Bart De Valck
‘Te weinig jongeren in het verenigingsleven? Geef hen vertrouwen en tijd om te groeien’
VVB-voorzitter Bart De Valck over de generatiekloof in het Vlaamse verenigingsleven.
Ik heb wel wat contacten met het brede middenveld. Dat komt deels vanuit mijn eigen engagement in het verenigingsleven, maar het wortelt ook in mijn job als leerkracht. Je kan vandaag de dag geen loopbaan uitbouwen als leraar indien je geen geboren netwerker bent. Tenminste, zo voelt het wel aan. Je staat met zoveel actoren in contact, moet zoveel belangen tegelijk in een vingerknip afwegen en dagelijks zoveel praktische en principiële kwesties met raad en daad tegemoettreden, dat het je soms duizelt.
Leerkrachten moeten van vele markten thuis zijn. Ze zijn de probleemoplossers en improvisators bij uitstek. En dat lukt niet zonder een directie die je steunt, maar ook niet zonder collega’s, ouders, clb’s en gedreven mannen en vrouwen van alle slag. Voor wie nu denkt dat ik het over de maatschappelijke gesel van de burn-outs zal hebben: nee, dat doe ik niet, ofschoon er wel een verband is met mijn verhaal van deze week. Dat gaat in de eerste plaats over de generatiekloof in het Vlaamse verenigingsleven.
‘Te weinig jongeren in het verenigingsleven? Geef hen vertrouwen en tijd om te groeien’
Omdat ik dus het onderwijs ken en met beide voeten in de samenleving wil staan, gaat de toekomst van Vlaanderens ‘kostbare weefsel’ mij heel erg ter harte. Bedoeld is, naar de titel van een boek van Bart De Wever, de kwaliteit van onze ‘civil society‘. Het verenigingsleven in Vlaanderen doet het goed, wordt nog steeds betoogd. Het is een belangrijke indicator van maatschappelijke participatie en wordt nauwgezet gemonitord door de Vlaamse overheid. Dat bonden, cultuurfondsen, buurtwerkingen, OKRA, wandelclubs, vierdewereldverenigingen, carnavalskringen en ga zo maar door standhouden kan je – helaas, zou ik bijna zeggen – voor een deel verklaren vanuit de veroudering van de bevolking.
Vlaanderen vergrijst, maar die vergrijzing vergrijst zelf ook verder, zo leren demografische studies ons. We blijven langer leven en blijven langer gezond. Misschien vergrijzen we wel later dan vroeger? We behouden zin in het leven en in engagement. Hoewel we tegenwoordig het engagement en de levenslust van de jeugd herkennen bij 50’ers, 60’ers en zelfs nog oudere generaties, zijn niettemin de tijden veranderd en lijkt de opvolging vaak niet langer verzekerd.
Projecten
Je moet netwerken om een sociaal geëngageerde – of Vlaamse – boodschap te kunnen blijven verspreiden. Dat heb ik zelf ondervonden. Je hebt daar veel jonge mensen voor nodig. Niet noodzakelijk omdat zij de generatie zijn die zijn opgegroeid met Facebook en Twitter. Het rijk geschakeerde Vlaamse sociaal leven heeft hen nodig omdat zij méér zijn dan de improvisator die ik met scha en schande ben geworden. Vaak met kunst- en vliegwerk heb ik mijn bootjes van professionele onderwijskracht en vrijwilliger in het verenigingsleven vlot en drijvend gehouden.
Voor de twintigers en dertigers van nu volstaat het niet zich te kunnen behelpen. Ze zijn vaak volleerde multitaskers: ze draaien verschillende verantwoordelijkheden tegelijkertijd. Werken, bijscholen, een gezin uitbouwen: wie dit in een complexe samenleving kan, heeft in principe alle bagage om ook in de brede rivier van de samen-leving een steentje te verleggen. Toch blijven het witte raven: pas wanneer de kinderen het huis uit zijn en de loopbaan ten einde loopt, zoeken vele mensen opnieuw meerwaarde in engagement. Zo luidt het verhaal dat je overal hoort. Maar klopt het wel helemaal?
Wat jonge mensen vandaag de dag wellicht meer onderscheidt van vroegere generatiegenoten, is dat ze denken volgens projecten. Dat projectmatig denken verklaart de oogverblinding van het hectische multitasken. Resultaten zichtbaar maken, daar gaat het om. En ellenlange vergaderingen met telkens vaak dezelfde punten aan de dagorde passen niet in dat plaatje.
Je zou je de vraag kunnen stellen wie er het ‘saaist’ geworden is. De oudere garde, die tweewekelijks of maandelijks kasverslagen en ledenstanden herkauwt, maar op het samenzijn wel gezellig een trappist drinkt. Of twintigers tot veertigers, die willen dat er iets op poten wordt gezet, maar op voorhand wel willen weten of succes gegarandeerd is. Maar daarvoor niet noodzakelijk nog eens een vergadering willen beleggen. Er lopen namelijk ook nog gezinsprojecten en professionele bijverdiensten na de uren. Misschien is het woord ‘saai’ hier dus niet op zijn plaats, maar veeleer ‘realisme’. Dat realisme kan uiteenlopende betekenissen hebben. De analyse dat achteruitboerende ledenstanden op termijn de bestaansreden van een organisatie zelf bedreigen, getuigt van realisme. Maar pas aan iets willen beginnen wanneer de baten de kosten aantoonbaar zullen overtreffen, is ook een vorm van realisme. Het schetst ten voeten uit het verschil tussen de leeftijdsgroepen in het huidige Vlaamse verenigingsleven.
Vertrouwen
Ik ging het niet over burn-outs hebben. Toch kan het fenomeen als kapstokje dienen. In de VVB heet onze jongerenwerking JeV, kort en goed voor ‘Jong en Vlaams’. Wat ik heb geleerd, is dat het niet goed is jonge mensen te overbevragen. Goede initiatieven doen sterke persoonlijkheden opvallen. Heel snel worden ze dan ingesponnen en meegezogen in de reguliere werking. En wordt van hen verwacht om méér van die goede initiatieven van naaldje tot draadje uit te werken. Maar er wordt vooral ook van hen verwacht mee te stappen in discussies bij pot en pint over ledenstanden en kasverslagen. Een betere manier om jonge gegadigden op en af te branden kan je nauwelijks bedenken.
Mijn parool en advies aan álle Vlaamse verenigingen, van schaakclubs en duivenbonden over reisgezelschappen en toneelkringen tot natuurverenigingen en welzijnsorganisaties, is: als je niet wil dat jonge witte raven jaar na jaar witter worden tot je ze niet meer ziet zitten, heb dan respect voor ondernemerschap in het verenigingsleven. Want dat is wat het projectmatig denken in feite is: goede verenigingen zijn organisaties met een grote maatschappelijke impact door projecten die opvallen en aantrekken. Ze moeten perfect zijn voorbereid, uitgevoerd en vergen nazorg en opvolging. Vaak hebben twee vrijwilligers aan één project in één stad of gemeente een jaar lang de handen vol. Gewoon om het goed te doen. Geef die mensen dan ook het vertrouwen. En aanvaard dat niet iedereen erom staat te springen meteen bestuursfuncties op te nemen en met administratie bezig te zijn.
Geef dus tijd om te groeien. Misschien helpt een positieve instelling ook wel: er bestaat meer onbaatzuchtig engagement dan je denkt. Dat een jonge ondernemer zich inzet voor een vereniging maar zijn professionele vaardigheden tot ijkpunt van kwaliteit maakt voor de jaarbeurs van de organisatie, mag hem of haar niet doen wegzetten als ‘moeilijk’. Dat hij of zij zich beperkt tot een of twee activiteiten per jaar en liever niet ondervoorzitter wordt, is niet ‘verdacht’. Het gaat niet om gewin, maar om persoonlijke voldoening goed – in alle betekenissen van het woord – te hebben bijgedragen aan een betere samenleving. Een morsig, een beetje verzuurd en mentaal nog gedeeltelijk verzuild verenigingsleven is voor jonge ‘helfies’ in spe niet meteen de ideale springplank. Maar, als vijftiger, leef ik op hoop.
Bart De Valck is voorzitter van de Vlaamse Volksbeweging.
De Doordenkers van Knack.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier