Tekenaar Rinus Van de Velde maakt een film: ‘Ik wil laten zien dat alles nep is’
Kunstenaar Rinus Van de Velde heeft een film gemaakt die perfect aansluit bij zijn houtskooltekeningen. Om The Villagers op groot scherm te kunnen bekijken, moet u in Tim Van Laere Gallery in Antwerpen eerst door de decors ervan wandelen. Welkom in de wereld van bordkarton.
Twee jaar lang heeft Rinus Van de Velde aan zijn film The Villagers gewerkt. Maar verwacht geen klassieke speelfilm. The Villagers – 40 minuten lang – ligt in de lijn van het oeuvre dat Van de Velde heeft opgebouwd: de sfeer van zijn monumentale, zwart-witte houtskooltekeningen – op zich zijn dat al filmstills – zit er helemaal in en tegelijk zet hij een volgende stap in het gebruik van zijn zelfgemaakte, kleurrijke decors.
Sinds de expositie Donogoo Tonka in het Gentse SMAK (2016) heeft de kunstenaar geregeld zijn decors als een soort installatie getoond, samen met de levensgrote, realistische houtskooltekeningen die hem naam en faam bezorgden. Die bordpapieren decors en rekwisieten bouwde hij in zijn atelier: een auto, een boot, een blokhut, een oerwoud met een rivier, een stel kamerplanten of een platenspeler met nageschilderde ‘vinyl’-platen in karton. In die filmsets speelden Rinus en zijn vrienden taferelen die gefotografeerd werden. Die foto’s dienden op hun beurt als basis voor zijn manshoge houtskooltekeningen, die gepresenteerd werden als een levensgrote fotoroman mét ondertiteling. En steevast leefde Van de Velde zich in het grootse leven van anderen in: de fictieve Amerikaanse modernistische kunstenaar William Crowder, de Russische dichter Vladimir Majakowski of een ontdekkingsreiziger met een knipoog naar Kuifje en zijn avonturen in Zuid-Amerika. ‘Ik teken het leven dat ik niet heb en dat ik ook nooit zal hebben’, zegt de kunstenaar daarover. ‘Ik teken de leugen. Het heeft geen zin om de waarheid te tekenen: die is redelijk saai. Daarom verzin ik mijn eigen biografie.’
De film The Villagers heeft geen dialogen of ondertiteling. De rollen worden naar goede gewoonte vertolkt door vrienden en assistenten, de kunstenaar zelf duikt helemaal aan het eind op. De hele film is in een tiental bordkartonnen decors opgenomen. Passeren onder meer de revue: een berglandschap met waterval, een hotel, het atelier van een actionpainter, een auto met huurmoordenaar en een Amerikaanse diner waar een schietpartij plaatsvindt. Dat klinkt allemaal duidelijker dan het is, want deze film is een bizarre whodunit met nogal wat losse eindjes. Het is een film die nep is en tegelijk ‘echt’ wil zijn met doormidden gesneden auto’s, ketchup als bloed en computers waar tekeningen dienst doen als (statische) beeldschermen.
Waarom hebt u een film gemaakt?
Rinus Van de Velde: Eigenlijk was ik eerst op zoek naar een manier om sneller te werken. Het maken van decors duurt lang en is arbeidsintensief, het gaat telkens om een filmset die ik samen met assistenten in mijn atelier opbouw. In de tentoonstelling over Robert Rino (in 2017 bij Tim Van Laere Gallery, nvdr) toonde ik wel enkele decors als een soort brokstukken, maar op mijn houtskooltekeningen gingen heel veel details van die decors verloren, hoewel ze stilaan tot in de kleinste details uitgewerkt en in kleur geverfd werden en steeds meer sculpturale waarde kregen. Ik vond het jammer dat er één houtskooltekening overbleef die bovendien zo’n decor niet van alle kanten toonde maar alleen vanuit één gezichtspunt, terwijl het toch om driedimensionale objecten gaat. Ik kon ook maar hooguit één of twee decors opstellen, hoewel er bijvoorbeeld voor Where Clouds Become Sculptures… (2015) tien verschillende decors waren gebouwd.
Ik zocht naar een nieuw medium waarmee ik kon documenteren wat hier allemaal in het atelier heeft gestaan. Want ik kan die decors uiteraard ook niet allemaal opslaan. Zo veel stockageruimte heb ik nu ook weer niet. (lacht)
Een documentaire over André Breton zorgde voor een ingeving: na zijn dood werd heel zijn kunstcollectie in zijn appartement gefilmd. Dat bracht me op het idee om mijn decors te filmen in plaats van ze te fotograferen, en daaruit stills te nemen als basis voor mijn tekeningen.
Een Amerikaanse galeriehouder heeft uw houtskooltekeningen al eens ‘one-shot movies’ genoemd.
Van de Velde: Ja, die film zat er eigenlijk al lang aan te komen. Intussen had ik zin, tijd en de middelen om hem te maken.
Middelen?
Van de Velde: Ik heb nu een groot atelier, een assistent, en ik kan een cameraman inhuren. Ook mijn financiële mogelijkheden zijn anders dan tien jaar geleden, toen ik pas begon. Als jonge kunstenaar droom je ervan om enorme installaties te maken zoals Paul McCarthy, maar je moet beseffen dat zoiets maar stap voor stap kan gaan.
Hoe bent u aan de film begonnen?
Van de Velde: Ik dacht dat ik een script moest hebben. En dus ben ik in Zuid-Frankrijk aan de rand van een zwembad gaan zitten schrijven… Ik laat me vaak vangen aan romantische ideeën die dan niet blijken te kloppen. (lacht) In twee weken heb ik daar iets geschreven, maar ik merkte al gauw dat zo’n aanpak voor mij niet werkt. Ik wilde geen traditionele film maken, en ook niet twee jaar vooraf exact weten wat ik stap voor stap zou doen. Ik heb dat idee losgelaten en ben beginnen te filmen, zonder al te veel planning.
Zo hebben we bijna een jaar lang gefilmd zonder te weten waar we naartoe zouden werken. We hebben telkens aparte sets gebouwd op basis van de beelden die in mijn hoofd had: in totaal vijftien decors. Na driekwart van de tijd zijn we beginnen te monteren, en toen pas besefte ik dat er zich een verhaal ontwikkelde.
Dat is een heel andere aanpak dan met uw tekeningen.
Van de Velde: Als je in een film twee scènes achter elkaar zet, verbindt de kijker ze met elkaar. Als je twee tekeningen naast elkaar hangt, is dat niet noodzakelijk het geval. Ik heb in mijn vorige tentoonstelling wel geprobeerd de tekeningen met elkaar in verband te brengen door tekst te gebruiken die ik soms op de muur schreef. Maar bij het monteren van de film merkte ik dat tekst of een voice-over nu niet nodig was.
Er zitten ook geen dialogen in.
Van de Velde: Dan werd het te veel, niet alleen uit technisch oogpunt. Ik wilde niet de klassieke regisseur uithangen en niet aangeven wie wat moest zeggen: ik werk met vrienden en assistenten, met mensen die ik ken. Ik wil niet dat het een professionele filmset wordt met dertig medewerkers en met acteurs in een caravan.
Ik wilde het ook simpel houden: een film die visueel voortbouwt op de tekeningen. Mijn eigenheid, mijn beelden. Alles wat kon storen, vloog eruit.
U toont de film op een groot scherm. Als in een bioscoop. Het is geen video. Waarom?
Van de Velde: De bedoeling is dat de film visueel binnenkomt. De toeschouwer gaat er vrij dicht op zitten, zodat hij of zij tijd nodig heeft om alles goed te zien. De film is met professionele apparatuur in hoge resolutie opgenomen, waardoor we hem op groot formaat kunnen tonen. Zo kan ik spelen met de conventies van de cinema: liggend formaat en groot panoramisch scherm. De film refereert aan de esthetica van de cinema, maar ik wil hem het liefst in een galerie tonen. Hij is deel van mijn werk.
Technisch is de film helemaal af, maar de sets zelf zijn overduidelijk nep. Gemaakt van karton. Waarom?
Van de Velde: Ik bouw al lang een fictieve wereld op. Nu toon ik die wereld op een andere manier en met een ander medium. Als toeschouwer wandel je eerst door de decors, dat is voor mij belangrijk. Ik zeg de toeschouwer meteen: ‘Dit is een fictieve realiteit, je kijkt naar een maquette.’ Het is een waarschuwing: al wat volgt is ook fictie.
De oude Hollywoodfilms werden ook in decors opgenomen, maar men deed er toen alles aan om ze écht te laten lijken.
Van de Velde: Precies. Ik wil laten zien dat het nep is. De hedendaagse cinema heeft de obsessie om alles zo levensecht mogelijk te maken, ook met computergegenereerde dingen. Neem nu de tv-reeks Mad Men: er wordt zo veel energie gestoken in de authenticiteit van de kostuums en de auto’s. Men wil dat alles uit die periode komt. Dat is een soort trip. En toch had de allervroegste cinema meer magie, ze zette de verbeelding van de toeschouwer aan het werk. Die obsessie met authenticiteit interesseert mij niet echt. Ik ben in mijn werk altijd meer geïnteresseerd geweest in de leugen, in het imaginaire. Ik wil niet op reis gaan om de wereld te documenteren. Ik bouw hier in mijn atelier wel een jungle na en doe dan alsof ik erin zit.
Niet alleen een berglandschap met een waterval is nep. Zelfs een hightechlokaal boordevol beeldschermen en computers is nagebouwd in karton, papier en hout. Waarom?
Van de Velde: Dat is het leukste om over na te denken. In die scène komt er een papier tevoorschijn uit een kopieermachine. Hoe doen we dat? Want het zijn bewegende beelden. Als je heel goed kijkt, zie je een nylondraadje waarmee iemand buiten beeld ervoor zorgt dat het blad uit de machine schuift. Dat is voor mij magie: binnen de beperkingen van het atelier zulke dingen nabouwen.
Zo maakt u het zichzelf toch ontzettend moeilijk?
Van de Velde: Het is makkelijker om dat hier na te bouwen dan het hele land te doorkruisen op zoek naar een ruimte met computers. Ik heb die ruimte in mijn hoofd en ik wil ze ook zo zien op film. Ik wil tegelijk ook een soort ideeënwereld bouwen: de computers die ik toon, zijn net iets abstracter dan echte computers. De kunstenaar Edward Lipski noemt het een gereduceerde realiteit. Dat vind ik interessant. De werkelijkheid hierbuiten – de tuin, de bomen, de huizen en de straat – is té echt en té gedetailleerd voor mij. Ik vind het veel interessanter om de vertaalslag te maken: hoe kunnen we een plant een beetje abstraheren en in karton maken zodat de vorm interessant wordt en het een soort sculptuur wordt? Daar haal ik ook mijn plezier uit. Ik weet nu al dat ik voor mijn tweede film ook niet buiten zal filmen, ik voel me daar niet comfortabel bij.
Zit daar ook het idee achter dat film sowieso fake is?
Van de Velde: Klopt. Ik wil geen maatschappijkritiek formuleren, maar het klopt wat regisseur Werner Herzog ooit zei: dat zijn documentaires veeleer fictie zijn en zijn fictiefilms veeleer documentaires. Volgens Herzog kun je met een fictiefilm vaak meer over de werkelijkheid vertellen dan met een documentaire.
Bovendien sluit het aan bij wat Luc Tuymans laat zien: je mag nooit zomaar in een beeld geloven, achter elk beeld zit een verhaal, elk beeld moet je wantrouwen.
Uw film heeft geen klassieke intrige of plot. Hij roept meer vragen op dan hij beantwoordt.
Van de Velde: Het verhaal van mijn tweede film zal meer lineair zijn en minder verknipt. Meer met een begin en een einde. Deze film was een eersteling. Maar ik vind dat ik soms de neiging heb om mijn werk gesloten te houden: met onderschriften bij mijn tekeningen probeer ik alles te duiden en de toeschouwer een leidraad aan te bieden. In deze film is dat veel minder het geval. Doordat aan het eind iemand vermoord wordt, begin je je als kijker af te vragen wat de motieven zijn en wie welke rol speelt. Je nieuwsgierigheid wordt geprikkeld.
U speelt nadrukkelijk met de clichés uit de Hollywoodfilm: de diner, zwiepende lampen, een shoot-out…
Van de Velde: Ik ben een filmliefhebber, maar ik durf me geen kenner te noemen. Als je een bakstenen muur toont en iemand die uit een raam kijkt, dan denk je inderdaad meteen aan Rear Window van Alfred Hitchcock. Onvermijdelijk.
Vanaf het begin was u in uw werk bezig met een soort fictieve biografie. U identificeerde zich met bekende of onbekende ontdekkingsreizigers, schrijvers of kunstenaars. Hoe zit dat nu?
Van de Velde: Dat basisidee blijft. Eigenlijk wilde ik zelf de hoofdrol spelen, maar al snel ben ik van dat idee afgestapt: ik ben niet de beste acteur, en ik wilde vooral achter de camera staan. Ik wilde mijn stijl in de film leggen en de controle behouden.
Helemaal aan het eind duik ik zelf als personage op. Ik kijk door het raam en ben getuige van de moord, maar ik kan evengoed de opdrachtgever zijn die dat ene schilderij te pakken wil krijgen om het mij toe te eigenen en als mijn werk te tonen. Wat ik in het verleden ook al heb gedaan in mijn werk.
Maar ik zit ook in de schilder die zich in de film optakelt omdat hij alleen ondersteboven kan schilderen als een Pollockachtige actionpainter. Een knipoog in de film zijn de schilderijen die in zijn atelier aan de muur hangen: die zijn door mijn twee zoontjes gemaakt. Zo smokkel ik elementen van het leven dat ik leid toch weer naar binnen.
In de tweede film zal het meer over mezelf als personage gaan, en ik zal ook nadrukkelijker in de film aanwezig zijn. De fictieve autobiografie blijft mij voortdrijven. De computerscène zit in The Villagers omdat ik soms nadenk over hoe mijn leven zou zijn als ik een trader zou zijn die aandelen verkoopt. Wekenlang kan ik mij in zo’n gedachte inleven. Achteraf besef ik dat ik alleen het beeld daarvan wil behouden. Maar wat mij blijft fascineren is de vraag hoe een ánder leven er zou kunnen uitzien. Dat is een onuitputtelijke bron.
Maar u blijft wel kunstenaar en blijft tekenen.
Van de Velde: Mijn praktijk is nu diverser dan tien jaar geleden. Toen maakte ik alleen tekeningen. Nu is er de dagelijkse continuïteit van de decorbouw voor de volgende film. Tegelijk maak ik houtskool- en kleurpotloodtekeningen, maar misschien niet meer elke dag. Intussen heb ik ook al kleine taferelen gemaakt in keramiek. Ook daar gaat het om verhalen in een setting. Zo heb ik de media en materialen uitgebreid waarin ik werk. Ik kan nu ’s ochtends in mijn atelier binnenkomen en me afvragen waar ik zin in heb. En er zijn ook verschillende ritmes: een film heeft een langere spanningsboog dan een tekening.
Als ik nu een tentoonstelling maak, vind ik het prettig om die verscheidenheid te tonen. Ik ben blij met die evolutie. Ik hou ook vooral van kunstenaars die met zo’n totaaluniversum bezig zijn en met diverse media hun wereld in beeld brengen zoals Franz West, Paul McCarthy en Sterling Ruby. Maar ik ben ook een grote fan van Joe Bradley, een New Yorkse kunstenaar die zich vooral op abstracte schilderkunst toespitst.
Ik heb lang gedacht dat ik het medium tekening verder zou uitdiepen, maar hoe langer ik bezig ben, hoe meer ik merk dat mijn kunst zich aan het verbreden is. Een logische evolutie, stap voor stap.
Rinus Van de Velde, The Villagers, 05/09-12/10 in Tim Van Laere Gallery, Jos Smolderenstraat 50, Antwerpen. Info: timvanlaeregallery.com
Rinus Van de Velde
– 1983: geboren in Leuven
– Woont en werkt in Antwerpen
– Studie: beeldhouwen (Sint-Lucas Antwerpen)
– Werk: debuteerde met kleine tekeningen met ironische bijschriften. Staat intussen bekend om zijn levensgrote, ‘cinematografische’ houtskooltekeningen
– Sinds 2011: verbonden aan Tim Van Laere Gallery, Antwerpen
– Solotentoonstellingen: CAC Malaga (2013), Donoogo Tonka in SMAK Gent (2016), Gemeentemuseum Den Haag (2016)
– Tentoonstellingen in New York, Berlijn, São Paulo en Seoel
Rinus op een postzegel
Vorige week gaf Bpost een postzegel uit met een zelfportret van Rinus Van de Velde. In het verleden werd aan hedendaagse kunstenaars als Panamarenko, Michaël Borremans, Marie Jo Lafontaine, Anne-Mie Van Kerckhoven en Luc Tuymans ook al gevraagd een postzegel te ontwerpen.
Van de Velde
tekende een zelfportret in zijn bekende contrastrijke stijl. ‘Ik wilde geen miniatuurversie van een bestaand werk op de postzegel zetten. Ik heb een nieuwe tekening gemaakt’, zegt hij. ‘Een zelfportret, omdat dat belangrijk is in mijn werk en tegelijk een knipoog is naar de portretten van koningen, die zo vaak op postzegels staan.’
Bpost brengt ook een reeks postzegels uit met schilderijen van Pieter Bruegel, naar aanleiding van zijn 450e sterfdag.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier