Crisis bij de boeren: ‘Voeding zal nóg duurder worden’
‘Minister van Omgeving Zuhal Demir beïnvloedt de landbouw meer dan minister van Landbouw Jo Brouns’, zegt historicus Yves Segers. Ook duurzame landbouw moet boeren een behoorlijk inkomen geven, vindt hij.
Als directeur van het Leuvense Centrum Agrarische Geschiedenis overziet Yves Segers (KU Leuven) een onderzoeksterrein ‘dat strekt van boer tot meesterchef’, zegt hij. ‘Sinds kort zetten we meer in op de ecologische geschiedenis, want zeker vandaag is landbouw meer dan landbouw alleen.’ Dat brede werkveld vertaalt zich ook in zijn passie voor de geschiedenis van water in onze contreien, die onvermijdelijk samenhangt met het welvaren van de Vlaamse landbouw.
Over dat water later meer. Eerst willen we meer te weten komen over voedsel. Of beter: de voedselprijzen. In één jaar tijd werden voedingsproducten bijna 16 procent duurder, wat zich ook uit in een ander koopgedrag. Zo komen we volgens Segers tot de kern van het landbouwbeleid. ‘We zijn het wat uit het oog verloren, maar de hamvraag in elk landbouwdebat is: hoeveel zijn we als consument bereid te betalen en hoeveel houden de boeren daaraan over?’
We merken het aan onze portefeuille: voor dezelfde winkelkar loopt de rekening steeds hoger op.
Yves Segers: Dat klopt, maar ik vraag mijn studenten graag hoeveel de gemiddelde Belg in 1950 uitgaf aan voedsel. Het antwoord is: 50 procent van zijn inkomen. Vandaag is dat nog zo’n 14 procent. Na de Tweede Wereldoorlog is voedsel heel goedkoop geworden. Het aanbod nam alleen maar toe – kijk maar eens wat er vandaag in je koelkast ligt. En al wil ik niet discussiëren over de smaak van de tomaten, ook de kwaliteit van ons voedsel is verbeterd. En toch besteden we een almaar kleiner deel van ons inkomen aan voedsel.
Megastallen? Vaak zijn het nog kleine familiebedrijven die opboksen tegen de Colruyts en de Jumbo’s.
Minder betalen voor basisbehoeften: dat klinkt toch als vooruitgang?
Segers: Dat is het ook. Maar we moeten wel beseffen dat boeren prijsnemers zijn: niet zij maar de grote warenhuizen bepalen de prijs van hun producten. We roepen graag dat de landbouwbedrijven met hun ‘megastallen’ te groot zijn, maar vaak zijn het nog kleine familiebedrijven die opboksen tegen de Colruyts en de Jumbo’s van deze wereld. Wanneer de prijs voor de boer gelijk blijft, of zelfs daalt, is het een legitieme keuze om meer te produceren. Zo werden de landbouwbedrijven na de Tweede Wereldoorlog almaar groter en nam het aantal boeren af. Ondertussen kwam de sector van alle kanten onder druk te staan: te veel stikstof, te veel mest, te weinig biodiversiteit. Er is eigenlijk maar één conclusie.
En die luidt?
Segers: Voedsel zal nóg duurder worden, zo simpel is het. Toch als we de landbouw in dit dichtbevolkte Vlaanderen willen behouden – waar ik van uitga. Corona en de oorlog in Oekraïne hebben aangetoond hoe kwetsbaar we zijn wanneer we afhangen van internationale toevoerlijnen. We kunnen terecht kritiek hebben op het industriële en geglobaliseerde landbouwsysteem. Uiteraard moeten we naar een duurzame landbouw die aandacht heeft voor milieu, biodiversiteit, dierenwelzijn en de korte keten. Maar dan moeten de boeren ook een degelijk inkomen krijgen. In 2020 lag het gemiddelde familiale arbeidsinkomen van een voltijdse landbouwer ruim 17 procent lager dan het inkomen van een voltijdse loontrekkende. Dat is echt geen toploon.
Toch willen groene partijen de btw op groente en fruit verlagen. Ook bioproducten moeten goedkoper, klinkt het.
Segers: Theoretisch gezien is het een goed idee. Maar zal het iets uithalen? Begin vorige eeuw, toen de moderne voedingswetenschap het belang van vitaminen ontdekte, zei men al dat we te weinig groenten en fruit eten. Vanaf de jaren 1930, wanneer de gewone man meer vlees begint te eten, waarschuwt men al voor overmatige vleesconsumptie. En wat stellen we vast anno 2023? We eten nog altijd te weinig groeten en fruit en te veel vlees. Of kijk naar het rookgedrag. Ondanks alle afgrijselijke foto’s op de verpakking van sigaretten en de torenhoge accijnzen wordt er nog steeds gerookt. Het gedrag van consumenten verander je niet een-twee-drie.
U bepleit een omslag naar een duurzame landbouw. Maar is de sector niet veel te laat begonnen aan die transitie? Terwijl de waterkwaliteit en biodiversiteit steeds meer onder druk kwamen, gingen boeren gewoon door met de schaalvergroting.
Segers: Het eerste Mestdecreet dateert van 1991, maar in de gespecialiseerde literatuur komt het mestprobleem in de decennia daarvoor al veelvuldig ter sprake. Begin jaren 1970 zeggen landbouwexperts dat het probleem de waterkwaliteit en volksgezondheid bedreigt. Men wéét het dus, maar men blijft focussen op technologische oplossingen om het mestoverschot aan te pakken, zoals het drogen en verwerken tot biogas. De kern van het probleem – de omvang van de veestapel – werd niet aangepakt. Pas eind jaren 1980, onder druk van Europese wetgeving en van de watermaatschappijen die waarschuwen voor de slechte kwaliteit van het drinkwater, schiet het beleid in actie. Rijkelijk laat.
Minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA) stelt dat haar voorgangers ook hebben nagelaten het stikstofprobleem aan te pakken.
Segers: Er is zeker te lang getalmd om milieugerelateerde problemen aan te pakken. In deze Vlaamse regering zitten de bevoegdheden landbouw en milieu niet langer bij dezelfde minister. Terwijl het landbouwbeleid ook oog moet hebben voor milieu, natuur en biodiversiteit. Onlangs had ik een gesprek waarin iemand Zuhal Demir de minister van Landbouw noemde. Tiens, dacht ik, dat is iemand die de krant leest, die moet toch beter weten? Maar toen besefte ik dat Demir de landbouw wellicht meer beïnvloedt dan landbouwminister Jo Brouns (CD&V).
Maakt Demir de boeren te boos?
Segers: Ja, de dialoog tussen landbouw en politiek is verstoord. Het is belangrijk om de land- en tuinbouwers mee te nemen in het milieuverhaal, en hen voldoende financieel te compenseren indien nodig. Kijk, vroeger waren de boeren echt baas op het platteland. Gaandeweg legden andere sectoren en maatschappelijke actoren claims op de open ruimte, zoals de industrie, de natuurbeweging en gezinnen uit de stad die in het groene buitengebied komen wonen. Vanaf de jaren 1970 wordt het platteland meer en meer een plek om te ontspannen. Bovendien mengt Europa zich meer, aanvankelijk met een protectionistisch beleid, maar later wordt dat veeleer liberaal. De landbouw moet met zo veel rekening houden dat de sector amper nog zelf het beleid kan uitstippelen en vooral op reageren is aangewezen.
Vaak wordt de Boerenbond met de vinger gewezen voor de malaise in de landbouw, niet het minst door minister Demir zelf.
Segers: De Boerenbond was decennialang een vernieuwende sociale beweging, een emancipatorische organisatie. In 1971 kwamen 100.000 boeren onder aanvuren van de Boerenbond op straat in Brussel voor het behoud van kleine familiebedrijven. Onderschat ook de impact van haar sociaal-culturele organisaties niet, zoals de Landelijke Gilden en Boerinnenbond. In de weliswaar paternalistische geest van die tijd hebben ze bijgedragen tot volksverheffing. Maar op een bepaald moment heeft de Boerenbond de voeling met nieuwe maatschappelijke trends wat verloren.
Kunt u een voorbeeld geven?
Segers: De Boerenbond heeft zich nooit voluit achter de biolandbouw geschaard, wat meteen een van de redenen is waarom die in Vlaanderen zo beperkt is. Tegelijkertijd heeft de ecologische beweging te lang in het geitenwollensokkenverhaal geloofd, het idee van small is beautiful. Om bioproducten te produceren moet je helemaal niet small zijn, je hebt net méér ruimte nodig. Dat zie je duidelijk in Duitsland, vanwaaruit we veel bioproducten importeren. Dat zijn geen kleine bedrijfjes, hè.
De Boerenbond is niet mee met de tijdgeest?
Segers: De Boerenbond behartigde de belangen van boeren en plattelandsbewoners en combineerde dat met de uitbouw van economische activiteiten, bijvoorbeeld in de financiële wereld. Op zich is daar niets mis mee. Bovendien was de milieubeweging lange tijd ontstellend zwak. Want laten we eerlijk zijn: wie was er tot ver in de jaren 1990 bezig met milieu en natuur? Dat is de laatste twintig jaar natuurlijk enorm veranderd. Kijk maar naar de ledencijfers van Natuurpunt: in 2021 boekten ze een recordaantal leden van 123.333 gezinnen. De samenleving is andere waarden naar voren beginnen te schuiven, en daar moet de landbouwsector rekening mee houden.
Door de klimaatcrisis wint ook de waterproblematiek in Vlaanderen aan belang. Waarom bent u zo geïnteresseerd in de geschiedenis van water?
Segers: Het Vlaamse waterbeheer is een vergeten hoofdstuk in onze landbouwgeschiedenis. De drainage van landbouwgebieden speelde een grote rol in de zoektocht naar een grotere productiviteit vroeger – en in de uitdroging van Vlaanderen vandaag. Uit ons onderzoek naar het waterbeheer in de Demervallei na de Tweede Wereldoorlog blijkt dat landbouwers en overheid tot in de jaren 1980 vooral dachten aan ontwateren. Op een natte grond kun je minder gemakkelijk aan akkerbouw doen, omdat de zware machines er moeilijk kunnen komen. Dat idee-fixe is aan het keren, er is een mindshift bezig, zowel in de politiek als op het terrein. Landbouwers beseffen dat zij de eerste slachtoffers zijn van het verbod om water op te pompen bij droogte. Het inzicht groeit dat water niet zo snel mogelijk moet worden afgevoerd naar zee, maar beter kan worden opgevangen op het land.
Minister Demir pompt via de Blue Deal honderden miljoenen euro’s in projecten die water moeten bijhouden. Volgens experts volstaan die maatregelen niet om droogte en overstromingen te voorkomen.
Segers: Ik denk ook dat er nog meer inspanningen nodig zijn. Het grote voordeel van de Blue Deal is wel dat de bewustwording rond water sterk gegroeid is. Eindelijk is er een coherent beleid. Die stap in de goede richting was overigens al vóór het ministerschap van Demir gezet, onder meer door de Vlaamse Milieumaatschappij en de Vlaamse Waterweg. Demir mag dan wel de lintjes doorknippen, sommige zaken waren al onder haar voorganger Joke Schauvliege (CD&V) geïnitieerd. Misschien gaan we haar ministerschap ooit positiever bekijken. (lacht)
Hebben de zogenaamde waterbom en daaropvolgende overstromingen in Wallonië in 2021 invloed gehad op het beleid?
Segers: Ik hoop dat de waterbom voor een blijvende mindshift zorgt. Als historicus is het vooral interessant om de parallellen tussen die ramp en de Watersnoodramp van 1953 te bekijken.
Dat was toch vooral een Nederlands fenomeen?
Segers: Iedereen denkt dat omdat de overstroming zich grotendeels daar afspeelde en er meer dan 1800 doden vielen. Maar ook in Groot-Brittannië en bij ons vielen doden te betreuren: 28 in België. De Watersnoodramp mag dan grotendeels uit het collectieve geheugen zijn gewist, in de getroffen regio’s – bijvoorbeeld in de Scheldepolders bij Vlassenbroek, waar ik ben opgegroeid – leeft de ramp nog steeds bij de oudere generatie.
Wat waren de conclusies uit het onderzoek na de Watersnoodramp?
Segers:De verslagen uit die tijd klinken soms opvallend actueel. Eigenlijk moet je concluderen dat men heeft gewacht om in actie te schieten tot ‘Ruisbroek’, de nieuwe grote storm van 1976, waarna het fameuze Sigmaplan werd opgemaakt. Op strategische plaatsen langs rivieren als de Schelde werden dijken verhoogd en in beperkte mate overstromingsgebieden en potpolders gecreëerd om ruimte aan het water te geven.
Ik hoop dat de waterbom in Wallonië voor een blijvende mindshift zorgt.
Waarom hebben de noodzakelijke maatregelen zo lang op zich laten wachten?
Segers: Er zijn meerdere factoren. Tijdens de jaren vijftig en zestig kreeg de economische wederopbouw van het land voorrang. En de daaropvolgende twee decennia was de budgettaire context niet meteen rooskleurig, waardoor grote investeringen soms werden geschrapt, zoals de Oosterweelwaterkering. Ons beleid is decennialang door ingenieurs uitgetekend, die zochten altijd naar technologische oplossingen. Veel te lang – en misschien geldt dat vandaag nog steeds – hebben de experts te weinig stilgestaan bij de angst voor water bij de mensen. Ook in de steden, trouwens. Het is geen toeval dat steden als Diest en Mechelen de rivieren die door hun centrum liepen na de Tweede Wereldoorlog zijn beginnen te dempen of omleiden. Niet alleen vanwege het overstromingsgevaar, maar ook vanwege de stank.
Pardon?
Segers: Na de Tweede Wereldoorlog nam de vervuiling van beken en rivieren snel toe. Dat leidde tot protesten, onder meer in de regio Aarschot en Tienen. Het is wellicht een overdrijving, maar boeren klaagden dat de koeien doodvielen van de stank. Vooral tijdens de zomer, wanneer het waterpeil laag stond, kon men op veel plekken de ramen niet openen. Dat mag niet verbazen: in Tienen loosde bijvoorbeeld Tiense Suiker het afvalwater gewoon in de Grote Gete. Er waren toen amper rioleringen en er was relatief weinig aandacht voor het verbeteren van de waterkwaliteit. In vergelijking met de buurlanden begon Vlaanderen pas heel laat te investeren in waterzuiveringsstations. Een eerste kentering komt er pas in 1990 met de oprichting van Aquafin.
Vreest u dat we de fouten uit het verleden zullen herhalen?
Segers: Ja. Het is een huizenhoog cliché, maar men handelt dikwijls pas als het al te laat is. Ik hoop dus dat de waterbom van 2021 op korte termijn méér in beweging zet dan de Watersnoodramp in 1953.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier