Auteur Othman El Hammouchi heeft heel wat vragen bij recente uitspraken van Vlaams minister Ben Weyts over de juridische strijd over het Vlaams verbod op onverdoofd slachten.
Donderdag laatstleden sprak advocaat-generaal Gerard Hogan van het Europees Hof van Justitie zich uit over de zaak die Joodse en islamitische organisaties hebben aangespannen tegen het Vlaamse verbod op onverdoofd slachten. Hij stelde vast dat zo’n verbod indruist tegen de godsdienstvrijheid en in strijd is met het Unierecht. Een hoopgevende signaal voor de religieuze minderheden van Europa, zeker in het licht van de terughoudendheid van Europese rechtbanken en instellingen om onze grondrechten te verdedigen in de laatste jaren.
De uitspraak viel echter niet in goede aarde bij Ben Weyts, die in zijn gedaante van Vlaams minister van Dierenwelzijn verantwoordelijk is voor dat verbod. In De Zevende Dag beweert hij dat ‘de Vlaamse democratie buitenspel wordt gezet door een rechtbank’. Eerder zei hij al dat ‘de democratie eerst komt in een democratische rechtsstaat’. Dit leverde hem sterke tegenwind op, onder meer van Joodse N-VA-collega’s.
Vindt Ben Weyts democratie belangrijker dan vrijheid?
Nu zou het misplaatst zijn voor Joden en moslims om buitensporig euforisch te reageren op de uitspraken van de AG: hij heeft immers slechts een adviserende rol bij het Hof. Bovendien is de selectieve manier waarop Europese instellingen omgaan met schendingen van godsdienstvrijheid door lidstaten zeer problematisch: moslims moeten het steeds weer hebben van de beschermende paraplu die onze Joodse medeburgers ons bieden. Dat zien we bijvoorbeeld ook in het dossier van de (jongens)besnijdenis. Het lijkt er soms op dat het de herinnering aan de Holocaust is die hen ertoe beweegt om te interveniëren wanneer de Joodse godsdienst bedreigd wordt. Wat eigenlijk een trieste commentaar is op de staat van minderheidsrechten in Europa: moeten er eerst 6 miljoen van haar leden sneuvelen voor een minderheid een modicum aan basisbescherming geniet?
Het meest zorgwekkende in deze zaak is echter de reactie van minister Weyts op de uitspraak van de advocaat-generaal. Die legt immers een belangrijk fenomeen bloot: de ronduit gevaarlijke visie van de N-VA, in lijn met haar Europese ‘populistische’ zusterpartijen, op de plaats van democratie in vrije landen. Die zou je best kunnen beschrijven als ‘democratisch fundamentalisme’: het idee dat een meerderheid van de bevolking alles mag beslissen en beheersen. Dat dogma is ook mee verantwoordelijk geweest voor de meest gruwelijke wreedheden uit de menselijke geschiedenis.
Wij hebben de gewoonte, zeker op het Continent, om te denken dat de totalitaire regimes en bewegingen die in de 20ste eeuw opkwamen in Italië en Duitsland, maar ook Hongarije, Roemenië en Kroatië fundamenteel anti-democratisch waren. Deze misvatting ontspringt aan de impliciete maar onwrikbaar geachte identificatie die gemaakt wordt tussen democratie en liberaal rechtsstatelijk parlementarisme. Op die manier worden de politieke waarden van deliberatief bestuur en bescherming van fundamentele rechten, eigen aan het liberale parlementarisme, gekoppeld aan het hedendaags gebruik van de term ‘democratie’.
In haar oorspronkelijke betekenis heeft democratie daar echter niets mee te maken. Democratie (van de Griekse woorden ‘demos’, volk, en ‘kratia’, macht) duidt op elk politiek bestel waar de uiteindelijke macht bij het volk ligt, dat wil zeggen de meerderheid. Het fundamentele beginsel van de democratie is volkssoevereiniteit, dat van het liberale parlementarisme is vrijheid. En die waarden komen zeer gemakkelijk met elkaar in conflict. Dat zag de politieke filosoof Carl Schmitt, de officiële jurist van het Derde Rijk, als geen ander in: niet voor niets draagt de inleiding van zijn seminale werk De Crisis van de Parlementaire Democratie de titel ‘Over de tegenstelling tussen Parlementarisme en Democratie’. Voor Schmitt waren het fascisme en nazisme de echt democratische ideologieën: zij gaven immers uiting aan de dorst naar eenheid en zuiverheid die een meerderheid van de bevolking voelde.
Het inzicht dat vrijheid en democratie eigenlijk tegengestelden zijn, kan je echter reeds terugvinden in de Verlichting. Eigenlijk zijn er twee verlichtingen: de radicale stroming van Jefferson, Paine, Condorcet en Diderot, en de gematigde of conservatieve stroming van Locke, Burke, Adams en Montesquieu. Deze laatste beriep zich in de eerste plaats op het voorbeeld van de Glorious Revolution van 1688, die een einde had gemaakt aan de laatste overblijfselen van het vorstelijk absolutisme in Groot-Brittannië. De denkers van de radicale verlichting wilden echter verder gaan: ze eisten algemeen stemrecht zodat het volk controle zou krijgen over de staat. Ze pleitten met andere woorden voor het primaat van de democratie.
Niemand zag de gevaren van deze laatste eis beter in dan Edmund Burke. In zijn vroege carrière had Burke de Amerikaanse revolutionairen gesteund in hun eis voor meer autonomie en minder hardhandige bemoeienis vanuit het Britse moederland. Later zou hij ook de kant van de Ieren en de Indiërs kiezen in hun strijd tegen hetzelfde despotisme. Sommigen, waaronder zijn voormalige politieke medestander Charles James Fox, vonden het moeilijk om dit te verzoenen met zijn zeer vijandige houding tegenover de Franse Revolutie. Wie Burkes politieke filosofie echter begrijpt, zal helemaal geen tegenstelling ontwaren.
Burke was zijn hele leven lang bekommerd om het begrenzen van tirannie en willekeur. Als Whig betekende dat voor hem in de eerste plaats het vorstelijk absolutisme, in de traditie van 1688. Bij de uitbraak van de Revolutie in 1789 zag hij echter een nieuw gevaar ontstaan: dat van de volkswillekeur. Hij zag de fanatieke meutes die de Bastille bestormden en de Assemblée Nationale gegijzeld hielden, en met diezelfde visionaire blik zag hij de vormeloze uitzinnige massa’s die Robespierre en de Terreur naar de macht droegen, en later Hitler zouden bejubelen in Neurenberg en Mussolini op de Piazza Venezia. De tirannie van de meerderheid kan even erg zijn als die van één man, en is vaak nog veel erger.
Het denken van Burke zou het fundament gaan vormen van het liberale conservatisme van de 19de eeuw, dat even beducht was voor vorstelijk als voor volksdespotisme. In België kende ze een van haar grootste vertegenwoordigers in de tragisch misbegrepen Charles Woeste, wiens toespraak tegen het algemeen stemrecht in 1893 eigenlijk verplichte lectuur zou moeten zijn voor elke student van politieke filosofie. In De la démocratie en Amérique verwoordt Alexis de Tocqueville ditzelfde beginsel op volgende briljante wijze:
‘Pour moi, quand je sens la main du pouvoir qui s’appesantit sur mon front, il m’importe peu de savoir qui m’opprime, et je ne suis pas mieux disposé à passer ma tête dans le joug, parce qu’un million de bras me le présentent.’
Wat maakt het voor een homoseksueel uit Egypte of Oeganda uit dat de wetten die zijn vrijheid beperken gesteund worden door een meerderheid van de bevolking? Of voor een vrouw uit Iran? Of een Oeigoer uit China? De vrijheid van individuen om in veiligheid te leven zoals zij wensen, zonder intereferentie van de staat, zolang ze geen derden schaden, is een heilig en onvervreemdbaar recht dat door geen enkele meerderheid afgeschaft kan worden. Mijn recht om mijn levensbeschouwelijke opvattingen te volgen is belangrijker dan de wens van de meerderheid om haar nauwe en hypocriete opvattingen van dierenwelzijn aan iedereen op te leggen. Industriële vleesproductie dwingt jaarlijks miljoenen kippen hun hele leven op een miniscuul oppervlak zonder zonlicht door te brengen, maar het zijn de laatste paar seconden die écht uitmaken? Kom nu.
En dat brengt ons terug bij de uitspraken van Ben Weyts. Daaruit blijkt namelijk dat hij een voorstander is van ongebreidelde democratie, en dus volkstirannie. Of dit voortkomt uit een hallucinante onbekendheid met de basis van onze politieke stelsels (wat een minister onwaardig zou zijn) of een moedwillige subversie van de liberale consensus die de basis vormt van onze vrijheid en welvaart, weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat zulke uitspraken kenmerkend zijn voor N-VA en Vlaams Belang, en meer algemeen de extreemrechtse partijen in alle Europese landen.
Het wordt hoog tijd dat de vrienden van de vrijheid, wat hun politieke oriëntatie verder ook mag zijn, erkennen dat de crisis die de landen van het Westen in zijn greep heeft er geen is van democratie, maar van liberaal parlementarisme. We maken de dood mee van het na-oorlogse liberale stelsel dat persoonlijke vrijheden beschermde tegen de tirannie van de meerderheid. De bedreigende opmars van anti-Europese extreemrechtse partijen en hun hysterische klaagzang over ‘gouvernement des juges‘ slaagt er steeds vaker in de Europese instellingen te intimideren, zodat ze zich met holle juridische excuses onttrekken aan de verantwoordelijkheid om de rechten van religieuze, etnische of seksuele minderheden te verdedigen. Tegelijk worden de enorme failles in de domestieke grondrechtelijke beschermingsstelsels van de Europese landen steeds duidelijker.
Vandaag zijn de meest ‘extreme democraten’ de Marine Le Pens en Viktor Orbans, de Dries Van Langenhovens van deze wereld, die uiting willen geven aan de bloeddorstige zuiverheidscultus die in alle landen van Europa pluraliteiten of meerderheden in haar ban heeft. Zij goochelen met het begrip ‘democratie’, maar zijn de vijand van vrijheid en tolerantie. Zolang de fatsoenlijke partijen dat weigeren te erkennen, zal Europa traag blijven afglijden richting tirannie en onderdrukking.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier