle Belgische media vooraan. ‘Belgen’, zo meldde onder meer de VRT, zijn ‘het rijkste volk ter wereld’. Een beetje kort door de bocht, zo leert een raadpleging van de bronnen.

In het rapport van UBS staan twee rankings die de nationale rijkdommen vergelijken. De eerste rangschikt landen volgens het gemiddelde particuliere vermogen. België staat op de elfde plaats, met een gemiddelde private rijkdom van ongeveer de helft van die van Zwitserland, de onbetwiste nummer één. In een tweede ranking, die van de ‘mediane rijkdom’ (de helft bezit meer, de helft minder), staat België wél op één. Volgens de onderzoekers van UBS, die zich voor ons land baseerden op cijfers van de Nationale Bank, heeft de helft van de Belgen een vermogen hoger dan 249.940 dollar (ongeveer 230.000 euro). Dat mediaan vermogen, een optelsom van beleggingen, spaargelden en, voor België misschien wel doorslaggevend, vastgoed, zou nergens hoger liggen.

71 procent van de Belgen mag zich eigenaar noemen.

Daar vallen wat kanttekeningen bij te plaatsen. De stelling dat in geen enkel land het mediaan vermogen hoger ligt dan in België, wordt om te beginnen tegengesproken door het rapport zelf. In de ranking zijn kleine landen zoals IJsland en Luxemburg niet opgenomen, terwijl elders in het rapport staat dat UBS hun vermogen op respectievelijk 413.193 en 360.715 dollar schat.

Fundamenteler is de kritiek van, onder anderen, Sarah Kuypers, onderzoeker aan de Universiteit Antwerpen en expert in inkomensverdeling. ‘Dit soort vergelijkingen tussen landen loopt meestal mank’, zegt ze in een gesprek met Knack. ‘Om een voorbeeld te noemen: in ons land zijn de pensioenen aan de lage kant, wat ertoe leidt dat veel Belgen aan pensioensparen doen. Ze bouwen zo een privévermogen op dat in landen als Finland en Nederland in publieke fondsen zit. Dat verklaart voor een deel waarom die landen slechter scoren in deze ranking op basis van privévermogen. Maar het zegt dus niets over de werkelijke rijkdom van de inwoners.’

Eigen woning

België, zo wordt vaak gezegd, is een arme natie met rijke burgers. Maar zoals het voorbeeld van Sarah Kuypers laat zien: publieke of private armoede en rijkdom zijn niet altijd strikt van elkaar te scheiden. Zo is een deel van de Belgische privérijkdom ook te verklaren door het bezit van staatsobligaties. ‘Om correct te zijn, zou je het staatspapier van het privévermogen moeten aftrekken’, zegt econoom Paul De Grauwe (London School of Economics). ‘Voor een natie als geheel is dat een schuld, die ze zal aflossen door in de toekomst belastingen op privépersonen te heffen.’

Volgens het rapport van UBS heeft de helft van de Belgen een vermogen hoger dan 230.000 euro.

Om er nog een extra nuance aan toe te voegen: een hoge staatsschuld hoeft niet per definitie te wijzen op nationale armoede. Arthur Apostel, doctoraatsstudent economie aan de Universiteit Gent: ‘Het is inderdaad bekend dat Belgen een relatief groot privaat nettovermogen hebben, en dat België een relatief grote staatsschuld heeft. Maar tegenover die staatsschuld staat natuurlijk ook een publiek vermogen, zoals de publieke infrastructuur. Meer staatsschuld hoeft niet noodzakelijk minder nationale rijkdom te betekenen.’

Om terug te keren naar de aanvankelijke stelling: neen, de Belgen zijn, ook als je uitsluitend naar het mediaan privévermogen kijkt, niet het rijkste volk ter wereld. Maar, zo stelt Sarah Kuypers, we horen ongetwijfeld bij de top. De belangrijkste verklaring moeten we volgens haar zoeken in het woningbezit. Liefst 71 procent van de Belgen mag zich eigenaar noemen. ‘In een aantal Baltische staten ligt dat percentage op 80 procent en zelfs hoger’, aldus Kuypers, ‘maar de kwaliteit van de woningen is er minder groot. Over het algemeen zijn de woningen in België ook relatief ruim. Daarbij komen nog overheidsmaatregelen zoals de woonbonus, die de prijzen van eigendommen de hoogte hebben ingejaagd.’

Gelijkheidskampioen

Sommige economen, ook die van het UBS-rapport, dragen nog een andere verklaring aan voor ons hoge mediaan vermogen. Dat zou zo hoog zijn omdat in andere landen de rijkdom veel meer geconcentreerd zit bij een beperkt aantal superrijken. De ongelijkheidskwestie zou, met andere woorden, in weinig landen zo irrelevant zijn als in het onze. Als indicatie wordt het relatief geringe verschil tussen het gemiddelde en het mediaan vermogen genoemd.

Ter illustratie: het gemiddelde vermogen in België bedraagt, volgens het UBS-rapport, iets meer dan 350.000 dollar, ‘slechts’ 100.000 dollar meer dan het mediaan vermogen. Het verschil met bijvoorbeeld de Verenigde Staten is gigantisch. Het gemiddeld vermogen ligt in de VS op ongeveer 550.000 dollar (200.000 dollar hoger dan het Belgische), het mediaan vermogen wordt geschat op 107.000 dollar (150.000 dollar lager dan het Belgische).

Betekent dat verschil daadwerkelijk dat ongelijkheid in ons land geen issue is? ‘Op zich is die redenering correct’, zegt Paul De Grauwe. ‘Een relatief klein verschil tussen het gemiddelde en het mediaan vermogen wijst op minder ongelijkheid. Je kunt de ongelijkheid in een land ook meten door te kijken naar het vermogen van de 1 procent rijksten. Bij al die methodes is het probleem dat het vermogen van de rijksten wordt onderschat, om de eenvoudige reden dat ze er niet graag mee naar buiten komen. De stelling dat wij de kampioenen zijn van de vermogensgelijkheid hoort thuis in het rijk der fabelen, denk ik. Zeker, de ongelijkheidskwestie speelt hier minder dan in het VK of de VS. Maar ze bestaat natuurlijk ook hier. Een wandeling van de kleine arbeidershuisjes in Leuven naar de dikke villa’s in Heverlee volstaat om dat aanschouwelijk te maken. Om te weten of de ongelijkheid hier echt zo veel minder groot is dan in de ons omringende landen, zou je moeten weten of de onderschatting van de vermogens in die landen even groot is als hier. Het zou heel goed kunnen dat die vermogens bij ons zich beter kunnen verbergen. Zo bestaat er bij ons, anders dan in Nederland bijvoorbeeld, geen vermogenskadaster. Misschien zijn wij eerder kampioen in de onderschatting van grote vermogens dan in vermogensgelijkheid.’

Het vermogen van de rijksten wordt onderschat, omdat ze er niet graag mee naar buiten komen.

Paul De Grauwe, London School of Economics

Troebele schattingen

Ongelijkheid meten is een ingewikkelde zaak. Zelfs de stelling dat landen met een hoog gemiddeld vermogen en een laag mediaan vermogen een grotere ongelijkheid kennen, is niet helemaal waterdicht. ‘Het kan een indicatie zijn’, zegt Arthur Apostel. ‘Maar het gaat niet altijd op. Stel je bijvoorbeeld een samenleving voor met 99 huishoudens. De eerste 49 huishoudens bezitten elk 0 euro, het 50ste huishouden bezit 50 euro en de andere 49 huishoudens bezitten elk 100 euro. In dat geval zijn het gemiddelde en de mediaan exact gelijk, namelijk 50, maar de verdeling kun je zeker niet als gelijk beschouwen. Onder meer vanwege die onvolkomenheid gebruiken onderzoekers vaak andere indicatoren, zoals de gini-coëfficiënt of het vermogensaandeel van de top 1 procent.’

Apostel deelt de scepsis van Paul De Grauwe. ‘Omdat de rijkste huishoudens geneigd zijn hun vermogen aan het zicht te onttrekken, is men aangewezen op schattingen. Dat is ook gebeurd voor deze studie, maar niet op een waterdichte manier. De onderzoekers baseren zich, om onduidelijke redenen, op de cijfers van de Nationale Bank uit 2017, terwijl die van 2021 net zo goed beschikbaar zijn. Omdat die cijfers door het gebrek aan transparantie sowieso onbetrouwbaar zijn, werden ze gecorrigeerd, in dit geval op basis van de miljardairslijst van het Amerikaanse zakenblad Forbes. Voor België is die lijst weinig betrouwbaar, omdat er nauwelijks Belgen in voorkomen. Onder meer daarom wordt het vermogen van de 10 procent rijkste Belgen door de onderzoekers waarschijnlijk sterk onderschat. Ze komen uit op 44 procent van het nettovermogen. Maar een recente schatting van de Nationale Bank houdt het op een vermogensaandeel van 57 procent voor de 10 procent rijkste huishoudens. Ook mijn eigen onderzoek, waarin ik de bekende lijst van De Rijkste Belgen heb betrokken, kwam uit bij een verdeling van 54 procent voor de 10 procent rijksten. Al is dat ook maar een schatting.’

Het is een schatting die zich bovendien moeilijk laat vergelijken met andere landen. ‘In andere landen vertrekt men meestal van andere veronderstellingen. Dankzij het werk van Piketty en co zouden consistente vergelijkingen in de toekomst mogelijk moeten worden. Maar voorlopig zie ik geen overtuigende aanwijzingen voor de stelling dat België de grote kampioen van de gelijkheid is.’

Gouden jaren

De resultaten van het UBS-rapport wringen nog op een andere manier. Het idee van Belgen als ‘rijkste volk ter wereld’ en ‘gelijkheidskampioenen’ valt moeilijk te rijmen met de armoedestatistieken. Volgens cijfers van Eurostat leeft ongeveer 19 procent van de Belgen in armoede. Dat is 2 procent minder dan het EU-gemiddelde, maar ook niet het cijfer dat je van een gelijkheidskampioen verwacht. Liefst tien EU-landen doen het op dat vlak beter.

19 procent van de Belgen leeft in armoede.

Het is een paradox die meer te maken heeft met de wetenschappelijke methode en minder dan met de werkelijkheid, verduidelijkt Sarah Kuypers. ‘Het armoederisico wordt altijd berekend op basis van het inkomen. In het UBS-rapport wordt alleen het vermogen in rekening gebracht. Dat leidt tot verschillende resultaten. Dat is ook de reden waarom ik in mijn onderzoek, behalve het inkomen, ook het vermogen probeer mee te nemen in de berekening van het armoederisico.’

Die dubbele benadering werkt in twee richtingen. Jonge mensen met een bovengemiddeld hoog inkomen kunnen, als je enkel het vermogen in rekening brengt, ‘arm’ heten. Ze hebben misschien een duur huis gekocht en hebben voorlopig volop schulden. Ook mensen met een bovengemiddeld mediaan vermogen, eigenaars bijvoorbeeld, kunnen in de armoedestatistieken verzeilen. ‘Dat laatste zie je vooral bij gepensioneerden’, zegt Kuypers, ‘doordat onze pensioenen vrij laag zijn. Maar vaak hebben gepensioneerden een woning die afbetaald is en hebben ze spaargeld opzij kunnen zetten. Ze hebben kunnen profiteren van de gouden jaren zestig en zeventig, en een mooi vermogen opgebouwd. Het échte armoederisico zit bij de jongere generaties. Bij deze groep staat een laag inkomen vaker gelijk met weinig of helemaal geen vermogen.’

Toch is de stelling dat België een gelijkheidskampioen is niet helemaal uit de lucht gegrepen, vindt Kuypers. ‘Ik denk dat we een stuk gelijker zijn dan het gemiddelde land’, stelt ze. ‘Dat heeft ook weer te maken met het wijdverspreide woningbezit. De gelijkheid wordt nog versterkt doordat de waarde van de woningen over het algemeen niet heel veel verschilt. In andere landen zijn er vaak enorme verschillen tussen een woning op het platteland en in de stad, bij ons is dat relatief beperkt. Tegelijk wil ik niet gezegd hebben dat ongelijkheid in ons land geen issue is. Rapporten als dat van UBS houden geen rekening met de belastingparadijzen. Het is geen geheim dat daar veel Belgisch geld staat geparkeerd. Het is vandaag al moeilijker om dat te verbergen, maar op dat vlak is er nog veel werk aan de winkel.’

Lees meer over:
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content