Terreurexpert Beatrice de Graaf: ‘Ik maak me zorgen dat zo veel jonge mensen angstig zijn’
‘Van prostitutie, drugscriminaliteit of georganiseerde misdaad aanvaarden we dat we ze kunnen beheersen maar niet oplossen. Waarom dan niet van terrorisme?’ Beatrice de Graaf, de bekendste terreurexpert van Nederland, over angst, deradicalisering en hoe fake news de Franse Revolutie inluidde.
Ook in de negentiende eeuw was Brussel een ‘ hellhole’. In 1815 stond de stad, die toen nog deel uitmaakte van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, al bekend als een radicaal broeinest, vol ‘mensen wier enige doel het aanrichten van agitatie en veroorzaken van chaos’ was. Beatrice de Graaf grinnikt wanneer ze gewezen wordt op die schalkse parallel. ‘Je zou kunnen zeggen dat er al die tijd weinig veranderd is.’
In Nederland is De Graaf de ongekroonde terreurdeskundige des vaderlands. Sinds haar passage in het praatprogramma Zomergasten in 2013 is ze ’s lands bekendste veiligheidsexpert. In tijden van terreur kampeert ze bij wijze van spreken in de televisiestudio. Ze praat breedvoerig, alsof ze uit een geschiedenisboek declameert, met een onverstoorbaarheid die in schril contrast staat met de gewelddadige en gruwelijke feiten die ze moet duiden.
Afgelopen week nog werden in Nederland zeven mannen gearresteerd omdat ze wapens en materiaal voor bommen hadden verzameld. ‘Het is opmerkelijk dat de geplande aanslag best groot opgezet was’, zegt De Graaf. ‘De verdachten hadden al AK-47’s gekocht en hun kelder lag vol kunstmest, wat je kunt gebruiken om bommen mee te bouwen. Er zijn in Nederland nog steeds enkele honderden jihadismesympathisanten. Het dreigingsniveau is nog steeds substantieel. Het is best bijzonder dat er de voorbije jaren in Nederland geen enkele grootschalige aanslag is gepleegd.’
We zijn bang voor te veel verschillende dingen: voor vluchtelingen, voor de islam, voor Rusland of voor de teloorgang van de westerse cultuur.
Waren de jihadisten hoogmoedig, of werken de veiligheidsdiensten in Nederland zo goed?
Beatrice De Graaf: Het is vooral een kwestie van hele slechte timing. Als deze groep dit in 2012 had geprobeerd, was de kans groot dat het gelukt was. Na de aanslagen van 2004 in Madrid is Nederland beginnen te investeren in wijkgericht beleid, waarbij de politie erin slaagde om ‘oren en ogen’ in de wijken te krijgen. Maar in 2010 is dat beleid bijna helemaal wegbezuinigd. Het is pas opnieuw opgestart in 2012, na de oprichting van het IS-kalifaat. Daardoor hebben we enkele jaren achtergelopen, omdat het informatienetwerk helemaal opnieuw moest worden uitgebouwd. We hebben het geluk gehad dat er in die tijd geen grote aanslagen gepleegd zijn in Nederland. Nu zit iedereen hier zo bovenop dat het eigenlijk vrijwel onmogelijk is om onder de radar te verdwijnen.
En toch bestudeert De Graafs laatste pennenvrucht niet jihadisme of autobommen, maar de negentiende eeuw. Tegen de terreur focust volledig op de nasleep van de napoleontische oorlogen, en hoe de geallieerde staten na 1815 samen hun veiligheidsbeleid uittekenden. Het boek is een werk van lange adem, vertelt De Graaf. ‘Ik ben er in 2012 aan begonnen, toen ik dacht dat het eindelijk wat rustiger zou worden met het hedendaagse terrorisme. Ik werd op dat moment niet meer elke dag gebeld om duiding te geven. Er was nog geen sprake van een kalifaat of van foreign fighters. (zwijgt even) Geschiedkundigen zijn rotslecht in dingen voorspellen.’
Het boek is haar terugkeer naar wat ze zelf ‘de diepe karrensporen van de geschiedenis’ noemt. ‘Na vijf jaar op het Centrum voor terrorisme en contraterrorisme had ik het gevoel dat ik mijn wortels aan het verliezen was. Ik zie mezelf in de eerste plaats als geschiedvorser. Mijn werk als veiligheidsadviseur zou doodbloeden als ik niet langer met geschiedenis bezig zou zijn.’
Waarom hebt u geschiedenis nodig om terreurexpert te zijn?
Beatrice De Graaf: Omdat je anders toch snel de neiging krijgt om te denken dat wat we nu meemaken uniek is. Dat er onmiddellijk beleid gemaakt moet worden. Dat de toestand dramatisch is en het nooit zo erg is geweest. Geschiedenis leert je dat dat niet zo is.
Wat hoopte u te leren van de post-napoleontische periode?
De Graaf: Ik vond die periode interessant omdat het de geboorte is van hoe wij vandaag over veiligheid denken. Vóór de Franse Revolutie organiseerden burgers hun veiligheid altijd op lokaal niveau. Ze zochten bescherming bij de schout, de gilden, bij de kerk, eventueel in de drank. De Franse Revolutie heeft dat collectieve burgerschap helemaal kapotgescheurd. Uit de as van de napoleontische oorlogen rees een sterke natiestaat, gekroond met een nieuwe vorst. De geboorte van de natiestaat is tegelijk de geboorte van het idee dat veiligheid iets collectiefs is, waarvoor je dus een centraal aangestuurde politie en veiligheidsdiensten nodig hebt. De post-napoleontische periode is ook de eerste keer dat natiestaten onderling veiligheidsafspraken gingen maken. Eigenlijk ligt in die periode de basis van concepten als de NAVO of de VN-Veiligheidsraad.
Waarom ontstaat dat idee net dan?
De Graaf: Omdat de politieke leiders die de vredesconferenties organiseerden aan den lijve ondervonden hadden wat het betekent om van de kaart te worden geveegd. Willem I, de koning der Nederlanden, was in 1806 uit Nederland gezet en leefde jarenlang op een klein Pools landgoed, het enige wat er nog van zijn rijk over was. Leiders als Wellington, Metternich of tsaar Aleksandr I wisten wat het was om verslagen te worden of weggevaagd. Ze beseften dat ze Napoleon enkel konden stoppen door samen te werken. De nood moet hoog genoeg zijn vooraleer landen bereid zijn om hun onderlinge geschillen aan de kant te zetten.
Is die nood er nu niet?
De Graaf: Kennelijk niet. Daarin verschilt de post-napoleontische periode van het heden: leiders vertrouwden elkaar, en ze hadden voldoende oorlog en ellende meegemaakt om met elkaar te willen samenwerken. Je hebt blijkbaar een schurk als Napoleon nodig om tot een gemeenschappelijk ideaal te kunnen komen.
Missen we vandaag zo’n booswicht?
De Graaf:(zucht) Je begint het je bijna af te vragen in deze tijden. Het probleem is dat er te veel kleine schurkjes zijn, zoals Rusland, Iran en Turkije. En zelfs zij komen er onderling niet uit! Er is geen grote tiran die de anderen voldoende kan terroriseren, zoals dat in 1815 of 1945 het geval was.
Eigenlijk zegt u dat we niet bang genoeg zijn.
De Graaf: We zijn bang van te veel verschillende dingen. Sommigen zijn bang voor vluchtelingen, anderen voor de islam, anderen misschien voor Rusland of voor de teloorgang van de westerse cultuur. De neoliberalen zien het protectionisme opkomen, de vakbonden zien het neoliberalisme om zich heen grijpen. Er is geen eenmaker.
Kan de angst voor het terrorisme die eenmaker zijn?
De Graaf: Het internationale terrorisme kan daar nooit voor dienen. Het is te gefragmenteerd en te gepolitiseerd, er is geen duidelijke vijand waartegen men zich kan afzetten.
Eigenlijk zegt u nu dat Europa een oorlog nodig heeft om zijn eenheid te herwinnen.
De Graaf: Ik ken geen enkel historisch voorbeeld van een situatie waarbij mensen zonder een grote externe dreiging het roer helemaal hebben omgegooid. Je merkt het ook in de klimaatkwestie: het gaat gewoon te traag; we blijven maar verhitten en verdrogen.
Dat is een behoorlijk deprimerende gedachte.
De Graaf: Ik kan er ook niets aan doen. Ik vrees dat de menselijke natuur zo in elkaar zit. Ik sluit overigens niet uit dat het kán zonder ernstig conflict. Als er morgen moedige morele leiders opstaan, kan het best zonder. Maar die zie ik voorlopig niet.
De calimeroreflex is de basis van zowel het nazisme als het jihadisme.
Maakt u dat eens concreet. Waarin schieten Europese leiders tekort?
De Graaf: Ze slagen er niet in moed te tonen en beslissingen te nemen die ingaan tegen de publieke opinie. Er is nauwelijks moreel leiderschap. Neem de vluchtelingencrisis. Angela Merkel is de enige die daarbij moed heeft getoond. Op bestuurskundig vlak was haar beslissing om de vluchtelingen te verwelkomen misschien niet de slimste, maar ze was er wel een van diep doorvoelde menselijkheid. Het had niet zo hoeven te lopen als de andere landen de lasten onder elkaar hadden verdeeld. Maar dit is geen tijdperk voor leiders als Merkel.
Hoe komt dat?
De Graaf: We zitten op een kantelpunt. Ik kan niet voorzien welke kant het kwartje zal vallen. Het is perfect mogelijk dat er een tegenbeweging komt, maar voorlopig zie ik ze niet. Ik stel mijn eerstejaarsstudenten elk jaar dezelfde vraag: gaat het bergopwaarts of bergafwaarts met de geschiedenis? Gaan we richting walhalla, of wordt het hel en verdoemenis? Sinds vorig jaar – en ik doe dit al twintig jaar – zegt de meerderheid van mijn studenten dat het bergafwaarts gaat met de geschiedenis. En dus maak ik me zorgen dat zo veel jonge mensen angstig zijn.
Kunnen we vandaag minder goed om met angstgevoelens?
De Graaf: We zijn sinds de Tweede Wereldoorlog zodanig gebombardeerd met vrede en voorspoed dat we veiligheid als een recht zijn gaan beschouwen, en niet als een verworvenheid waaraan we zelf moeten werken. Terreuraanslagen confronteren ons met het feit dat die veiligheid niet vanzelfsprekend is. Sinds de negentiende eeuw hebben we het geweldmonopolie uitbesteed aan de overheid. Dat zorgt ervoor dat we elkaar niet meer doodslaan om een banale burenruzie, maar het leidt ook tot een bepaalde vorm van pampering.
Denkt u dat de Islamitische Staat verslagen is?
De Graaf: Dat durf ik niet te zeggen. Er zijn nog steeds bolwerken in Libië, Afghanistan en Pakistan. Vergeet ook niet dat Al-Qaeda zich nog steeds roert.
Veel Europese Syriëstrijders zitten nu gevangen of zijn voortvluchtig. Moeten we hen proberen terug te halen?
De Graaf: In het kort: ja. We weten dat er uit alle Europese landen foreign fighters naar Syrië zijn getrokken. We weten dat dat doorgaans mensen zijn die hier een netwerk hebben en dus nog steeds aanslagen kunnen plegen. Van zulke figuren wil je weten waar ze zitten, om ze onder controle te houden. Bovendien wil je dat de Duitsers, de Fransen en de Nederlanders hetzelfde doen met hun strijders. Puur als veiligheidsexpert zeg ik dan dat het handiger is dat we hen hier vastzetten en proberen te herintegreren.
Moeten we hen dan actief opsporen?
De Graaf: Duitsland en Frankrijk hebben dat gedaan. (zucht) In Nederland hebben we een regering die vindt dat die mensen er zelf voor gekozen hebben en ze het zelf maar moeten uitzoeken. De regering wil ook geen kinderen van Syriëstrijders terughalen. Het argument dat die kinderen slachtoffers zijn die door hun ouders zijn meegesleurd en hulp nodig hebben, telt niet. Dat vindt onze minister van Buitenlandse Zaken naïef idealisme.
Heeft hij gelijk?
De Graaf: Het is kortetermijndenken, en bij veiligheidsbeleid moet je net durven uitzoomen en op de lange termijn werken. In het geval van de kinderen gaat het om grondrechten en mensenrechten. Ik vind dat je een Europese taskforce moet opzetten om de kinderen van Syriëstrijders terug te halen. Dat is zowel in het belang van de landen waar ze nu zitten, als in het belang van de kinderen. De ouders kun je perfect opsluiten in een gesloten instelling, als blijkt dat ze iets hebben misdaan.
Gelooft u dat deradicalisering kan werken?
De Graaf: Wat is het alternatief? We kunnen hen moeilijk ter dood brengen, zoals Saudi-Arabië doet. Let wel: ik geloof niet in het idee dat je extremisten eenvoudig van gedachten kunt doen veranderen of overtuigen van de meerwaarde van onze liberale samenleving. Ik geloof wel dat je hen met zinvolle therapie binnen nauw omschreven kaders tot andere gedragingen kunt brengen.
Wij denken graag dat mensen rationele wezens zijn. Dat we eerst denken, en dan doen. Wel, dat is dus niet zo. Vaak doen we iets en zoeken we daarna pas naar een verklaring. Je reconstrueert je verleden tot een zinvol verhaal dat je misschien nooit beleefd hebt. Dat geldt ook voor terroristen: ze laten zich vaak meeslepen. Vaak gaan ze pas fatwa’s en korans lezen als ze al feiten hebben gepleegd. Zulke gevallen kun je perfect herintegreren, zeker als het meelopers waren die niet gemoord hebben.
Zijn radicale jihadisten nog te redden?
De Graaf: (knikt) Er zijn tal van slimme programma’s waarmee je extremisten kunt nudgen via groepstherapieën en leertrajecten. In Utrecht zijn goede resultaten geboekt met jongeren die een kleine straf hadden voor terrorismegerelateerde daden. Ze worden begeleid door andere jongeren met de nodige street credibility in een leertraject tot fietsenmaker of handwerker. In Duitsland worden neonazi’s aangemoedigd om hun tatoeages te verwijderen, en jihadisten om hun baard af te scheren. En die aanpak werkt. Als mensen hun gedragingen aanpakken, volgen de gedachten mee. Mensen zijn grilliger wezens dan wij willen inzien.
Beatrice de Graaf
– 1976: geboren in Putten
– 1994-1998: studeert geschiedenis en Duits aan de Universiteit Utrecht en de Universiteit van Bonn
– 2004: doctoreert over de praktijken van de Stasi, de inlichtingendienst van de DDR
– 2007: medeoprichter van het Centre for Terrorism and Counterterrorism aan de Universiteit van Leiden
– 2012: hoogleraar aan de Universiteit van Leiden
– 2014-heden: hoogleraar History of International Relations & Global Governance aan de Universiteit Utrecht
-2018: krijgt de prestigieuze Stevinpremie
– Auteur van o.a. Theater van de angst (2010), Gevaarlijke vrouwen (2012), Heilige Strijd (2017) en Tegen de terreur (2018)
Met alle respect: is het niet ontzettend naïef om jihadisme met groepsgesprekken aan te pakken?
De Graaf:(ferm) Op die manier kun je dus geen wetenschappelijke discussie voeren. Terrorismeverdachten worden sowieso meteen vastgezet. Het gaat hier om strafrechtelijk, punitief beleid, waar in sommige gevallen therapieën onderdeel van uit maken. Die therapieën zijn gebaseerd op jarenlang empirisch onderzoek over hoe je kunt voorkomen dat gedetineerden hervallen. Er is enorm veel sociaal-psychologisch en klinisch onderzoek waarmee echt resultaten worden geboekt. Je kúnt diepgaand ingrijpen in gedragingen en gedachtepatronen. Tegelijk moeten we ook accepteren dat ongeveer de helft van de criminelen hervalt nadat ze hun straf hebben uitgezeten.
Hardi N., het kopstuk van de Arnhemse terreurgroep die vorige week werd opgerold, had er een deradicaliseringsprogramma op zitten.
De Graaf: Dat is geen argument om die programma’s af te breken. Je moet ervan uitgaan dat deradicalisering alleen niet voldoet. Naast de reclasseringsprogramma’s moet je terreurverdachten ook in de gaten blijven houden wanneer ze zijn vrijgelaten, en hard optreden als ze opnieuw dreigen te ontsporen. Anderzijds hebben deze arrestaties hopelijk ook een afschrikkingseffect. Als andere jihadisten zien hoe dicht de veiligheidsdiensten erop zitten, brengt dat hen misschien op andere gedachten.
Moeten we dan gewoon aanvaarden dat terroristen die we terughalen opnieuw iets zullen opblazen?
De Graaf: (afgemeten) Ja. In eerste instantie moeten ze natuurlijk gescreend, vastgezet en behandeld worden, en dat gebeurt zeer grondig. Maar er is altijd een kans dat jihadisten die hun straf hebben uitgezeten in herhaling vallen. Van een drugscrimineel accepteren we allemaal dat hij een maand nadat hij vrij is weer staat de dealen. We aanvaarden dat criminaliteit een beheersingsprobleem is, geen oplossingsprobleem. Dat aanvaarden we voor mensenhandel, prostitutie, drugscriminaliteit, georganiseerde misdaad. Waarom dan niet voor terrorisme? Ik vind dat zelf ook niet leuk, maar het is wel zo. Bovendien weet je dat recidive bij terrorisme veel minder voorkomt dan bij drugscriminaliteit, omdat het erg afhangt van de geopolitieke context.
Volgens terrorisme-expert Rik Coolsaet is de islam niet de oorzaak van de huidige terreurgolf. Volgt u hem daarin?
De Graaf: Laat ik eerst zeggen dat ik bewondering heb voor Rik Coolsaet en het doorgaans met hem eens ben. Dat gezegd zijnde: religie is existentieel. Jihadisten zeggen zelf dat ze uit religieuze motieven handelen. Waarom zou je hen niet ernstig nemen? Het klopt dat de Koran op zich niet het probleem is, want anders zouden we in Nederland meer dan een miljoen terroristen hebben. Maar het is natuurlijk onzin om het enkel te wijten aan uitbuiting, achterstelling en zieligheid van de jongeren die radicaliseren.
Waaraan ligt het dan wel?
De Graaf: De mens is het enige wezen dat zich bewust is van zijn eigen sterfelijkheid en er ook nog eens slecht tegen kan. Mensen hebben de neiging om hun eigen sterfelijkheid tegen te gaan. De meesten vinden een normale manier om daarmee om te gaan: ze trouwen, krijgen kinderen, en vinden zo een vorm om hun sterfelijkheid te overstijgen. Ook terrorisme is een manier van omgaan met je eigen sterfelijkheid. Martelaar worden is een manier van onsterfelijk worden. De meeste jihadisten die hier in Europa hebben toegeslagen, gingen niet naar de moskee. Ze hebben een eigen criminele religieuze praktijk ontwikkeld waarin ze vonden dat ze als boodschapper van Allah geroepen waren om de wereldwijde moslimgemeenschap te bevrijden. Je merkt het aan de manier waarop ze praten over verlossing. Ze zien zichzelf als een engel der wrake.
Recidive bij terrorisme komt veel minder voor dan bij drugscriminaliteit, omdat het erg afhangt van de geopolitieke context
Welke verantwoordelijkheid ziet u bij de moslimgemeenschap? Hoe moet de overheid zich daarin opstellen?
De Graaf: Alle opvoeders moeten erover waken dat jongeren niet verder radicaliseren. Dan kijk ik in de eerste plaats naar de ouders, maar die zijn vaak niet in beeld. Het zal dus ook moeten komen van docenten, leerkrachten, imams, moskeegangers. Vanaf het moment dat een groep jongeren zich opwerpt als bevrijders en zich bijvoorbeeld probeert te bewapenen, trek je aan de bel. Niemand kan nu nog zeggen dat ze het niet geweten hebben.
Snijdt het probleem niet dieper? Binnen de Europese moslimgemeenschappen leeft wel erg het idee dat de hele wereld tegen de islam is.
De Graaf: Die calimeroreflex, die je overigens niet alleen bij moslims ziet, is enorm gevaarlijk. De geschiedenis staat bol van de voorbeelden tot wat voor rancuneus gedrag dat kan leiden. Het is de basis van zowel het nazisme als het jihadisme.
Op sociale media circuleren de gekste samenzweringstheorieën die dat gevoel ondersteunen. Maakt u zich daar zorgen over?
De Graaf: Als docent vind ik het schokkend dat er in een maatschappij als de onze zo veel mensen in simplistische ideeën geloven. Tegelijk weet ik dat het van alle tijden is. In tijden van onzekerheid hebben mensen een need for closure: ze willen grip krijgen op de situatie. Complottheorieën maken complexe verschijnselen behapbaar. Ze leggen de schuld bij één booswicht, die ergens als een poppenspeler aan de touwtjes trekt. Aan de basis ligt vaak een overdreven positivistisch geloof dat de wereld controleerbaar is. Terwijl het leven natuurlijk niet te controleren valt en je dus maar beter kunt aanvaarden dat het niet zo werkt. Maar daartoe zijn weinig mensen in staat.
Moet de overheid optreden tegen samenzweringstheorieën of fake news?
De Graaf: Fake news is van alle tijden. Het bestond al in 1789, aan de vooravond van de Franse Revolutie. Toen werd Frankrijk overspoeld door zogenaamde fausses nouvelles. Er deden bijvoorbeeld verhalen de ronde dat de regering op het punt stond om het parlement te ontbinden. Allemaal niet waar, maar veel boeren en burgers waren daar echt van overtuigd. Die fausses nouvelles vormden uiteindelijk het startsein van de Franse Revolutie. Natuurlijk had je ook de economische ongelijkheid en de stijgende broodprijzen. Maar fake news was wel de katalysator die alles in beweging zette.
Het is fascinerend om te zien hoe ze daar in de negentiende eeuw mee omgingen. Nadat Napoleon verslagen was, richtten de geallieerde staten een speciale afdeling op bij de geheime diensten, die in de gaten moest houden wat mensen dachten. Daar stelden ze vast dat de Fransen de vreemdste dingen dachten: dat de Turken in Berlijn stonden, of dat Napoleon was teruggekeerd. Maar na drie maanden hielden de geruchten plots op. De verdienste daarvoor ligt bij Emmanuel Richelieu, de achterneef van de beroemde kardinaal, die in 1815 premier werd. Richelieu had de moed om de Fransen te vertellen hoe het echt zat. Dat ze de oorlog verloren hadden, dat Frankrijk enorme boetes zou moeten betalen en tijdelijk bezet zou blijven. Tegelijk beloofde hij dat Frankrijk uit de as zou herrijzen als iedereen de schouders eronder zette. En vrijwel onmiddellijk bleken die fausses nouvelles te verdwijnen. Er werd nog steeds geklaagd en geschimpt, en er werd weleens een Engelse soldaat vermoord en in de Seine gegooid, maar het algehele klimaat van wantrouwen verdween. Vandaag zouden we zeggen: de koersen leefden weer op.
U zoekt dus naar een eigentijdse Richelieu.
De Graaf: Ja. Liefst meerdere. Mark Rutte zal het niet alleen kunnen. Als hij al zou willen.
Beatrice de Graaf, Tegen de terreur, Prometheus, 448 blz., 27,50 euro p>
Beluister Knack
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier