Hendrik Vuye & Veerle Wouters
Tomorrowland: is big brother watching us?
‘Preventieve screening is ongetwijfeld een nuttig instrument in tijden van terreurdreiging. Maak echter van Tomorrowland geen juridisch niemandsland. Wij bedanken voor de politiestaat waar sheriffs die geen verantwoording afleggen bepalen wat goed is voor ons,’ stellen Kamerleden Veerle Wouters en Hendrik Vuye.
J’agis et puis je réfléchis, stelde ooit de socialistische eerste minister Achiel Van Acker. Ook inzake terreurbestrijding is dit wel eens de ondertoon van goedbedoelde maatregelen. 37 Tomorrowland-festivalgangers worden geweigerd na een screening door de politie. Op zich is dergelijke screening van deelnemers aan een grootschalige happening geen slechte zaak. Ook inzake terreurbestrijding geldt: beter voorkomen dan genezen. Alleen getuigt de manier waarop het gebeurt van amateurisme en juridisch geklungel.
Tomorrowland: is big brother watching us?
Het was spannend in de Kamer vorige donderdag. Minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) verdedigt de screening als het resultaat van een ‘gezonde veiligheidsreflex’. Staatssecretaris voor Privacy Philippe De Backer (Open VLD) stelt wel vragen bij het initiatief. ‘Veiligheid is ook voor mij absoluut essentieel, maar er zijn altijd checks and balances nodig’, argumenteert hij. Laten we dit even van naderbij bekijken.
Om in overeenstemming te zijn met het recht op privé-leven moet dergelijke screening aan een aantal voorwaarden beantwoorden. Het doel moet legitiem zijn. Op dit punt is er geen probleem, terrorismebestrijding is evident een legitiem doel. Maar er moet ook een wettelijke basis zijn, de maatregel mag niet buitensporig zijn en er moet afdoende rechtsbescherming zijn. Precies daar knelt het schoentje.
Redelijke wettelijke gronden?
Met zo’n stuntelig uitgebouwde screening, is het duidelijk dat de terroristen aan het winnen zijn.
Reeds lang oordeelt het Mensenrechtenhof dat wanneer het gaat om een ernstige inmenging in het privé-leven, dit moet omkaderd worden door duidelijke rechtsregels. Die zijn er in dit geval niet. De politie verwijst naar de wet op het politieambt die een controle toelaat aan de ingang van een evenement. De wet laat onder meer toe de identiteit te controleren wanneer er redelijke gronden bestaan dat de persoon een misdrijf gaat plegen of de openbare orde gaat verstoren. De ‘redelijke gronden’ moeten niet noodzakelijk een gedraging zijn. Het kan ook gaan om ‘omstandigheden van tijd of plaats’. Dit biedt echter onvoldoende wettelijke basis voor een preventieve screening met evaluatie die een weigering tot gevolg kan hebben. Dergelijke ruime interpretatie is uit den boze. Ooit oordeelde het Mensenrechtenhof dat gedetailleerde regels over huiszoekingen een onvoldoende wettelijke basis zijn voor telefoontap. Hier geldt hetzelfde. Een identiteitscontrole ter plaatse is iets anders dan een preventieve screening met evaluatie.
Er wordt verwezen naar een beslissing van de burgemeesters van Rumst en Boom, soms zelfs naar beslissingen van de beide gemeenteraden. Ook dit is een onvoldoende wettelijke basis. Artikel 22 van de Belgische Grondwet stelt dat enkel wetten gestemd door een parlement een inmenging in het privé-leven kunnen rechtvaardigen.
Big Brother is watching you
De regelgeving moet bovendien ook aan kwaliteitsnormen beantwoorden. Er moet voor de burger een zekere voorspelbaarheid zijn. Hier gaat het al helemaal fout. De politie gebruikt de ‘Algemene Nationale Gegevensdatabank’ (ANG). Op de webstek van een lokale politie wordt de databank als volgt omschreven: ‘We kunnen ons de ANG voorstellen als een grote doos waarin alle informatie die de politieagenten nodig hebben, kan worden teruggevonden op het vlak van personen, voorwerpen, voertuigen, en plaatsen‘. Big Brother is watching you.
De ANG bevat niet alleen gegevens over veroordelingen, maar ook gegevens die nog ‘onder embargo’ staan. Niet alleen daders, vermeende daders, maar ook personen met een blanco strafregister, slachtoffers en getuigen komen terecht in deze databank. De voorzitter van de privacycommissie getuigt zelfs dat er soms personen in de databank zitten op basis van een klacht die nooit is bewezen.
Hier zit een kink in de kabel. Op Terzake verbergt de woordvoerder van de federale politie Peter De Waele zich met het beroepsgeheim: over sommige zaken mogen we niet communiceren, want ze staan onder embargo. Men neemt een maatregel ten opzichte van een burger, zonder dat hij mag weten waarom. Het is evident dat dat niet kan in een rechtstaat.
Elk recht dat door het Mensenrechtenverdrag gewaarborgd wordt, moet men kunnen afdwingen met een efficiënt en daadwerkelijk rechtsmiddel. Ook daar loopt het spaak. Betrokkenen krijgen per mail een weigering, maar worden niet eens gehoord. Wie de toegang tot Tomorrowland is geweigerd, zal tevergeefs de rechtbank vatten. De uitspraak zal er pas zijn na het muziekfestival. Bovendien weten de geweigerde festivalgangers niet eens waarom ze geweigerd zijn. Biedt de privacywetgeving dan geen rechtsmiddel? Eigenlijk niet. De burger heeft geen rechtstreekse toegang tot de gegevens van de databank. Hij heeft enkel een onrechtstreekse toegang via de privacycommissie. Hij moet de privacycommissie vragen de rechten die hij put uit de privacywet voor hem uit te oefenen. Hoe kan een burger dan toch maar tijdig de rechter vatten indien hij zich benadeeld voelt?
We mogen ons leven niet veranderen, want anders hebben de terroristen gewonnen, stelt eerste minister Charles Michel (MR). Met zo’n stuntelig uitgebouwde screening, is het duidelijk dat de terroristen aan het winnen zijn. We mogen geen politiestaat worden, stelt minister van Binnenlandse Zaken Jambon (N-VA). Maar wat is dan de naam van een staat die verboden oplegt op basis van een ondoorzichtige screening en zonder de minste rechtsbescherming?
Wij bedanken voor de politiestaat waar sheriffs die geen verantwoording afleggen bepalen wat goed is voor ons.
Kan het dan anders? We hebben ervaring met een gelijkaardige maatregel, namelijk het stadionverbod. Dit laatste hebben we wel voorzien van een privacybestendige wetgeving. Het kan dus anders.
Daarom pleiten wij voor een duidelijke wet. Deze wet moet omschrijven in welke omstandigheden zo’n preventieve screening kan. Er moeten voorwaarden zijn, bijvoorbeeld dat we ons bevinden in terreurniveau 3 (of hoger). Dit betekent dat de dreiging tegen de persoon, de groepering of de gebeurtenis mogelijk en waarschijnlijk is. In andere gevallen is een screening een buitensporige aantasting van het recht op privacy. De hoorplicht en de rechten van verdediging moeten nageleefd worden. Het verbod deel te nemen aan een evenement moet gemotiveerd zijn. Ten slotte moet het mogelijk zijn om de rechter te vatten met een daadwerkelijk en efficiënt rechtsmiddel.
Rest dan nog een praktisch probleem. Bij Tomorrowland is dergelijke screening mogelijk omdat de tickets op naam worden verkocht. Dit is niet het geval voor andere grootschalige evenementen. Wil men de screening op een efficiënte wijze toepassen, dan zal de wet ook moeten bepalen in welke gevallen tickets op naam moeten verkocht worden.
‘He loved big brother’ zijn de laatste woorden van de roman ‘Nineteen Eighty-Four’ van George Orwell. Zo ver mogen de terroristen ons niet krijgen. We mogen big brother niet omarmen. De screening zoals hij nu wordt doorgevoerd is een ongezonde veiligheidsreflex. Wij bedanken voor de politiestaat waar sheriffs die geen verantwoording afleggen bepalen wat goed is voor ons. In een moderne rechtstaat is het wel degelijk mogelijk om het recht op veiligheid te waarborgen zonder de andere fundamentele rechten over boord te gooien. Het is wel degelijk mogelijk om de screening zodanig te organiseren dat we big brother niet omarmen. Waarom doen we dat dan niet?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier