Walter Pauli fileert de Borms-heisa: van de August Borms in elk van ons, verlos ons Heer
En plots ontstaat er opschudding rond August Borms, 76 jaar nadat de Vlaams-nationalist werd geëxecuteerd. Zijn naam is nog bekend. Wie hij was en waarvoor hij stond veel minder.
Onlangs kwam aan het licht dat op het oude kerkhof van Merksem het graf van August Borms en zijn echtgenote Cesarina Smet was vernield. Rechtse, Vlaams-nationalistische kringen zagen er meteen de zoveelste baldadigheid in van linkse woke-activisten. Aan progressieve kant herontdekte men plots de figuur van Borms, en nam men aanstoot aan de onkritische manier waarop de Stad Antwerpen op haar site informatie verstrekt, dan wel reclame maakt voor het Bormshuis. Dat is een museum en documentatiecentrum gewijd aan de Vlaamse strijd en aan August Borms. In nogal wat Vlaamse huiskamers steeg de vraag op: ‘August wie?’
De grafschennis werd in Vlaams-nationalistische kringen uitgelegd als het werk van ‘linkse woke-activisten’
August Borms (1878-1946) is een geboren Waaslander die er in zijn jonge jaren van droomt om missionaris te worden. Dat verandert, wellicht wanneer hij zijn latere vrouw leert kennen, en hij gaat Germaanse talen studeren in Leuven. Daar raakt hij onder de indruk en de invloed van de Vlaamse Beweging. Borms wordt een missionaris in het binnenland, een man die het geloof in Vlaanderen zelf belijdt en uitdraagt. In een korte bijdrage in het tijdschrift Revue belge de philologie et d’histoire vat historicus Lode Wils de voornaamste kwaliteit van Borms zo samen: ‘De 36-jarige filoloog stond bekend als een toegewijd en welsprekend propagandist van de Vlaamse zaak, die met zijn stem als een klok grote vergaderingen kon bespelen, wat in een tijd zonder microfoons belangrijk was.’ Op tijdgenoten – of beter: op een aantal medestanders – maakt hij al van in zijn vroege jaren een verpletterende indruk. De uit West-Vlaanderen afkomstige flamingant Cyriel Rousseeu bekent: ‘Hij was voor mij dé messias die ik al zo lang voor Vlaanderen gedroomd had. Ik had in hem een blind vertrouwen.’
Sinistere kant
Tijdens de Eerste Wereldoorlog valt Borms’ leven in een beslissende plooi. In 1915 is hij een van de eerste Vlaamsgezinde figuren die positief ingaan op het ‘aanbod’ van de zogenaamde Flamenpolitik van de Duitsers: de Duitsers waren bereid Vlaamse eisen in te willigen, om Vlaanderen op die manier in conflict te brengen met de uitgeweken Belgische regering. Zo werd Borms een van de bekendste activisten – dat was de naam van de collaborateurs tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij wordt een prominent lid van de eerste Raad van Vlaanderen, een officieus en door de Duitsers gedoogd Vlaams parlement dat in 1917 opgericht en bemand wordt door activisten.
In de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging legt auteur Luc Vandeweyer uit: ‘Borms wenste dat de Duitsers de oorlog zouden winnen. In dat verband was hij tevens voorstander van het inschakelen van Vlaamse dwangarbeiders in de Duitse oorlogsinspanning, ook al waren hun levensomstandigheden zeer slecht en vielen er daarbij veel doden.’ Dat valt niet bij iedereen in goede aarde. Als de Raad van Vlaanderen op voorstel van Borms in 1917 de Vlaamse onafhankelijkheid uitroept, arresteert het Belgische gerecht hem samen met twee andere activisten. Op Duits bevel wordt Borms echter meteen vrijgelaten. Daarop vraagt – eist – hij vergelding. De Raad van Vlaanderen stelt lijsten op met namen van magistraten, politici, journalisten, burgemeesters die naar Duitsland gedeporteerd moeten worden. In een aantal gevallen gebeurt dat ook. Borms neemt geen blad voor de mond: ‘Het gaat om een machtsstrijd. Wij moeten de beweging die tegen ons op touw gezet wordt ontzenuwen.’ Intussen ziet Borms zichzelf als een soort Vlaamse minister van Oorlog. Hij wil een eigen knokploeg, rijkswachteenheden die bemand worden door activisten, en ook een politieke politie en geheimagenten.
Borms wou een eigen knokploeg, rijkswachteenheden die bemand worden door activisten, een politieke politie en geheimagenten.
Die sinistere kant van Borms lijkt de Vlaamsgezinde publieke opinie niet te willen zien. In haar uitstekende biografie August Borms. Zijn leven. Zijn oorlogen. Zijn dood (2005) situeert historica Christine Van Everbroeck in deze oorlogsjaren het begin van een ware Borms-verering: ‘Geen enkel feest of geen enkele voorstelling zal nog geslaagd zijn zonder een redevoering van Borms, “de vader van het Aktivismus, Vlaanderens grote man.”’ Borms zelf is de beste propagandist van zijn eigen zaak: ‘Hij heeft talent voor het dramatiseren en ensceneren van al zijn doen en laten. En anderen volgen hem gedwee en doen wat in zijn plannen past.’
De Bormsverkiezing
Borms schetst van zichzelf het beeld van de immer offervaardige man, die zijn hele leven in dienst stelt van de Vlaamse Beweging. Dat hij helemaal opgaat in zijn politiek engagement en de opvoeding van zijn zes kinderen helemaal overlaat aan zijn vrouw, wordt in die uitleg zelfs een heroïsche daad. Een eenzame kritiek klinkt in 1916 op in het sluikblad De Vrije Stem, waar men Borms beschrijft als ‘een lijder aan neurose, gelijkend op de extatische dwepers uit de middeleeuwen en met ziekelijk verlangen hunkerend naar de martelaarskroon’.
Dat was een haast profetische opmerking. Na de Eerste Wereldoorlog vluchten veel activisten in veilige ballingschap naar het neutrale Nederland of naar Duitsland. Borms doet dat niet. Hij blijft in België en zoekt de ultieme confrontatie met het Belgische staatsapparaat. Bij zijn (gewilde) arrestatie zou hij tegen zijn gezinsleden hebben gezegd: ‘Weent niet kinderen. Het is voor Vlaanderen.’ Borms krijgt het proces waarop hij aanstuurt en wordt in 1919 ter dood veroordeeld. Die straf wordt omgezet in levenslang. Borms weigert zijn vervroegde invrijheidstelling omdat hij dan moet afzien van politieke activiteiten. Op die manier wordt hij nog meer het symbool van de koppige, onverzettelijke, tot geen millimeter toegeving bereide Vlaming dan hij dan al is.
Borms’ symbolische belang is uitzonderlijk, maar politiek stelde hij in de jaren dertig weinig tot niets voor.
Toch volgt op 9 december 1928 – en vanuit de gevangenis – zijn grote dag, met de zogenaamde Bormsverkiezing’. Bij een tussentijdse verkiezing in Antwerpen om één Kamerzetel gaat het tussen de (franskiljonse) liberale kandidaat Paul Baelde en Borms, namens de (Vlaamsgezinde) Frontpartij. Borms wordt niet weinig geholpen door het feit dat de Antwerpse socialisten en katholieken nog een rekening te vereffenen hebben met de liberalen en geen eigen kandidaat voordragen. Hoe dan ook is het resultaat verbluffend: vanuit de gevangenis van Leuven Centraal behaalt Borms 83.000 stemmen, bijna het dubbele van de 44.000 stemmen voor zijn liberale tegenstander. Maar de Kamer verklaart de verkiezing ongeldig, en Baelde wordt toch de nieuwe volksvertegenwoordiger. Daardoor wint het morele prestige van Borms nóg meer aan kracht. Al een maand later, op 17 januari 1929, wordt hij alsnog vrijgelaten.
Opmerkelijk: zijn symbolische belang is uitzonderlijk, maar politiek stelt Borms in de jaren dertig weinig tot niets voor. Wils: ‘Eens in vrijheid bleef Borms de principiële prediker van het delenda Belgica (‘België moet vernietigd worden’, nvdr). De Vlaams-nationalistische politici gebruikten hem als publiekstrekker, maar hekelden binnenskamers zijn politieke onverstand en zijn illusie dat hij de leider van de beweging was.’ De Antwerpse historicus Maarten van Ginderachter wijst er in 2006 in Ons Erfdeel op dat die zwakte ook zijn sterkte was, en vice versa. Ja, hij komt over als ‘een man zonder eigenschappen’, maar hij kon juist ‘tot “ongekroonde koning van Vlaanderen” uitgroeien omdat hij een blanco scherm was waarop alle geledingen van de Vlaamse Beweging hun verlangens konden projecteren. Borms had geen concreet programma. Tijdens zijn propagandatournees beperkte hij zich tot het steeds weer in herinnering brengen van zijn eigen “offers” op het altaar van Vlaanderen. Grote woorden wars van de politieke realiteit waren zijn handelsmerk. Groot, maar ook vaag, waardoor allen hun eigen gelijk konden lezen in zijn ideaal. Dat was zijn sterkte, maar ook zijn zwakte. Hij was een partijoverschrijdend symbool, maar tegelijkertijd had hij te weinig invloed op en inzicht in de politiek om werkelijk belangrijk te zijn voor de evolutie van de Vlaamse Beweging.’
Naar Auschwitz
Hoe dan ook behoort Borms tot de meest radicale, anti-Belgische vleugel van de Vlaamse Beweging. In de jaren dertig voelt hij vanwaar de wind waait: hij rekent op een nieuwe kans om België op de knieën te krijgen, en andermaal komt die van ‘het noordoosten’ – versta: van Duitsland, intussen nazi-Duitsland. De nazi’s weten dat ook. Zij nodigen Borms uit en betalen zijn reizen naar en door Duitsland. Dat mist zijn effect niet. Borms bewondert en roemt de ‘ijzersterke jeugd die ze in Duitsland aan het opkweken zijn’.
Bij de Duitse inval in 1940 beveelt de Belgische overheid de arrestatie van 6000 à 8000 potentiële vijanden van het vaderland. Daarbij zijn veel buitenlanders, maar ook Joden, rexisten, communisten en Vlaams-nationalisten. Ook Borms wordt aangehouden en naar Frankrijk weggevoerd. Na de capitulatie keert hij terug naar België. Uitgerekend op 11 juli, tijdens de Guldensporenviering in de Antwerpse opera, maakt hij een opgemerkte rentree. Zo begint zijn tweede collaboratie. Ditmaal zal ze hem fataal worden. Niet dat August Borms veel in de melk te brokkelen heeft. Hij krijgt het voorzitterschap aangeboden van de zogenaamde Bormscommissie. Dat orgaan mag beslissen over herstelbetalingen voor de collaborerende activisten van 1914-1918. Borms legt ‘zijn volk’ financieel in de watten en vergeet daarbij zijn eigen profijt niet. Hij keert zichzelf smartgeld uit ten belope van 2 miljoen Belgische frank (50.000 euro), voor die tijd een gigantisch bedrag.
Borms reist door het Derde Rijk, ook door de bezette oostelijke gebieden. Daar gaat hij de Vlaamse oostfronters een hart onder de riem steken.
Borms collaboreert opnieuw en hij vindt dat de normaalste zaak van de wereld. Dus bezoekt hij Vlaams-nationalistische feesten en bijeenkomsten, en brengt als vanzelfsprekend de Hitlergroet. Hij blijft op kosten van de Duitsers rondreizen door het Derde Rijk, ook door de bezette oostelijke gebieden. Hij gaat er onder meer de Vlaamse oostfronters een hart onder de riem steken – en dat mag ook wel, want Borms zelf heeft hen hartstochtelijk opgeroepen om onder leiding van de nazi’s het communisme te gaan bevechten: ‘Wie onder onze jeugd zijn Vlaanderen werkelijk liefheeft, kan thans die liefde in geen heerlijker daad omzetten dan dienstneming in de heldhaftige gelederen van een van de keurkorpsen van de Führer.’ Tijdens die reizen bezoekt hij zelfs Auschwitz, of toch de daar gelegen fabriek van IG Farben in Auschwitz-Monowitz, ook wel ‘Auschwitz III’ genoemd. Zijn dochter Anita schrijft in het collaboratieblad Volk en Staat dat ze in Auschwitz ‘gul ontvangen’ werden.
‘Gevaarlijke fanaticus’
Het is niet de enige misstap die Borms zwaar zal worden aangerekend. Tijdens zijn verblijf in Duitsland stuurt hij een felicitatietelegram naar Adolf Hitler: ‘In naam van alle Vlaamse vertrouwensmannen van de meer dan 150.000 Vlaamse arbeiders in het Groot-Duitse Rijk, betuigen wij onze onverbreekbare trouw en vertrouwen in de Führer van het komende Groot-Germaanse Rijk.’ Biografe Van Everbroeck wijst erop dat Borms ‘tot het einde van de bezetting halsstarrig blijft geloven in de onvermijdelijke overwinning van Duitsland en zijn vertrouwen behoudt in hun leider, “de geniale Staatsman”.’
Maarten van Ginderachter noemt Borms’ houding minder naïef, en zeker minder onschuldig dan ze op het eerste gezicht misschien lijkt: ‘Dat Borms zelf niet altijd een heldere kijk had op de gevolgen van zijn daden, noch op de ultieme consequenties van zijn principes, maakte van hem een gevaarlijke fanaticus. (…) Het onwankelbare vertrouwen in zijn eigen roeping zou zijn ondergang worden. Als voorganger die de massa de weg wijst, geloofde hij dat zijn doel (Vlaanderen onafhankelijk) de middelen heiligde. De eigenzinnige Borms zou er niet voor terugschrikken om zijn zin door te drijven buiten de wet en tegen de democratische meerderheid in. Omdat hij alleen verantwoording had af te leggen aan Vlaanderen en aan “de wet van God”, stelde hij zich in geen van beide Wereldoorlogen gewetensvragen bij het verklikken van al te patriottische medeburgers, noch bij het inschakelen van het Duitse repressieapparaat wanneer bleek dat het volk hem niet volgde.’
Het kan niet anders dan noodlottig aflopen. Borms en zijn vrouw duiken in 1945 onder in Berlijn. Hij wordt herkend door een Belgische verpleegster, andermaal gearresteerd, en overgedragen aan de Belgische autoriteiten. Net zoals na de Eerste Wereldoorlog hoort hij ook nu de doodstraf tegen zich uitgesproken. Anders dan toen wordt ze nu wél bekrachtigd en uitgevoerd. Op 12 april 1946 verschijnt August Borms voor het vuurpeloton in de rijkswachtkazerne van Etterbeek. Er bestaat enige twijfel over zijn laatste woorden, maar er is veel voor te zeggen dat hij tot de rij militairen voor hem zelf geroepen heeft: ‘Voor Vlaanderen. Vuurt!’
Vermetele oude vriend
Vele jaren later, in 1967, zou zijn oude vriend Firmin Mortier in een interview uitleggen dat Borms volgens hem wellicht niet rouwig was om zijn eigen doodvonnis, integendeel. ‘Zijn terdoodveroordeling is een absurditeit, maar ik ben er zeker van dat ze hem genoegen deed. – Genoegen? – Jazeker. Precies omdat hij een idealist was. Zijn ideaal was sterven voor Vlaanderen. Ik denk dat hij gelukkig was met het lof dat men hem gaf.’ Lode Wils vult aan: ‘Dat dit precies op Goede Vrijdag gebeurde (de dag waarop Christus stierf aan het kruis, nvdr), werd een element in de cultus van zijn nagedachtenis, die zijn aanhangers bleven en blijven onderhouden.’ Net zoals Christus op Goede Vrijdag aan het kruis stierf ter verlossing van de mensheid, sterft Borms aan een executiepaal ter verlossing van Vlaanderen. Hij offert zich op.
De Borms-literatuur bestaat uit halve en hele hagiografieën die de man opvoeren als een held, meer nog, als een halve heilige, meer mythe dan mens.
Dat beeld is ongemeen krachtig gebleven. Het gros van de zogenaamde Borms-literatuur die in de eerste drie, vier decennia na zijn dood wordt uitgegeven, bestaat uit halve en hele hagiografieën die de man opvoeren als een held, meer nog, als een halve heilige, meer mythe dan mens. Neem Trouw tot der Dood, een huldeboek dat verschijnt bij Borms’ ‘honderdste verjaardag’ in 1978 (dat volstaat voor Vlaams-radicale kringen om 1978 meteen tot ‘Bormsjaar’ uit te roepen). Nu is het natuurlijk eigen aan het genre van het huldeboek dat de gehuldigde wordt geloofd en geprezen. Alleen krijgt het begrip ‘hulde’ bij Borms haast automatisch een extatische vertaling. Volksunie-kopstuk Wim Jorissen noemt hem ‘de Gandhi van Vlaanderen’, Bert Van Boghout van de extreemrechtse organisatie Were Di heeft het over de ‘Heilige Borms’, Vik Van Brantegem (tot voor een aantal jaren adjunct-verantwoordelijke van de persdienst van het Vaticaan) noemt Borms zelfs de ‘waardemeter van de westerse beschaving’. Zo iemand werd dus geëxecuteerd op bevel van de Belgische staat. Zo’n daad kan dan toch niet anders dan een dieptepunt zijn in de geschiedenis van de Europese beschaving?
Misschien is dat ultieme inzicht de beste politieke inschatting die August Borms ooit heeft gemaakt in zijn hele leven: dat zijn executie een krachtig wapen zou worden tégen België. Dat is inderdaad gebeurd. Op de dag van zijn terechtstelling is Borms al 68 jaar oud. Bovendien loopt hij op krukken na een zwaar auto-ongeluk. Niet alleen de katholieke, Vlaamsgezinde opinie begint al snel verontwaardigd te reageren op het einde van een ‘in de touwen hangende, kreupele oude man’ – de woorden zijn van historicus Karel Van Isacker. Vooral het even beroemde als controversiële gedicht Borms van de gezaghebbende schrijver Willem Elsschot maakt indruk. Elsschot walgt ook van het naoorlogse geweld. Hij kan natuurlijk schrijven, en zijn saluut aan een gevonniste collaborateur snijdt in die harde jaren door merg en been: ‘Gij zijt mij vreemd geweest, vermetele oude vriend,/ maar dat gij Neerlands vaan manmoedig hebt gediend/ dát weet ik niettemin zooals ’t een ieder weet/ die nu, in dit ons Land, zijn brood in schaamte eet’.
De terdoodveroordeling van Borms wordt zo het belangrijkste symbool tégen de tegenstanders van de nazi’s en hun handlangers, waar al snel de rollen worden omgedraaid, met collaborateurs als de ware idealisten en hun tegenstanders als de echte vijand –van Vlaanderen, en dus van allen.
Gesjacher
De erfenis van August Borms laat nog verdere sporen na. Zelfs zijn bewonderaars kunnen niet voorbij aan het feit dat hij gefaald heeft als politicus, dat er van zijn plannen en doelstellingen, voor zover hij die had en ze welomlijnd zouden zijn geweest, nooit iets in huis is gekomen. De uitleg daarvoor volgt als snel: de grootste fout van Borms was het feit dat hij politicus wilde zijn, bij uitbreiding dat hij aan politiek deed. In die zin is hij het taaie symbool van het antipolitieke karakter van een flink deel van de Vlaamse Beweging.
Vooral het Vlaams Blok (nu Vlaams Belang) drijft op dat sentiment, zeker in de jaren 1978 tot 1996, wanneer stichter Karel Dillen voorzitter is. In hogervermeld huldeboek legt VB-partijvoorzitter en dus politicus Karel Dillen uit wat in navolging van Borms de plicht is van elke Vlaams-nationalistische politicus: niet aan politiek doen. In zijn woorden klinkt dat zo: ‘We hebben Borms vermoord, met elk opgeven, met elk nieuw gesjacher, met elk nieuw koopje, met elk nieuw compromis. Wij hebben Borms opnieuw vermoord, graaiend naar een parlementszetel of een ministersportefeuille. We hebben Borms opnieuw vermoord, met elk toegeven aan België, met elk belgicisme, met elk neobelgicisme, met elk verkapt belgicisme, met elk pragmatisme, met elk arrivisme, met elk gauchisme, met elk progressisme.’ Enzovoort.
Borms is het taaie symbool van het antipolitieke karakter van een flink deel van de Vlaamse Beweging.
Daarvan zijn nog relicten terug te vinden bij een democratische Vlaams-nationalistische partij als de N-VA, waar ‘het compromis’ – nochtans eigen aan het politieke bestel – hoe dan ook een beladen begrip blijft, zeker in het wereldbeeld van de leden. De partij heeft in haar eigen structuren het diepgewortelde wantrouwen tegenover de Belgische politiek een zekere plaats gegeven. Voor regeringsdeelname aan een Vlaamse meerderheid moet een gewone meerderheid van het N-VA-partijcongres akkoord gaan, voor een federale regeringsdeelname – waar inderdaad met Franstaligen onderhandeld wordt – een bijzondere meerderheid (twee derde van de stemmen).
Het klinkt paradoxaal, maar het is bijzonder verstandig om het historische voorbeeld van August Borms niet te vergeten. De vraag hoe mythevorming kan verdoezelen waartoe een nationalistisch project kan leiden zonder politieke of democratische inhoud, behalve onafhankelijkheid om de onafhankelijkheid, blijft in het Europa van vandaag bijzonder actueel. Of hoe gevaarlijk het is om politici te verwijten dat hij of zij aan politiek doet. Het internet en de sociale media staan er vol van. En hoe vaak zou de gemiddelde burger van dit land dat zelf niet al hebben gedacht, en hardop gezegd? Van de August Borms in elk van ons, verlos ons Heer.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier