Voorpublicatie: Waarom tolerantie niet de hoogste waarde kan zijn
In Waarom tolerantie niet de hoogste waarde kan zijn zoeken Theo De Wit en Marin Terpstra een antwoord op prangende maatschappelijke vragen. Hoe kan een samenleving omgaan met wat voor mensen heilig of onaantastbaar is in tijden van multiculturalisme? Wat is de oorsprong van het begrip tolerantie en hoe definiëren we het? Lees hier een passage uit het boek.
Zijn wij intoleranter aan het worden? De gevoeligheid van mensen voor afwijkende meningen of manieren van leven is zeker sterker geworden. De diagnose luidt: mensen leven steeds meer in hun eigen bubbel, koesteren zich in de eigen identiteit, en ervaren de afwijkende ander als een narcistische krenking. Dat betekent meer verontwaardiging, meer woede en soms zelfs agressie tegen datgene wat steeds moeilijker te verdragen is. Duidelijk zien we dat in de wereldwijde aandacht voor misbruik van machtsverschillen.
De #MeToo-beweging voert ons voor ogen dat de samenleving veel te tolerant is geweest, vooral jegens mannen in een ogenschijnlijk onaantastbare positie die konden doen wat ze wilden met van hen afhankelijke mensen. Maar we zien de toegenomen intolerantie ook in de steeds negatievere houding van de samenleving tegenover nieuwkomers die andere gewoonten, opvattingen en uiterlijkheden meebrengen. Kan een samenleving wel alles tolereren zonder haar eigen karakter te verliezen? Het idee dat het karakter van ‘onze’ samenleving juist is om iedereen hun levenswijze te gunnen is weinig meer te horen. Deze twee voorbeelden laten nog iets anders zien: beide vormen van afnemende tolerantie verdragen ook elkaar vaak niet. En ze doen dat niet juist omdat ze waarden naar voren brengen waarmee niet te marchanderen valt. Tolerantie heeft daarin geen plaats.
Conflicten, haat, torn en bedrog
De laatste twee decennia gaan vele publieke debatten over de befaamde tolerantie al snel over op de vraag naar de grenzen van de tolerantie, en wat belangrijker is dan tolerantie. Om welke grenzen gaat het dan? In feite zijn er twee soorten grenzen. Tolerantie betreft altijd een grens tussen wat maatgevend is en wat als afwijking daarvan wordt toegestaan. Aan dat toestaan is vervolgens ook een grens: tolerantie is mooi, maar niet alles kan getolereerd worden. Die grenzen verwijzen uiteindelijk naar wat we werkelijk belangrijk vinden, naar wat we verafschuwen, naar het onduldbare dat ons verbindt. Het denken over deze grenzen daagt ons uit onder woorden te brengen wat de hoogste waarden van onze samenleving zijn.
Tolerantie is een manier van omgaan met wat voor mensen heilig of onaantastbaar is. Daarom kan tolerantie zelf niet de hoogste waarde van een samenleving zijn.
Tolerantie is een manier van omgaan met wat voor mensen heilig of onaantastbaar is. Daarom kan tolerantie zelf niet de hoogste waarde van een samenleving zijn. Waarom is dat zo? Allereerst geldt een simpele, logische overweging. Een hoogste waarde of de werkelijke grondslag van een samenleving (de arch?) houdt in dat er niets boven die waarde of grondslag gaat. Tolerantie als hoogste waarde zou betekenen dat alles getolereerd moet worden, dat alles en dus niets werkelijk van waarde is. Benedictus de Spinoza (de zeventiende-eeuwse filosoof die in dit boek nog vaker terug zal komen) acht dit slechts denkbaar voor God of de Natuur, dat wil zeggen sub specie aeternitatis (onder het gezichtspunt van de eeuwigheid): het recht dat van nature bestaat verbiedt niets ‘behalve wat niemand begeert en wat niemand kan.’De Natuur (of God) kan zich dit veroorloven omdat haar bestaan niet in het geding is: zij laat alles geschieden met inbegrip van ‘conflicten, haat, toorn en bedrog’. Een mens zal het eigen bestaan en het bestaan van alles waaraan hij of zij gehecht is wel een zorg zijn. Daarom is niet alles verdraaglijk.
Een samenleving kan niet alles tolereren zonder op te houden een samenleving te zijn. Samenleven berust op een onderscheid tussen wat wel en wat niet getolereerd kan worden. Dat vereist een maatstaf en dus een hogere waarde dan tolerantie – bijvoorbeeld rechtvaardigheid, geweldloosheid of veiligheid, een waarde die grenzen stelt aan wat tolerabel is. Dezelfde overweging geldt voor vrijheid. In een samenleving kan niet alles en iedereen volledig vrij zijn, en de eigenlijke vraag is: wat moet wel en wat niet vrij zijn? Erkent men de vrijheid van wetenschap, van meningsuiting of van de markt, dan beperkt dat de vrijheid van anderen om in te grijpen in de wetenschap, de meningsvorming of de markt.
Wat tolerantie betreft, telt nog een andere overweging mee. Een klassiek begrip van tolerantie verwijst naar wat we in het Nederlands ‘gedogen’ noemen en veronderstelt dat er in de samenleving zaken zijn die boven alles staan, bijvoorbeeld een heersende godsdienst of een stelsel van wetten. Niettemin kan een bepaalde godsdienst een voorrecht of alleenrecht genieten, terwijl men tegelijk soepel is ten aanzien van bepaalde afwijkingen, zij het tot op zekere hoogte: niet alles kan getolereerd worden. Een wet verbiedt het gebruik van drugs, maar we tolereren het gebruik van softdrugs. Het gedogen staat echter haaks op wat onduldbaar is: aan bepaalde zaken hechten we zozeer dat aantasting onaanvaardbaar en dus moeilijk te dragen is. Pas vandaaruit kan worden bepaald wat onverschillig is en wat verdragen moet worden. Het verdragen (tolerare) heeft oorspronkelijk als een deugd of kracht ook nog een andere betekenis: het kleinere kwaad aanvaarden of doorstaan om een groter kwaad te vermijden of een hoger goed te bereiken.
Verscheidenheid
Kortom, tolerantie en vrijheid zijn secundaire waarden, niet de hoogste maar afgeleide waarden die gaan over de consequentie die we verbinden aan wat we als een hoogste waarde beschouwen. We vinden het van groot belang dat meningen van burgers in de openbaarheid gehoord worden en daarom moeten we de vrije uiting daarvan waarborgen. We vinden de verscheidenheid aan leefwijzen of overtuigingen belangrijk voor een samenleving en daarom moeten mensen de leefwijzen of meningen van anderen tolereren. Tolerantie en vrijheid verwijzen dus naar een hogere waarde, maar zijn niet zelf de hoogste waarde. De paradox is dat dit impliceert dat deze hogere waarde geen vrije kwestie is en dat al te vergaande afwijkingen niet getolereerd worden. Dit betekent verder dat wanneer die hoogste waarde in het geding komt ook de tolerantie op losse schroeven komt te staan. En ten slotte houdt een aanscherping of verabsolutering van de hoogste waarde in dat er minder getolereerd wordt.
Hier komt de ondertitel van dit boek in beeld: de omgang met heilige zaken. Over heilige zaken valt immers niet te redetwisten of te onderhandelen. Heilige zaken zijn onaantastbaar: men kan er niet mee sjoemelen. Wij werken in dit boek toe naar een ander begrip van tolerantie dat aansluit bij de erkenning van een verscheidenheid aan heilige zaken. Deze verscheidenheid vereist dat we het oude begrip (tolerantie als het gedogen van afwijkingen) niet langer kunnen gebruiken. Maar ook het nu gangbare liberale, formele begrip van tolerantie voldoet niet. Dat herleidt alles waar mensen aan gehecht zijn en waaraan zij een hogere waarde toekennen tot zaken waarvoor zij ‘kiezen’, wat iedereen ‘vrij moet staan’. Heilige zaken of hogere waarden kunnen niet zomaar tot vrijblijvende voorkeuren teruggebracht worden. Ze zijn potentieel grondstof voor onenigheid: de strijd tussen heiligdommen (of tussen ‘goden’, zoals Max Weber in het begin van de twintigste eeuw schreef). Dit vraagt om een ander begrip van tolerantie dat veeleer past bij het vinden van een modus vivendi of een co-existentie van strijdige heilige zaken.
Over heilige zaken valt immers niet te redetwisten of te onderhandelen. Heilige zaken zijn onaantastbaar: men kan er niet mee sjoemelen.
Dit boek gaat over de omgang met deze onenigheid en richt zich vooral kritisch tegen degenen die tolerantie of vrijheid tot hoogste waarde verheffen, maar dat natuurlijk nooit werkelijk kunnen volhouden en dus in tegenspraken terecht komen. Dit boek gaat niet over de vraag wat nu de hoogste waarden of idealen van onze samenleving zijn, maar biedt een reflectie op de vraag hoe een samenleving kan omgaan met heilige zaken. Het idee van een rangorde van waarden die zich zou weerspiegelen in de ordening en de regering van een samenleving is in alle opzichten problematisch geworden. Dat idee past niet in een dynamische en pluralistische samenleving. Daartegenover is het verwerpen van elke voorstelling van een gemeenschappelijke grondslag of van gedeelde hoogste waarden evenmin een begaanbaar pad. Wij sluiten eerder aan bij de stroming in de hedendaagse (politieke) filosofie die berust op een dubbele afwijzing: van een (metafysische of normatieve) grondslag van de samenleving en van een idee van de grondeloze of afgrondelijke samenleving. Een samenleving berust op een grondslag die wezenlijk omstreden is. Volgens ons is het cruciaal om deze onenigheid te erkennen en te doordenken.
Godsdienst
Dit boek is ook in een ander opzicht bijzonder. Wij geven ons er rekenschap van dat het begrip tolerantie wortelt in een geschiedenis waarin godsdienst en politiek op alle mogelijke manieren met elkaar vervlochten zijn. Tolerantie was en is een antwoord op het wegvallen van een vanzelfsprekende hegemonie van een godsdienst. Godsdienst mag dan allang geen grote rol meer spelen, andere wereldbeelden hebben haar plaats ingenomen. Het vraagstuk keert in een of andere vorm terug. De historische dimensie in dit boek is dus onontbeerlijk voor een begrip van de huidige discussie over tolerantie.
Dit boek is vooral een onderzoek naar de omgang met heilige zaken, en vermijdt uitdrukkelijk die heilige zaken zelf te bespreken, in het bijzonder de vraag naar wat die heiligheid inhoudt. Heilige zaken verwijzen naar vormen van hechting, van loyaliteit en van liefde. Juist omdat hechting in de geschiedenis dikwijls religieuze vormen of incarnaties kende, menen wij dat godsdienst en theologie niet behoren tot een voorbije geschiedenis of alleen als resten uit dit verleden voortbestaan. De verwijzing naar ‘het transcendente’ en de bindende kracht daarvan doortrekt ook onze samenleving, zij het onder omstandigheden die kenmerkend zijn voor moderne maatschappijen. Deze lijken op het eerste gezicht geen boodschap meer te hebben aan hechting, trouw of liefde. De sociale systemen die onze leefomgeving vormen zijn beschikbaar voor vrijblijvend gebruik: ze bieden banen, goederen en diensten die mensen naar eigen inzicht en wens kunnen invullen en bepalen. Het enige wat sociale systemen van mensen vragen is dat ze de keuzemenu’s gebruiken en de handleidingen kennen die vertellen hoe de sociale systemen te bedienen zijn. Ze eisen geen binding. We kunnen van winkel wisselen of van huisarts, van politieke voorkeur en geloofsovertuiging, en ook in de arbeid zijn veel mensen niet meer gebonden aan een werkplek. Niettemin zien we een opleving van het verlangen naar binding in gemeenschapsvormen en blijven mensen zich inzetten of zelfs opofferen voor hogere doeleinden.
Beslissend voor deze gemeenschapsvormen is dat zij de eigenheid van mensen bepalen, zoals gezegd zowel in de negatieve zin van een gedeelde afschuw van bepaalde zaken als in een positieve zin van gezamenlijke waarden en praktijken. Hechting is niet iets waarvoor wij kiezen, maar eerder iets wat ons overkomt en ons altijd al overkomen is: we zijn allemaal onherstelbaar ‘provincialen’ in een of andere betekenis. Het niet beschikbaar zijn van een gemeenschapsvorm van eigen voorkeur maakt dat het buiten de orde van maakbaarheid en stuurbaarheid valt. Juist dit gegeven verdwijnt uit het blikveld wanneer men deze gehechtheden ondergeschikt maakt aan een universele of formele ordening van ‘vrijheid’ en ’tolerantie’, waarin ieder mens moet kunnen ‘integreren’. Niettemin blijft het nog een open vraag wat hechting, trouw en liefde precies zijn en op welke wijze ze nog een plaats kunnen krijgen in een moderne maatschappij. Het begrijpen van de existentiële dimensie van het menselijk leven en samenleven is van groot belang om te zorgen voor een leefbare en duurzame co-existentie van mensen die een verscheidenheid aan heilige zaken zijn toegedaan.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier