Vrijdaggroep

‘Tijd voor een boosterprik tegen ongelijkheid in het onderwijs’

Ondanks vele concrete beleidsinitiatieven is de gelijkekansenkloof in het Belgische onderwijs nog steeds niet gedicht. Naar aanleiding van de Dag van het Onderwijs eerder deze week pleit de Vrijdaggroep voor een boosterprik tegen onderwijsongelijkheid. De groep stroopt zelf ook de mouwen op en lanceert binnenkort voorstellen om onderwijsongelijkheid te bestrijden en tegelijkertijd de algemene kwaliteit van het onderwijs te verbeteren.

Hoe was uw schooltijd? Heeft u hulp gekregen toen het nodig was? Wat verwachtten uw leerkrachten en ouders van u? Wij stelden de vraag binnen de Vrijdaggroep aan jongeren van diverse pluimage. De antwoorden plakken een verhaal op de gekende kansenkloof in het Belgische onderwijs.

Tijd voor een boosterprik tegen ongelijkheid in het onderwijs.

Sommigen van ons voelden zich thuis op school en ontwikkelden er zelfvertrouwen.

“Mijn beide ouders zijn leerkrachten en waren erg betrokken bij het schoolgebeuren. Ik ben dus altijd goed op de hoogte geweest van het reilen en zeilen op school. Ik werd thuis ook aangemoedigd om in dialoog te gaan met de leerkrachten en de directie.”

“In mijn laatste jaren humaniora beschreven onze leerkrachten ons regelmatig als “de crème de la crème van het land”. Voor ons was alles mogelijk”.

Maar niet iedereen ervoer evenveel vertrouwen of aanmoedigingen.

“Mijn eerste dag op de nieuwe school was een koude douche. Eerst een urenlange “kalibratie” – omdat de leerkrachten niet geloofden dat ik al in het derde leerjaar kon zitten. Dan botste er tijdens het voetballen een klasgenoot op mij, die begon te huilen. Mijn nieuwe leerkracht schold mij uit voor ‘krapuul’. Hij ging er van uit dat ik was weggestuurd van mijn vorige school.”

“Bij ons op het college was de ongeschreven regel heel eenvoudig. Indien je ouders niet-Belg waren, mocht je geen jaar dubbelen. Indien dit wel zo was mocht je één tot twee keer dubbelen.”

Wanneer er obstakels of twijfels waren, kregen sommigen onder ons een duwtje in de rug.

“Vroeger lispelde ik. Dus stopte mijn moeder vroeger met haar werk om met mij naar de logopedist te gaan. Later had ik moeite met wiskunde. Mijn moeder zocht de allerbeste bijlesleerkracht die ze kon vinden. De naschoolse lessen waren niet goedkoop en de leerkracht woonde op 40 minuten rijden van ons huis, maar het jaar bijles zorgde ervoor dat ik toch mocht overgaan.”

“Toen ik na het middelbaar een studierichting aan de universiteit moest kiezen, was er dankzij mijn ouders een ongelofelijk netwerk bekwame volwassenen met allerlei boeiende carrières die paraat stonden om samen met mij na te denken, om een stageplaats in hun bedrijf aan te bieden of mijn sollicitatiebrieven na te lezen.”

Voor anderen was hulp of steun vinden minder vanzelfsprekend.

“Een vriend van de middelbare school was een uitstekende student. Hij was de zoon van immigranten, net als ik. Hij beschouwde naar de universiteit gaan evenwel als pretentieus en vreesde zelfs voor een negatieve reactie van zijn ouders. Uiteindelijk schreef hij zich toch in voor een bacheloropleiding, maar hij miste het begin van het jaar wegens een medisch probleem. Hij heeft nooit zijn studies hervat. Als hij uit een hoogopgeleide familie was gekomen, dan zou hij met zijn kwaliteiten nooit zijn studie hebben opgegeven.”

Onze verhalen illustreren een inconvenient truth in het Belgische onderwijs. België is op het vlak van onderwijsongelijkheid bij de slechtste leerlingen van de OESO-klas. Het staat onderaan de ranglijst op gebieden zoals het niveauverschil tussen scholen, de kans om als kansarme in het buitengewoon onderwijs terecht te komen of om af te glijden in de “waterval”. Inderdaad, het beruchte watervalsysteem in ons onderwijs werkt nog steeds als een amplificator van sociale ongelijkheid. Meer dan 8 op 10 kansarme jongeren volgen een TSO of BSO richting, terwijl meer dan 8 op 10 van de kansrijksten ASO volgen.

Zowel in het Nederlandstalig als in het Franstalig onderwijs zijn er al verschillende concrete beleidsinitiatieven genomen om de gelijkekansenkloof te dichten. Bijzonder problematisch is echter dat sommigen de maatregelen gericht op onderwijsgelijkheid linken aan de algemene achteruitgang van prestaties in het Belgische onderwijs. Dit terwijl de literatuur en vergelijkingen in het buitenland het omgekeerde aantonen. Mede daarom lijkt er in onze omgeving en in het publieke debat een “ongelijkheidsmoeheid” te zijn. Onderwijsexperts blijven hameren op verregaande(re) maatregelen, maar de scepsis onder het grote publiek is groot, en het draagvlak beperkt (zie bv. het debat over de inkorting van de zomervakantie in Vlaanderen).

In een context waar in sommige Belgische grootsteden tot 40% (!) van de kinderen in kansarmoede opgroeien is er echter geen tijd om meningen te vermengen met feiten. Een onderwijstraject dat erin slaagt om prestaties onafhankelijk te maken van sociale achtergrond zorgt voor meer sociale mobiliteit, een sterkere arbeidsmarkt en meer welvaart voor de hele samenleving. Het is daarom dringend tijd om werk te maken van een boosterprik voor meer onderwijsgelijkheid.

De Vrijdaggroep stroopt alvast de mouwen op en lanceert binnenkort concrete voorstellen om onderwijsongelijkheid te bestrijden en tegelijkertijd de algemene kwaliteit van het onderwijs te verbeteren.

Sophie Buysse is oprichtster van Debateville, een innovatief debat-en spreekvaardigheidsprogramma voor jongeren in de grootstad, en lid van de Vrijdaggroep.

Alessandro Drappa is CEO van Recovr, een Belgische Fintech, en lid van de Vrijdaggroep.

Elise Goossens is docent privaatrecht aan de UAntwerpen en de VUB, en lid van de Vrijdaggroep.

Kande Kazadi is Associate Partner bij adviesbureau Bain & Company, en lid van de Vrijdaggroep.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content