Verbindingsofficier reageert voor het eerst openlijk op kritiek van Jambon
Ik ben er in eer en geweten van overtuigd dat ik het dossier behandeld heb zoals het hoort’, benadrukte Sébastien Joris in de onderzoekscommissie naar de aanslagen van 22 maart.
Sébastien Joris, de verbindingsofficier van de politie in Turkije heeft voor het eerst openlijk gereageerd op de forse verwijten van minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon aan zijn adres. ‘Ik ben er in eer en geweten van overtuigd dat ik het dossier behandeld heb zoals het hoort’, benadrukte Sébastien Joris in de onderzoekscommissie naar de aanslagen van 22 maart.
Jambon wees Joris drie dagen na de aanslagen nadrukkelijk met de vinger. Volgens de minister sprong Joris in 2015 te laks om met informatie over de arrestatie aan de Syrische grens van Ibrahim El Bakraoui, één van de latere zelfmoordterroristen op Brussels Airport.
Joris ging ruim in op wat er gebeurde vanaf 26 juni, toen de info binnenliep. Joris was toen met vakantie, maar hield wel een oog op zijn mailbox. Het bericht trok echter zijn aandacht niet, omdat het geen urgente zaak was. ‘De Turkse autoriteiten hadden hem onder controle, er was geen sprake van een imminente uitwijzing’, aldus Joris.
Moeilijk samenwerken met Turkije
Bovendien zou een snellere vraag om bijkomende uitleg van de Turken hoe dan ook niets veranderd hebben, argumenteerde de verbindingsofficer. Zij hebben uiteindelijk pas zes maanden later geantwoord. En dat terwijl El Bakraoui al op 14 juli op een vliegtuig richting Nederland was gezet.
Ook Joris’ chef Peter De Buysscher herhaalde meermaals dat het erg moeilijk werken is met de Turken, die geen bijkomende info geven over arrestaties en uitzettingen ook niet signaleren via de politiekanalen.
Joris en De Buysscher vroegen de commissieleden meermaals om rekening te houden met de context van toen. Er was geen sprake van een internationale seining, noch een vraag om arrestatie of verhoor. Bovendien was ook reizen naar de conflictzone toen nog niet strafbaar. En zelfs de terrosectie van de bevoegde dienst in Brussel was niet op de hoogte van de voorwaarden bij de vrijlating van El Bakraoui.
Overste staat achter verbindingsofficier
Joris blijft er dus bij dat hij gehandeld heeft zoals het hoort. Ook zijn overste, De Buysscher, bevestigde dat de verbindingsofficier de regels en procedures heeft gevolgd. ‘Moest ik hem geweest zijn, dan had ik misschien wel DJSOC gebeld met de vraag of ze op hun hoofd gevallen waren? Er was iemand opgepakt in Gaziantep die gekend was voor criminele feiten’, zo plaatste De Buysscher wel een duidelijke kanttekening. ‘Maar kan ik hem kwalijk nemen dat hij niet zelf naar die info op zoek is gegaan, als hij tegelijk 300 dossiers en 1.700 berichten te behandelen heeft? ‘
Of Jambon de verbindingsoffier dan niet onterecht aan de schandpaal genageld heeft? ‘Ik ben politieambtenaar. Ik heb geen conclusies te trekken over de conclusies die onze minister geeft op basis van informatie waarover hij dan beschikt’, herhaalde De Buysscher meermaals. ‘Ik heb wat het gevoel dat de onderzoekscommissie haar werk door mij wil laten doen. Maar ik kan enkel informatie aandragen.’
Concreet gaf De Buysscher mee dat hij op de avond van 23 maart, kort nadat het verhaal over El Bakraoui was opgedoken, ‘niet aan de minister kon garanderen dat er geen fouten waren gemaakt’. De middag nadien is dan een meer gedetailleerde tijdslijn overgemaakt aan het kabinet-Jambon, die doorheen de dag nog verfijnd is. Daags nadien volgde de publieke uithaal.
‘Ik ga hier geen conclusies trekken’, besloot De Buysscher. ‘Maar als je aan mij persoonlijk vraagt wat me opviel? God ja, er is een probleem. Maar dat probleem is groter dan de verbindingsoffier of de veertien dagen’ na het doorgeven van de initiële informatie, besloot hij.