Vergeten graftekens: ‘Misschien is cohousing na de dood een oplossing’
Onbekend is onbemind, zeker als het gaat over vrijzinnig funerair erfgoed. Graftekens van vrijzinnigen en andere ‘zondaars’ zijn verwaarloosd, vergeten of gewoonweg verdwenen. En toch kan het anders. Drie verhalen over ‘hondenhoeken’, het gedenkteken van de medeoprichter van Het Laatste Nieuws en door betonrot aangevreten columbaria.
Een hondenhoek in Bassevelde
De katholieke kerk had in België eeuwenlang het monopolie op begraven. Dat gebeurde eerst in en rondom de kerk – het kerkhof – en later, vanaf het einde van de achttiende eeuw, op begraafplaatsen die buiten het centrum waren aangelegd. De priester wijdde de grond, met uitzondering van een klein stukje. In die ‘ongewijde grond’, vaak afgescheiden door een haag of muur, werden zondaars van allerlei slag begraven: openlijk vrijzinnigen, criminelen, zelfmoordenaars, zelfs ongedoopte overleden kinderen. Zo ging het er in veel parochies toe. De ‘zondaars’ kregen een kaal, anoniem graf aan de rand van de begraafplaats, niet toevallig vaak in het noorden en noordwesten, zompige plekken waar de zon minder scheen.
Qua symboliek kon die donkere, afgelegen plek tellen. Daarom kreeg de ongewijde grond al snel een spotnaam: de verdoemhoek, de geuzenhoek of de hondenkuil of hondenhoek, waar de zondaars als een hond begraven werden. Op het einde van de negentiende eeuw, toen liberalen en katholieken in België een politieke machtsstrijd op het scherpst van de snee uitvochten, vormden de hondenhoeken een belangrijk thema in kiescampagnes. Ook na de dood is iedereen gelijk, stelden de meeste liberalen, en dus pleitten ze voor de afschaffing van de hondenhoeken. Een enkele vrijzinnige notabele wilde, als statement, juist wel afzonderlijk en zo ver mogelijk van de rest begraven worden. De praktijk van de ongewijde grond verdween rond de eeuwwisseling, toen de gemeenten de controle over de begraafplaatsen finaal overnamen van de kerk. Die stond voortaan ook toe dat graven individueel werden gewijd.
Anno 2023 zijn er in Vlaanderen nog maar weinig zichtbare sporen van die ‘hondenhoeken’. Zelfs bij de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) horen ze het in Keulen donderen. ‘Niemand heeft er ooit een vraag over gesteld’, zegt ook Joeri Mertens, erfgoedonderzoeker bij het Vlaamse agentschap Onroerend Erfgoed. Mertens kent de thematiek van de hondenhoeken. Hij las erover in historische documenten over onder meer Temse, Roeselare, Brugge en Lede, maar daar is nog weinig te zien. Andere experts hebben weet van zulke begraafplaatsen in onder meer Turnhout en Nokere, maar de hondenhoek die in die Oost-Vlaamse gemeente op de plannen staat, is nu de oprit van een huis.
Zelfstandig erfgoedexpert Patrick Van den Nieuwenhof kent één plek waar vroeger een hondenhoek was: in Bassevelde, een deelgemeente van het Oost-Vlaamse Assenede. Ze is nog altijd afgescheiden zoals op de historische plannen, met een haag. Van den Nieuwenhof voerde een eigen onderzoek naar hondenhoeken in de provincie Oost-Vlaanderen. Volgens administratieve gegevens uit 1871 had 72 procent van de gemeenten in die tijd een afzonderlijke begraafplaats. Van 15 gemeenten kreeg hij de bevestiging dat de percelen tussen 3 en 100 m2 groot waren. De meeste ervan waren bijzonder klein, wat doet vermoeden dat ze alleen in uitzonderlijke gevallen werden gebruikt.
Op een zonnige winterdag ontdekken we de hondenhoek van Bassevelde, op de begraafplaats naast de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk. Hij meet ongeveer 25 m2 en wordt afgescheiden door een netjes onderhouden haag. Niets doet vermoeden dat hier lichamen werden begraven. Er zijn geen graftekens, geen zerken, enkel wat aanplantingen.
Niet toevallig staan er afvalcontainers voor de haag. Van den Nieuwenhof: ‘Die wat afgelegen stukken ongewijde grond werden vaak gebruikt als plekken waar afval werd verzameld. Later kwamen ze als eerste in aanmerking om er latrines of dodenhuisjes (waar de lijken tijdelijk werden opgebaard in afwachting van een teraardebestelling, nvdr) op te bouwen.’ Het is onduidelijk of hier nog stoffelijke resten liggen, of op andere plaatsen waar mogelijk hondenhoeken waren. ‘Het zou interessant zijn om daar archeologisch en ander onderzoek over te voeren’, vindt Van den Nieuwenhof.
Joeri Mertens vindt verder onderzoek niet aangewezen. ‘Het is toch vooral een geschiedkundig verhaal. Een hondenhoek kan een element zijn bij een aanvraag ter bescherming van een begraafplaats, maar we gaan er niet specifiek naar op zoek. Dat zou ons te ver leiden. Er zijn andere prioriteiten.’
De begraafplaats van Bassevelde is overigens al beschermd sinds 1981, maar dan op basis van andere criteria. Bescherming betekent dat de gemeente geen fundamentele aanpassingen kan doorvoeren zonder voorafgaand akkoord van de Vlaamse overheid. Bij een eerste contact is Philippe De Coninck (Open VLD), burgemeester van Assenede, wat verrast. Nee, hij wist niet af van het bestaan van een hondenhoek op de begraafplaats. En ja, hij wil er een bordje laten plaatsen met wat historische duiding voor bezoekers. Prompt legt hij de vraag voor aan zijn schepencollege, dat er meteen mee instemt. De afmetingen van het bordje zullen besproken worden met het hoofd van de technische dienst en de lokale heemkundige kring zal erbij betrokken worden. ‘Daar heb ik geen bezwaar tegen’, besluit Joeri Mertens van Onroerend Erfgoed. ‘Duiding kan zeker.’
Het verwaarloosde gedenkteken van een journalist
‘Een roerende plechtigheid verzamelde de vrienden van onze betreurde medewerker Bert Leën bij grauwe nevel en dooiweder op het rond punt van het kerkhof van Brussel.‘
In de editie van Het Laatste Nieuws van 21 januari 1911 wordt uitvoerig bericht over de onthulling van het grafteken van Bert Leën. De journalist was ruim een jaar eerder, op 1 december 1909, plots overleden, nota bene op de perstribune van de Kamer tijdens een woelig debat over de legerdienst. Hij was amper 51 jaar oud.
Uitzonderlijk voor 1911 is de publicatie van een zwart-witbeeld van het gedenkteken op de voorpagina van de krant. Foto’s afdrukken op krantenpapier was in die tijd een technisch huzarenstukje. Op het monument staan vrijzinnige symbolen zoals Oudegyptische zuilen, en ook een rouwende vrouw – een pleurante. Onder Leëns naam staat het opschrift ‘Hij leed en streed voor volk en vrijheid’. Opvallend: onder aan het gedenkteken is het logo van de krant gekapt. Het toont aan hoe belangrijk Leën voor Het Laatste Nieuws was. Een centrale plek op de buitenbegraafplaats van de stad Brussel was ook niet voor iedereen weggelegd. Monumentale graftekens van liberale en socialistische kopstukken uit die tijd sieren de rotonde.
Leën stond mee aan de wieg van Het Laatste Nieuws, dat in 1888 werd opgericht om de kiescampagne van de liberale partij te ondersteunen. Hij was een onderwijzer uit het Limburgse Opoeteren die naar Brussel was getrokken na een bittere schoolstrijd die hem zijn job had gekost. Toen Julius Hoste senior de enige eigenaar werd van Het Laatste Nieuws, bleef Leën aan boord als politiek journalist. In zijn in memoriam vermeldde Hoste dat Leën scherpe stukken schreef, zeker als het ging om de ‘oude vijanden van de schoolstrijd’.
Hoste loofde ook Leëns onverdroten inzet om Het Laatste Nieuws tot in de verste uithoeken van Vlaanderen te promoten. Leën was niet alleen journalist, maar ook activist en een marketeer avant la lettre. ‘Onze lezers zullen nooit kunnen beseffen welke moeite het gekost heeft om een goedkoop Vlaams Volksblad onder katholieke overheersing en dwingelandij in stand te houden en te verspreiden’, schreef Hoste in Het Laatste Nieuws, twee dagen na het overlijden van de journalist. Op de begraafplaats, bij de onthulling van het grafteken, voegde hij daar nog aan toe: ‘Nu zien we overal lichtjes… Vroeger was het een ondoordringbare nevel die over Vlaanderen hing. Leën was mijn zendeling en hij verspreidde het evangelie van de vrijheid.’
We spoelen door naar 2023, ruim 110 jaar later. De historische begraafplaats van de stad Brussel, op grondgebied Evere, is een oase van rust en schoonheid. Het is een typische parkbegraafplaats met aangelegde brede lanen vol indrukwekkende bomenrijen. We vinden Leëns grafteken terug aan de linkerkant van de centrale rotonde. Het graf heeft twee wereldoorlogen en ontzettend veel politieke en maatschappelijke veranderingen overleefd, maar het lijkt erop dat er de laatste decennia niemand naar heeft omgekeken. Mos en schimmel kruipen langzaam de steen op, letters vervagen. Als je niet weet dat er ooit ‘Het Laatste Nieuws’ heeft gestaan, merk je dat detail niet op.
Weet nog iemand dat het grafteken er is? En zo ja, wat kan ermee gebeuren? We bellen rond, in eerste instantie naar familieleden. Leën was gehuwd, maar voor zover we weten, had hij geen kinderen. Uiteindelijk vinden we toch een paar achterkleinkinderen van broers van Leën. Heel verre familie dus, en niemand van hen kent Leëns verhaal. Toch is Paul Hautecler, verwant via zijn moeder, een Leën, bereid om even te komen kijken. Het toeval wil dat Hautecler architect is, gespecialiseerd in de restauratie van historische gebouwen, en professor aan de universiteit van Luik was. Hij schat dat het graf voor een paar duizend euro gered kan worden.
We kloppen aan bij de stad Brussel met de vraag wie het graf in concessie houdt. Het grafteken en de concessie zijn ooit betaald door Julius Hoste van Het Laatste Nieuws. In die tijd was het niet ongewoon dat de werkgever dat voor zijn rekening nam. De concessie, die in de jaren zeventig werd verlengd met 50 jaar, stond tot eind 2021 nog op naam van Hoste. Sindsdien is de stad Brussel er eigenaar van. Veel plannen heeft de stad er niet mee. We krijgen vriendelijk te horen dat we de concessie mogen overnemen als we dat willen.
Het lijkt ons beter om contact op te nemen met Christian Van Thillo. Hij is mede-eigenaar van DPG Media, de mediagroep die Het Laatste Nieuws tegenwoordig uitgeeft. De familie Van Thillo nam de krant eind jaren tachtig in twee fases over van de familie Hoste. Het is weinig waarschijnlijk dat bij de overnamepapieren ook een dossier-Bert Leën zat, maar we vragen er toch even naar. Een voormalige ceo van DPG Media verwijst ons in eerste instantie door naar De Raad Het Laatste Nieuws, die in 1955 werd opgericht om ‘de ideologische strekking van de krant in de toekomst te verankeren’.
In die raad zit ook Herman De Croo, minister van Staat en vader van premier Alexander De Croo (Open VLD). Hij merkt meteen op dat zoiets geen deel uitmaakt van de opdracht van de raad. In een mail naar Van Thillo vraagt De Croo diens aandacht voor het dossier. Niet veel later bevestigt Van Thillo dat DPG Media wil instaan voor de kosten van de restauratie en dat er kan bekeken worden wie wat kan doen.
Het graf van Bert Leën zal binnenkort van de vergetelheid worden gered. Dat neemt niet weg dat er op historische begraafplaatsen in Gent, Antwerpen en Brussel nog tientallen andere graftekens van ‘zondaars’ liggen te verkommeren. Een ervan is dat van schrijver en journalist Harry Peters op de beschermde begraafplaats Schoonselhof in Antwerpen. Wanneer we de stad Antwerpen vragen of Peters’ grafteken in aanmerking komt voor restauratie, antwoordt het college bij monde van bevoegd schepen Els van Doesburg (N-VA): ‘Er stelt zich geen veiligheidsprobleem dat prioritaire restauratiewerken verantwoordt.’
In Brussel is het grafteken van César de Paepe, oprichter van de socialistische mutualiteiten, er al even erg aan toe. Het is onbegonnen werk om al die graven afzonderlijk te redden, zeggen de geconsulteerde experts. ‘Er zijn wel creatieve ideeën, maar die zouden meer gepromoot moeten worden’, zegt Joeri Mertens van Onroerend Erfgoed. Hij wil het debat opentrekken naar al het funeraire erfgoed, niet enkel het ‘vrijzinnige’. ‘Een van die ideeën is een peter- en meterschap, waarbij je individueel of als organisatie mee betaalt voor het onderhoud van graven waar je een band mee hebt.’ Ook bruikleen is een optie. Daarbij blijft de gemeente eigenaar van de concessie, maar mag je er begraven worden. Erfgoedexperte Tamara Ingels is dan weer gewonnen voor het principe van hergebruik: ‘Het is duurzamer dan een nieuw graf laten ontwerpen.’
‘Ik weet niet of Vlaanderen klaar is voor cohousing na de dood,’ zegt Joeri Mertens, ‘maar collectieve kelders zijn een andere oplossing om de kosten van concessie en onderhoud te delen’. Zes kisten in een historisch graf: het lijkt vreemd. ‘Of zelfs 24 urnes’, rekent Mertens ons voor. ‘Op die manier kun je wel wat funerair erfgoed redden.’
Lege columbaria op Schoonselhof
De vrijzinnige gemeenschap was de drijvende kracht achter de eerste crematies in ons land. Wettelijk kon het sinds de jaren dertig van de vorige eeuw, maar de eerste Vlaamse crematoria en columbaria (waar de urnen worden bijgezet) werden pas eind de jaren zeventig gebouwd. Later kwamen er ook strooivelden, waar de as van de overledenen werd uitgestrooid. Gedenktekens en plastic plakkaatjes werden, als laatste herinnering, op een muur of zuil gehangen.
Vijftig jaar na datum blijkt dat het gebruik van columbaria en gedenkzuilen in onbruik raakt. Ook hier de vraag: wat doen we ermee? Is het waardevol funerair erfgoed?
Op Schoonselhof staan een paar door betonrot aangetaste columbaria zo goed als leeg. Afbraak dreigt. ‘Kunnen we niet minstens één columbarium – bijvoorbeeld het oudste – bewaren of een andere bestemming geven?’ vraagt Tamara Ingels, erfgoedexperte en vaste gids op Schoonselhof, zich af. ‘Het is een collectieve verantwoordelijkheid. De gemeenschap, dat zijn wij allen. Als niemand er wakker van ligt, hoe kunnen we dan de overheid motiveren om dit erfgoed te behouden?’ Ingels vindt het met name jammer dat de vrijzinnige gemeenschap haar eigen strijd blijkbaar vergeten is.
Ze verwijst ook naar de gedenkzuil die vlak bij het crematorium op Schoonselhof staat en stilaan in onbruik raakt. ‘Ik was stomverbaasd hoeveel vrijzinnige tekens hier te vinden zijn’, zegt ze. Ze wijst naar plaatjes met een passer en winkelhaak of een fakkel. ‘We kunnen die toch niet laten verdwijnen zonder goed te inventariseren van wie ze zijn.’
Antwerps schepen Els van Doesburg (N-VA) bevestigt dat de stad de laatste hand legt aan een beheersplan voor het Schoonselhof waarin ‘antwoorden zullen staan over de bestemming van gedenkplaatsen die uit gebruik worden genomen’. Staat volgens de schepen ook in het beheersplan: een gefaseerde timing voor de restauratie van beschermde monumenten, zoals het eerder genoemde graf van Harry Peters.
De tijd dringt. ‘Er is waardevol erfgoed aan het verdwijnen’, zegt Ingels. ‘Ook in andere steden en gemeenten zal de discussie over gedenktekens, columbaria, gedenkzuilen en strooiweides gevoerd moeten worden.’ Joeri Mertens van Onroerend Erfgoed bevestigt: ‘Het is niet omdat het vrij recent is, dat het geen erfgoed kan zijn.’
‘We kunnen niet alles bewaren, dat is zeker’, besluit Ingels. ‘Maar nu dreigt er té veel verloren te gaan uit onwetendheid en onverschilligheid. Velen halen de schouders op, ook vrijzinnigen. Andere gemeenschappen lijken veel meer wakker te liggen van hun erfgoed. De maatschappelijke diversiteit die er vandaag is moeten we ook op begraafplaatsen veel meer zichtbaar maken.’
Dit artikel werd gerealiseerd met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier