Uitvaart Karel Anthierens: afscheid van de musketiers uit Machelen

Karel Anthierens: Redacteuren kregen bij de ochtendkoffie van hem een lijst met de taalfouten van die dag. © Saskia Vanderstichele
Walter Pauli

Met de uitvaart van Karel Anthierens komt vandaag een einde aan het werk van drie broers met één missie: die van de onafhankelijke journalistiek in Vlaanderen, in uitstekend Nederlands.

De concertzaal van het Brusselse Flageygebouw is vandaag het decor van het ceremoniële afscheid van Karel Anthierens, de middelste van de drie schrijvende broers Anthierens: Jef (1925-1999), Karel (1935-2022) en Johan (1937-2000). Zij zorgden ervoor dat de naam Anthierens al bijna legendarisch was toen ze nog actief waren in de vaderlandse pers. Ze verzorgden namelijk hun ‘merk’. Vooral broer Johan zette in zijn ontelbare stukken en kronieken zichzelf graag centraal, en met zijn eigen personage ook zijn kinderen en alle mogelijk naasten. Die stukken kregen vaak een tweede leven in goed verkopende boekjes, die nog altijd tweedehands te vinden zijn. Een paar maanden geleden publiceerde Karel bij Uitgeverij EPO zijn herinneringen, Gedane zaken. Hink-stap door de Vlaamse pers. Op die 160 pagina’s staat niet één letter te veel. Dat ligt anders bij de meer barokke Johan. Na zijn dood bundelde Uitgeverij Van Halewyck een selectie van zijn werk: Niemands Meester. Niemands Knecht telde 1450 bladzijden leesplezier. Ook Jef gaf interviews en schreef boeken, al zijn die al wat moeilijker te vinden. Dat allemaal samen maakt dat ook de private geschiedenis van de familie Anthierens publiek goed is geworden. Vlaams erfgoed, als het ware.

Een stam op zich

Tussen 1923 en 1944 werden er in het gezin van vader Karel-Antoon Anthierens en moeder Jeanne Dollé niet minder dan twaalf kinderen geboren. In 1947 waren er twéé foto’s nodig om alle nakomelingen netjes afgebeeld te krijgen. Eén foto met de zeven meisjes (zes van hen gekleed in twee soorten stof): Griet (1924), Clotilde (1928), Lina (1930), Lisbeth (1933), Johanna (1934), Lutgart (1940) en Hilde(gonde) (1944). En één foto met de vijf jongens (ook in twee soorten stof): Hugo (1923), Jef (1925), Raf (1931), Karel (1935) en Johan (1937). Ze hadden niet veel te maken met de rest van het dorp, want ze waren thuis al met voldoende volk. ‘Anthierens’ betekende: een stam op zich, met een eigen hiërarchie, eigen verhalen, eigen herinneringen en kwetsuren.

De dader van dat alles was, althans volgens Johan, vader Anthierens. Johan beschreef zijn verwekker zoals hij was: ‘Vader was intens Vlaamsgezind en anti-Belgisch en verafgoodde dictators. Franco, Mussolini en Hitler vormden een Goddelijke Drievuldigheid, in klimmende betekenis. Steeds weer legde hij zijn oudste zonen Hugo en Jozef uit dat onder Mussolini de treinen stipt vertrokken en op het gestelde uur arriveerden.’ Het was dus te voorspellen dat bij de Duitse inval in België in mei 1940 ‘vader Anthierens en zijn tienerzonen voor het huis stonden te dansen van opwinding,’ nog altijd volgens Johan, ‘wat mijn profetische moeder het commentaar ontlokte dat de heren dra op een ander wijsje zouden dansen.’

Dat gebeurde na de oorlog ook. De collaborerende mannelijke familieleden verdwenen achter de tralies. En moeder… Het is misschien de meest pakkende paragraaf uit Johans hele oeuvre, de filmische beschrijving van wat hij met eigen ogen zag: ‘Mijn moeder rende door de achtertuinen van de buren, met de kleine kinderen die haar ren remden, achternagezeten door het verzet. Drie huizen verder werd ze halverwege een trap bijgebeend en kaalgeschoren. Ik herinner mij het tafereel achteraf, moeder op de keukentafel gezeten, met een handdoek omgeknoopt en wij, klein gebroed, rond haar geschaard. Opkijkend naar een wasbleke keizerin.’

Het enfant terrible

In die zin was de familie Anthierens een archetype voor een groot deel van de Vlaamse bevolking: men was de oorlog niet ongeschonden doorgekomen. De collaboratie werd verdrongen, alsof het niet écht bij ware Vlaamse gezinnen had behoord. Dat was natuurlijk niet zo. De familie Anthierens schuurde aan tegen de zwartste kern van het foute Vlaanderen. Maar uitgerekend daar werd de kiem gelegd van een nieuwe journalistieke traditie, waarbij media leerden om elk gezag uit te dagen of een vanzelfsprekend gevonden volksaard kritisch te bevragen. Dat klinkt misschien vanzelfsprekend, maar het is pas evident geworden nadat de Anthierens-clan ermee begon.

In het grote gezin Anthierens vormen leeftijdsgenoten Karel en Johan als kinderen al een vast duo. Karel is een uitstekende student die met de vingers in de neus de universiteit van Leuven haalt, Johan harkt zich door de vakschool – ‘de Broederschool’ – in Vilvoorde. Ook op die school zorgde de flinke, plichtsgetrouwe Karel voor zijn kleinere, frivole broer, en beschermde hem ook voortdurend – Johan was het type dat eigenlijk om slaag vróég. Het zou tot het einde van hun dagen een wezenskenmerk blijven: een Anthierens zorgt voor de anderen. Als één Anthierens aan een blad werkte – zie Humo, Knack, De Zwijger, Panorama-De Post –, dan was de kans groot dat een broer volgde.

Daarbij stond vooral Johan centraal, de jongste, de stoutste, de bekendste. Zijn leven lang bleef de jongste Anthierens-broer de goegemeente tegen de haren in strijken, zowel het zwarte orkest als de linkse kerk. Zelfs toen hij al een zestiger was, bleef de heer van stand die Johan in werkelijkheid was toch bekendstaan als een ‘enfant terrible’. Karel: ‘Niemand had ooit kunnen voorspellen dat Johan zou uitgroeien tot een van de lenigste en scherpste pennen van het land, al zou hij ook later nooit begrijpen hoe dat nu zat met de dt-regel.’

De mentor

Taalvaardigheid was de telgen-Anthierens nochtans aangeboren. Dat begon met Jef, de oudste broer die leefde van zijn pen. Karel noemde hem ‘de wegbereider’, ook wel ‘een voorbeeld en een mentor’. Al in 1949 trad Jef Anthierens in dienst bij de bekende uitgeverij Dupuis – vandaag nog altijd om haar strips (Robbedoes, Guust enzovoort). De drukkerij en de redacties van Dupuis waren toen gevestigd in de mijngemeente Marcinelle, vlak bij Charleroi; de Italiaanse kompels daar beseften natuurlijk niet welke ramp hen in 1957 boven het hoofd hing. De uitgeversfamilie Dupuis was toen, op één schoonbroer na, volstrekt Nederlandsonkundig, zoals dat toen in België coutume was. De sfeer moet er onwezenlijk geweest zijn. Bij Dupuis verstond men niet waarom Humo het kruiswoordraadsel van zusterblad Le Moustique niet zomaar onder een Vlaamse variant wilde vertalen: ‘Les mots flamands, n’ont-ils pas le même nombre de lettres qu’en français?

Jef Anthierens: ‘De wegbereider, een voorbeeld en een mentor.’

Toen Jef Anthierens begin jaren vijftig zelf hoofdredacteur werd, kwam alles in een stroomversnelling. Als eerste begreep hij dat zijn blad niet alleen moest berichten over de intussen ingeburgerde radio maar ook over het nieuwe medium televisie. Daarom werd Humoradio veranderd in Humo. Zijn veranderingen van toen, die hij al vlug samen met broer Karel doorvoerde, zijn nu nog altijd zichtbaar in het blad en lieten hun sporen na in de Vlaamse pers: centraal uitgebreide tv-programma’s. Er kwam een lezersbrievenrubriek, genaamd ‘Open Venster’. Elke week bracht Humo vooraan een belangrijk interview, de eerste twee figuren waren de toenmalige politieke coryfee Renaat Van Elslande en schrijver Hugo Claus. Er kwam ook een jongerenrubriek vol rock-’n-roll, genaamd TTT: dat stond toen voor Tieners Toppers Treffers.

Met die laatste ingreep zorgde Jef Anthierens ook voor een stroomstoot in de eigen familie. Kleine broer Johan hoorde in 1957 op zijn twintigste de klanken die opstegen uit de eerste ‘draaitafel’ van het merk Dual die de zo veel oudere broer Jef had gekocht. Hij was meteen verkocht. Johan hoorde chansonniers als Léo Ferré en Georges Brassens. Wat moeten zij indruk gemaakt hebben op een generatie waartoe ook de onlangs overleden Hugo Camps (1943-2022) behoorde. Johan Anthierens ging niet alleen muzikaal overstag, maar ook politiek, zelfs als mens. Bij die muziek, zo schreef hij, ‘vond ik een weerwoord op de opvoeding waaraan ik, zonder verwijt naar mijn ouders, geen boodschap had. Nee merci, ik hoef geen kerk, ik hoef geen Vlaanderen, ik kan zonder vlag.’

De taalcipier

In een interview dat Jef Anthierens in 1990 voor De Post gaf aan Ivan Heylen, somde hij zijn ingrepen op die hij in de loop der jaren had toegepast als piepjonge bladenmaker. Taal stond centraal. ‘In mijn bladen werd naar een zo perfect mogelijk Nederlands gestreefd.’ Ook dat klopte: foutloos Nederlands was heilig. Ook Karel Anthierens maakte tot op hoge leeftijd naam als taalbewaker, zeg maar: taalcipier. Zelfs toen hij in de nadagen van zijn loopbaan bij Het Laatste Nieuws werkte, kregen de collega’s bij de ochtendkoffie van hem een lijst met de taalfouten van die dag. Niet elke journalist kon daar even goed tegen.

Johan kwam bij Humo aanvankelijk terecht als lay-outer. Misschien omdat hij ‘enkel’ kunstonderwijs en conservatorium had gevolgd, anders dan zijn academisch geschoolde broers Jef en Karel. Toch werd hij de journalist – de artiest – die meer dan twintig jaar na zijn dood nog altijd herinnerd wordt: niet meer om wat hij juist schreef, maar dát hij schreef, en hoe.

Johan liet ontelbare stukjes na, en die vormen zijn oeuvre. Maar ondanks zijn renommee schreef hij geen Max Havelaar, geen Verdriet van België, geen Kartonnen Dozen waarin hij zijn inzichten en zijn woede op een hoger literair niveau had kunnen tillen. In een te zeldzame flits van zelfreflectie klaagde Johan ooit: ‘Hoe is het godverdomme mogelijk om geen twaalf povere pagina’s per week te kunnen maken die benullig zijn?’ Op een ander moment gaf hij eerlijk toe: ‘Mensen die me de afgelopen maanden hun lof niet onthielden, waren de jongste weken niet meer te spreken over mijn kroniek. Ze vonden dat ik het aanzienlijk minder goed deed. Dat klopt, critici. Ik ben nu eenmaal een man van ups en downs.’

Hollands-direct

Ook de broers Anthierens hadden hun beperkingen. Grote literatuur was niet hun ding. Ze konden schrijven als geen ander, maar ze waren geen schrijvers. Ze waren bladenmakers, journalisten, chroniqueurs. Vlamingen van de korte schaats – die beeldtaal komt uit Nederland, en misschien waren de oer-Vlaamse Anthierensen in de tweede helft van de vorige eeuw wel Hollandser dan ze konden vermoeden.

Zeker Johan bezat een on-Vlaamse stoutheid, de durf en het lef en de valse linkerpoot die hem een plaats had opgeleverd in het Oranje van Johan Cruyff. Hij wás ook een tijdgenoot: het was niet de Nederlandse tv-coryfee Mies Bouwman, maar haar Vlaamse sidekick Johan Anthierens die er met zelfs voor 1978 uitermate scherpe (onbehoorlijke?) vragen in slaagde om de iconische volkszanger Vader Abraham live on air te doen opstappen in het tv-programma Noord-Zuid. Eerder al had hij Vlaanderen geschokt door op tv te verklaren dat hij ‘gelukkig gescheiden’ was. Dat waren twee woorden te veel. Nooit klonk een Vlaming zo Hollands-direct als Johan Anthierens.

De nieuwe kerk

Hollands-direct en emancipatorisch schrijven werd weleens verward met een zo links mogelijke positie innemen op de links-rechtsschaal. Wat de familie Anthierens betrof, klopte dat niet. Zeker de oudste broer Jef was in zijn latere leven (opnieuw) uitgesproken rechts – dat vonden ook zijn broers. In 1976 schreef Jef Anthierens het boekje De bidsprinkhanen. Daarin hekelde hij de groeiende greep van het neomarxisme op de samenleving. In een samenleving die afstand had genomen van de katholieke dominantie ontwaarde hij een nieuwe kerk met andere leerstellingen, nog intoleranter dan de oude. Al wie het niet eens was met de nieuwe heilsleer, werd ineens een ‘fascist’.

Het lijkt een voorbode van het wokedebat van vandaag. Op elke pagina van zijn boekje vreesde Jef Anthierens al de ondergang van het Avondland. Hij gaf het voorbeeld waarbij een schoolklasje uit Oud-Poelgeest een commune bezocht waar groepsseks werd bedreven. En de linkerzijde ontpopte zich als de nietsvermoedende handlangers van die nieuwe kerk: ‘Ik zie elke dag meer missionarissen, meer begeleiders, meer rechters, meer controleurs om me heen. Uit hun ogen spreekt geen liefde, maar dweepzucht en rancune. Ze zijn een aanslag aan het plegen op onze vreugde.’

Jef Anthierens trok er zijn politieke conclusies uit, legde hij uit in interviews: Ik had in het parlement moeten gaan toen de Volksunie ontstond, daarna had ik via het Vlaams Blok en het Front National moeten uitkomen bij mijn eigen partij. Ik het parlement zou ik met plezier andere politici uitschelden voor schijnheilige zak. Vooral katholieken. Waarom? Omdat ze juist níét katholiek zijn.‘

De tedere anarchist

Zijn broers volgden hem niet. Toen Jef in december 1999 stierf, schreef Johan – zelf ook al stervende – over zijn ouder broer: ‘Hoewel hij van zijn persoonlijke charme en spiritualiteit weinig of niets inboette, liet Jef zich geleidelijk door wrevels aanvreten. De joyeuze anarchist verkilde tot een narrig moralist, die politiek verzandde in faliekante opties.’ Karel zag dezelfde evolutie gebeuren, maar reageerde milder – typisch Karel: ‘Jef en ik zijn tot aan zijn dood in 1999 zeer close gebleven. Dat wij ideologisch almaar meer uit elkaar zijn gegroeid, deed daar niets aan af. Ook niet dat hij zijn carrière heeft afgesloten met bijdragen voor ’t Pallieterke, het blad waarmee hij in zijn jonge jaren de vloer aanveegde.’

Maar ook de houding van Johan Anthierens was in werkelijkheid complexer dan gedacht. Misschien juist omdat hij bekendstaat als een ‘tedere anarchist’ had hij weinig empathie voor wie de burger voorschrijft wat goed en wat fout is, en mensen opdeelt in categorieën van goed tot kwaad. Alsof de oudere Johan met dezelfde ontzetting naar de wereld keek als de jongen die in september 1944 zijn moeder in paniek zag wegvluchten omdat ze ‘fout’ was.

Johan Anthierens: ‘Mijn leven is geen loopgraaf van waaruit ik andersdenkenden in hun foxhole onder vuur houd.’

Het lijkt in elk geval een feit dat Johan Anthierens niet voor één uitleg te vinden was. Johan Anthierens had in 1989 al meegewerkt aan De Vlaamssche Kronijken, de allereerste alomvattende, kritisch-historische benadering van het Vlaams Blok (nu Vlaams Belang). Hij zou tijdens zijn laatste levensjaren ook Zonder Vlagvertoon (1997) te boek stellen, een vroege verdediging van het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog – voor een man met zijn familiaal verleden was dat meer dan een pose. Er bestaat weinig twijfel over dat Johan Anthierens aan ‘de goede kant van de geschiedenis stond’, zoals dat soms een beetje aanmatigend wordt genoemd.

En toch. Johan Anthierens bleef tot de laatste snik een hartstochtelijke verdediger van een striptekenaar als Hergé, de auteur van het vandaag om zijn kolonialisme vaak verguisde Kuifje in Congo. Een beetje Anthierens hield van beeldverhalen en cartoons. Broer Karel maakte er zelfs een erezaak van om jonge, balorige cartoonisten te lanceren in de vele bladen waaraan hij meewerkte. In Gedane Zaken somde Karel Anthierens ze nog eens op, de tekenaars die hij in zijn lange carrière had gelanceerd: ZAK, Royer, Benoît, Erik Meynen, GAL, GoT, jan, Quirit, Piranha en zelfs Kamagurka. Die gaf hij eerst in Knack een podium, voor ‘Kama’ groot werd in Humo. Ook zij kregen elk om beurten weleens kritiek vanwege hun ‘foute humor’.

Linkse Intelligentsia

Is het vanuit die traditie dat Johan Anthierens weigerde Hergé te laten vallen wegens vermeend racisme? Hij haatte het ‘tribunaal van de Linkse Intelligentsia’, die ‘vierschaar van betweterige schoolfrikken die het gewone volkje zijn puur plezier in het wedervaren van het pientere Kuifje ontzeggen’. Hij herhaalde die kritiek in De Zwijger, mogelijk het meest rebelse tijdschrift dat de laatste halve eeuw in Vlaanderen verscheen: ‘Ik wil Kuifje lezen, naar hartenlust. Mijn leven is geen loopgraaf van waaruit ik andersdenkenden in hun foxhole onder vuur houd.’ Die laatste zin zou vandaag een vuistregel kunnen zijn voor wie zich inlaat met sociale media.

Dat het Johan Anthierens níét ging om jeugdsentiment en nostalgie, maakte hij duidelijk in de vele scherpe passages die hij in het laatste decennium van zijn leven besteedde aan het Vlaams Blok/Belang, en vooral aan de linkse omgang met racisme. Het zijn woorden en zinnen die ook vandaag voor controverse zouden zorgen binnen het progressieve, antiracistische kamp, waartoe hij hoe dan ook zelf behoorde.

De antiracistische strijd zoals die vaak wordt gevoerd, rook hem – in ingekorte vorm – ‘iets te veel naar een reünie van Beter Kringen’: ‘Wat mij stoort, is dat het Vlaams Blok wordt afgeschilderd als de personificatie van Het Kwaad, met b(l)okkepoten en zwaveladem. Wie die catechismusredenering aanhoudt, veronderstelt van de weeromstuit dat de andere partijen Het Goede incarneren. Maar democratie moet herkenbaar zijn voor velen. Democratie uitoefenen is een verrekt moeilijke evenwichtsoefening waarbij je, zonder aan demagogie te doen, voeling houdt met huiskamer, kroeg, atelier, stempelplaats en sportvelden.’

Varkentjes

Johan Anthierens maakte het links bepaald niet gemakkelijk, in een debat dat bijna vijfentwintig jaar na zijn dood alleen maar pregnanter is geworden, omdat het Vlaams Belang in 2024 dubbel zo groot zou kunnen zijn als het Vlaams Blok in 1991: ‘Meer en meer scheiden wij in onze maatschappij de slimmen van de dommen. Het Vlaams Blok is er voor de onwetende, terwijl de intellectueel zich op een wolk van mat satijn boven alle gore ressentimenten verheven voelt. Ik mis toenadering met het volk. Ik mis de varkentjes die moeten worden gewassen. Neen, ik smokkel geen bladzijde ’t Pallieterke binnen, ik zet mij af tegen de (bewuste?) wereldvreemdheid van een intellectuele bovenlaag die zijn strabisme op de blauwe lucht richt om de spastische kramp niet te zien waarmee de onderliggende samenleving gevloerd ligt.’

Strabisme: schaam u niet als u het woord moet opzoeken: wie niet? Strabisme is een gezichtsafwijking die oneerbiedig scheelzien wordt genoemd. Johan Anthierens drukte zich pedant maar correct uit in zijn beschrijving van een ook voor hem ongemakkelijke waarheid. Maar hij dééd het. Het was niet alleen een persoonlijke reflex, maar ook een familietrek: hoe omgaan met dierbaren met foute ideeën? De kinderen Anthierens kennen er alles van.

Blijkbaar leerde het leven hen om te zeggen wat gezegd moet worden. Wat op Johans doodsprentje stond, ging uiteindelijk ook op voor Jef en Karel. Het is blijkbaar zo wezenlijk voor een Anthierens: niemands meester, niemands knecht.

Jef Anthierens (1925-1999)

Leidde en/of schreef voor: Humo(radio), Le Moustique, Mimo, Bonne Soirée, Robbedoes, Spirou, Panorama, De Post, Sportmagazine, Spectator, Eos, ’t Pallieterke.

Karel Anthierens (1935-2022)

Leidde en/of schreef o.m. voor: De Periscoop, De Linie, Vrij Nederland, Humo(radio), Télémoustique, Spirou, Robbedoes, Mimo (hij was ook algemeen hoofdredacteur van alle titels van Dupuis), De Nieuwe, Knack, De Zwijger, Panorama, Het Volk, Het Laatste Nieuws, De Week, VTM, kiescampagne SP, Brussel Deze Week.

Johan Anthierens (1937-2000)

Leidde en schreef o.m. voor: Humo(radio), Bonne Soirée France, Bonne Soirée Belgique, Mimosa, De Standaard, Knack, De Zwijger, De Morgen, De Volkskrant, Markant.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content