Bram Verschuere (UGent)
‘Verlofdagen afstaan aan collega’s hoeft geen afbreuk te doen aan welvaartsstaat zoals die vandaag bestaat’
‘Het voorstel dat collega’s vakantiedagen aan elkaar zouden kunnen afstaan opent een debat opent over hoe wij als samenleving de zorg voor kwetsbare groepen organiseren’, schrijft Bram Verschuere (UGent). ‘Maar voor een genuanceerd debat over zelfzorg en mantelzorg is de absolute tweedeling tussen het ‘liberale’ en het ‘sociale’ model echter niet vol te houden.’
Het is een opvallend voorstel dat op tafel van de regering ligt: de werknemer die veel verlofdagen verzamelt, kan een deel van die dagen afstaan aan collega’s die daar nood aan hebben, bijvoorbeeld voor de zorg voor een zieke partner of een ziek kind. Een daad van naastenliefde die zelfzorg in de maatschappij moet stimuleren. Het lijkt een zoveelste ideetje, maar wie verder kijkt moet vaststellen dat het een debat opent over hoe wij als samenleving de zorg voor kwetsbare groepen organiseren.
‘Verlofdagen afstaan aan collega’s hoeft geen afbreuk te doen aan welvaartsstaat zoals die vandaag bestaat’
Critici stellen dat mantelzorg en zelfzorg weliswaar belangrijk zijn, maar dat de overheid voorzichtig moet zijn bij het organiseren ervan. Zij vrezen immers voor een afbouwscenario waarbij de overheid terugtreedt, en de verantwoordelijkheid voor zorg bij de mensen zelf legt. Een strijdpunt in de ideologische clash tussen het ‘liberale’ model van de kleine overheid die de burgers hun eigen dienstverlening zelf laat organiseren, en het ‘sociale’ model waarbij de overheid met belastingmiddelen de dienstverlening voor iedereen gelijk organiseert.
‘Voor een genuanceerd debat over zelfzorg en mantelzorg is de absolute tweedeling tussen het ‘liberale’ en het ‘sociale’ model echter niet vol te houden.’
Voor een genuanceerd debat over zelfzorg en mantelzorg is de absolute tweedeling tussen het ‘liberale’ en het ‘sociale’ model echter niet vol te houden. De realiteit toont aan dat de overheid en de samenleving in veel gevallen complementair zijn om publieke dienstverlening te verzorgen. Dat heet, met een duur woord, ‘coproductie’: de overheid kan de boom die op de weg is gevallen in stukken komen zagen, maar vragen dat de burgers de houtblokken zelf opruimen.
Grenzen aan zorgsysteem georganiseerd door de overheid
Beide sferen (overheid en samenleving) versterken elkaar dus, en dat is een belangrijke aanname. Er zijn immers grenzen aan maatschappelijke zelfzorg. Dat is uitgebreid gedocumenteerd voor landen als Nederland en het Verenigd Koninkrijk, waar het beleid veel sterker dan bij ons inzet op de zelfredzaamheid van mensen en hun sociale netwerken. Er zijn ook grenzen aan een door de overheid georganiseerd zorgsysteem.
Soms pretendeert de overheid wel klaar te staan om de noodzakelijke dienstverlening te leveren, maar in de realiteit schiet ze te kort. Zeker bij het begin van de asielcrisis was onze overheid bijvoorbeeld niet klaar om de grote toestroom aan mensen op te vangen, en was het burgerinitiatief in het Maximiliaanpark in Brussel noodzakelijk om iedereen basisvoorzieningen als voedsel en onderdak te verschaffen.
‘Een aantal diensten die we nu bijna vanzelfsprekend van de overheid verwachten, zijn spontaan opgericht door sociale ondernemers in de samenleving.’
Eigenlijk zit het samenspel tussen overheid en samenleving historisch ingebakken in ons systeem. Een aantal diensten die we nu bijna vanzelfsprekend van de overheid verwachten, zijn spontaan opgericht door sociale ondernemers in de samenleving. Bij de uitbouw van de welvaartsstaat maakte en maakt de overheid dus (deels) gebruik van een bestaand netwerk van sociaal ondernemerschap om de meest waardevolle publieke diensten zoals welzijn en zorg te kunnen aanbieden. En de overheid stimuleert de zelfzorg van burgers al langer. Bijvoorbeeld via mantelzorgpremies of tijdskrediet. Het nieuwste idee van het afstaan van verlofdagen kan dan eigenlijk in dat rijtje geplaatst worden.
Voortdurend debat
Dit hoeft geen afbreuk te doen aan onze welvaartsstaat zoals die vandaag bestaat. De overheid blijft middelen herverdelen in de richting van zij die het nodig hebben, in een poging om de ongelijkheid te verkleinen. De discussies die daar over gevoerd worden gaan niet over de essentie van dat systeem van herverdeling, maar wel over hoe omvangrijk die herverdeling moet zijn. Dat is een voortdurend debat, want de overheid heeft beperkte middelen. Het is daarom essentieel, en een daad van goed bestuur, dat de middelen juist terechtkomen.
‘Er is immers een nogal hardnekkige en impliciete sociale regel die stelt dat veel mensen geneigd zijn om bij problemen in eerste instantie een beroep te doen op overheidsvoorzieningen.’
In de zorgsector betekent dat onder meer dat professionele voorzieningen die met overheidsmiddelen werken in eerste instantie werken voor die segmenten van de samenleving waar de capaciteiten om zichzelf te organiseren ontbreken. Het kind dat uit een minder bemiddeld milieu komt heeft uiteraard evenveel recht op goede zorg als het kind dat een sterk en bemiddeld sociaal netwerk heeft. En daarom moet de overheid de kloof tussen beide kinderen proberen te dichten.
Zelfredzaamheid stimuleren
In die optiek valt er dus iets voor te zeggen dat de overheid inderdaad solidariteit en zelfredzaamheid gaat stimuleren in de sterkere segmenten van de samenleving. Er is immers een nogal hardnekkige en impliciete sociale regel die stelt dat veel mensen geneigd zijn om bij problemen in eerste instantie een beroep te doen op overheidsvoorzieningen. Dat zijn niet zelden de sterksten, zij kennen immers de weg.
Indien deze regel klopt, dan wordt eigenlijk de zelfredzaamheid van sterke mensen ontmoedigd. Terwijl zij daar misschien net iets meer toe in staat zouden moeten kunnen zijn. Dan moet het gericht stimuleren van zelfredzaamheid misschien niet beschouwd worden als een poging van de overheid om terug treden, of om de toegang tot het zorgsysteem te ontmoedigen voor zelfredzame mensen, maar wel als een gericht beleid om het bestaande zorgsysteem effectiever te maken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier