Taal als struikelblok op de arbeidsmarkt: ‘Het wordt gebruikt als stok achter de deur’
Kennis van het Nederlands blijkt voor anderstalige nieuwkomers het grootste obstakel om geschikt werk te vinden.
‘Ik heb drie diploma’s, maar die zijn hier niet goed’, vertelt Viktoria (49), die negen maanden geleden Oekraïne ontvluchtte. Daar was ze directrice van een bibliotheek en werkte ze jarenlang als journaliste. Hier studeert ze Nederlands als tweede taal (NT2) en denkt ze na over welke wending haar carrière zal nemen. ‘Ik denk dat ik iets met mijn handen ga doen, zodat mijn beperkte kennis van het Nederlands me niet in de weg staat.’
In Vlaanderen is kennis van de officiële taal meer dan in andere landen of regio’s een bepalende factor voor succes op de arbeidsmarkt. Dat blijkt uit een rapport van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) dat de integratie van migranten en hun nakomelingen op de arbeidsmarkt in Vlaanderen evalueert.
‘In acht op de tien vacatures bij de VDAB wordt een goede tot zeer goede kennis van het Nederlands gevraagd’, zegt migratieonderzoeker Dries Lens (UAntwerpen), die meewerkte aan het rapport. ‘Migranten ervaren die gebrekkige kennis van het Nederlands trouwens ook zelf als een struikelblok: bijna 16 procent van de migranten geboren buiten de Europese Unie geeft aan dat dat het grootste obstakel vormt om in Vlaanderen geschikt werk te vinden. Onder de Europese landen ligt dat cijfer alleen in Finland hoger.’
In juli telde Vlaanderen 53.400 werkzoekenden die, net als Viktoria, een beperkte kennis van het Nederlands hadden – een groep die meer dan een kwart van het totale aantal werkzoekenden uitmaakt. ‘Nochtans heeft Vlaanderen in vergelijking met andere OESO-landen een relatief uitgebreid en sterk inburgeringstraject’, zegt Lens. Binnen dat traject wordt al geruime tijd sterk gefocust op formele taalverwerving, en de lat daarvoor kwam met de jaren hoger te liggen.
Aan het aantal NT2-cursisten zal het alvast niet liggen. Het OESO-rapport geeft aan dat een relatief hoog aandeel van de nieuwkomers deelneemt aan taalopleidingen, meer dan in veel andere Europese landen. In 2021 schreven meer dan 79.000 mensen zich in voor zo’n opleiding. Toch blijkt dat een relatief groot deel van de anderstalige nieuwkomers in Vlaanderen er moeilijk in slaagt om formeel het streefniveau Nederlands (niveau A2 uit het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen) te behalen.
Er is te weinig aandacht voor informele vormen van taalverwerving.
‘Nederlands is nu eenmaal een taal die wereldwijd weinig gesproken wordt’, beargumenteert Lens. ‘In tegenstelling tot in veel andere Europese landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, Spanje en Frankrijk, hebben nieuwkomers hier amper voorkennis van het Nederlands bij aankomst.’ Onder de vijf anderstalige nieuwkomers die Knack sprak, kende niemand één woord Nederlands voor ze in België terechtkwamen.
‘Bovendien is het voor laagopgeleide en laaggeletterde nieuwkomers sowieso niet makkelijk om een tweede taal te leren, en zeker niet voorbij het basisniveau’, zegt Chloé Lybaert, die aan de UGent het Nederlands van volwassen tweedetaalsprekers onderzoekt. Dat is ook wat Joy Bosmans, die Nederlands als tweede taal doceert, in de praktijk ondervindt. ‘Sommigen weten niet wat een werkwoord is, of moeten het Latijnse schrift nog leren.’
Dialecten
Daar komt nog bij dat we in een regio leven met een waaier aan dialecten en accenten, waar meer tussentaal dan Standaardnederlands gesproken wordt. Voor anderstalige nieuwkomers is dat even slikken. De Oekraïense Natalia (38) geeft toe dat ze na anderhalf jaar Nederlandse les nog steeds moeite heeft om dialecten te verstaan. ‘Vooral oudere mensen begrijp ik moeilijk. Jonge mensen spreken over het algemeen duidelijker Nederlands.’
IN CIJFERS
53.400 werkzoekenden in Vlaanderen hebben een beperkte kennis van het Nederlands.
79.000 mensen schreven zich in 2022 in voor een cursus Nederlands als tweede taal.
‘In inburgeringstrajecten is er nog te weinig aandacht voor informele vormen van taalverwerving’, zegt Lens. Volgens Lybaert kan het formele NT2-onderwijs daarin een sleutelrol spelen. ‘Door in de klas aandacht te hebben voor taalvariatie of te werken rond bewustwording, en door cursisten te stimuleren om de taalverwerving buiten het klaslokaal voort te zetten.’
Maar uit interviews blijkt dat zowel cursisten als hun docenten momenteel niet goed weten hoe ze het best omgaan met die kloof tussen de klas en de werkelijkheid. Lybaert: ‘Ik heb wel de indruk dat NT2-leerkrachten in toenemende mate aandacht besteden aan die talige werkelijkheid en ook in handboeken en methodes vaker met authentiek audiomateriaal gewerkt wordt.’
Bosmans laat haar studenten in de klas wel degelijk kennismaken met verschillende dialecten. ‘Bijvoorbeeld aan de hand van liedjes. Dan leren ze hoe de g en de h in West-Vlaanderen klinken en dat een chauffage hetzelfde is als een verwarming. Voor anderstalige nieuwkomers is dat verwarrend. Maar meer kunnen we, vrees ik, niet doen. Het blijft toch belangrijk dat we hen vooral Standaardnederlands aanleren.’
Dat klopt, en toch valt het belang van informeel taalgebruik niet te onderschatten. ‘Heel wat anderstalige nieuwkomers komen uiteindelijk terecht in jobs waar vrijwel geen Standaardnederlands gesproken wordt, en waar ze dus taalvarianten horen die niet in de klas aan bod kwamen’, zegt Lybaert. ‘Dat belemmert niet alleen de professionele communicatie, maar ook het sociale aspect van werk, omdat ze moeilijker een praatje kunnen slaan met collega’s. Bij taalleerders kan dat leiden tot frustraties en spreekangst.’
Maatstaf
‘Onze samenleving is bijzonder sterk gefocust op taal. Maar niet alle vormen van het Nederlands worden even sterk gewaardeerd’, zegt Sibo Kanobana, universitair docent aan de Open Universiteit van Nederland. Voor zijn doctoraat aan de UGent onderzocht hij de link tussen de taalbeheersing en inzetbaarheid van werkzoekende migranten op de arbeidsmarkt. ‘Het Nederlands in Vlaanderen is bijzonder divers en daar gaan wij doorgaans pragmatisch mee om. Naargelang van de job zal tussentaal op de werkvloer meer of minder geproblematiseerd worden. Iemand van Turkse origine die systematisch de lidwoorden door elkaar haalt, zal als minder taalvaardig beschouwd worden dan iemand uit Antwerpen die over het stad spreekt. Een West-Vlaming die de g en de h omwisselt tijdens een sollicitatiegesprek, zal daar ook minder snel een nadeel aan ondervinden.’
Volgens Kanobana gebruiken we dus niet dezelfde maatstaf voor alle ‘fouten’ die mensen maken wanneer ze Nederlands spreken, waardoor er een soort hiërarchie ontstaat. ‘En die is gebaseerd op racisme. Niet expliciet, wel als ideologie die wij ons allemaal eigen hebben gemaakt, óók etnisch culturele minderheden. Het is een ideologie waarin bepaalde vormen van variatie legitiem zijn en andere minder of niet. Spreekt iemand van Marokkaanse origine plat West-Vlaams, dan is dat fantastisch. Spreekt die Citétaal (een straattaal uit Limburg die de sporen draagt van het Italiaans, Arabisch, Grieks en Turks, nvdr), dan is dat een probleem.’
Wie werkt, wordt uitgelsoten van opleidingen die tot verdere integratie kunnen leiden.
Taal is als politieke vereiste een eigen leven gaan leiden op de arbeidsmarkt’, vervolgt Kanobana. ‘Het wordt door werkgevers als stok achter de deur gebruikt om te kunnen discrimineren.’ Ook Lybaert vindt dat niet ondenkbaar. ‘Gebrekkige talenkennis wordt dan misschien wel aangeduid als reden om iemand niet in dienst te nemen, maar zelfs een goede beheersing van de nationale taal vormt geen garantie op een job.’ Met andere woorden: taal wordt gebruikt als excuus om iemand niet te selecteren voor een functie. Op dat gebied ziet Lens wel een lichtpuntje: ‘Door de krapte op de arbeidsmarkt vinden werkgevers vandaag minder vlot personeel en tonen ze zich bereidwilliger om nieuwkomers aan boord te halen, ook al is hun kennis van het Nederlands nog niet zo ver gevorderd.’
Discriminatie
‘Los daarvan is een goede kennis van het Nederlands niet in alle jobs nodig’, aldus Kanobana. Muharrem (25), die anderhalf jaar geleden van Turkije naar België kwam en hier als ober en chauffeur werkt voor een pizzeria, beaamt dat. ‘Mijn Nederlands kan beter, maar voor mijn job is het voldoende.’ Ivan (35) hoopt op zijn beurt dat hij hier, ondanks de taalbarrière, als 3D-ontwerper aan de slag kan – de job die hij in Oekraïne deed. ‘Ik ben nog geen tien maanden in België, maar mijn cv, motivatiebrief en portfolio liggen klaar.’
Dat taalverwerving belangrijk is, daar zijn alle experts het over eens. ‘Maar het is geen wondermiddel’, aldus Kanobana. ‘Het basisdiscours is nog altijd dat als je Nederlands leert, de rest zal volgen, maar dat is slechts de halve waarheid. Wie dat zegt, ontkent dat er andere vormen van discriminatie bestaan, los van iemands taalvaardigheid.’
Een basiskennis van het Nederlands is in Vlaanderen niet alleen nodig om deuren te openen naar werk, maar ook naar huisvesting en nationaliteitsverwerving. Voor wie de taal onvoldoende beheerst, blijven die deuren dicht. Die ‘voor wat, hoort wat’-ideologie is sterk aanwezig in het integratiebeleid, en weerklinkt niet alleen bij rechtse partijen – waar men dat kan verwachten –, maar ook steeds vaker bij centrum- en linkse partijen.
Loop
‘Kennis van het Nederlands is nodig om toegang te vinden tot de arbeidsmarkt, maar werk kan soms ook een barrière vormen om verdere vormen van taal- en competentieontwikkeling te kunnen opnemen’, waarschuwt Lens. Zo werkte Bilal (19) uit Afghanistan een tijd in een supermarkt. ‘Om daar te raken, moest ik telkens een uur op de bus zitten.’ Dat maakte het voor hem praktisch erg moeilijk om nog Nederlandse les te volgen.
Voor Bosmans klinkt het alweer herkenbaar. ‘Zodra onze cursisten werk vinden, is het voor hen een stuk uitdagender om lessen Nederlands te blijven volgen. Zelfs als de uurroosters niet overlappen, blijft het pittig. Vaak komen onze leerlingen in fysiek uitputtende jobs terecht, denk aan de bouwsector. Dan moeten ze na een hele dag werken snel eten en dan nog drie uur les komen volgen. Het is dan heel moeilijk om nog te focussen. Je merkt dat de cursisten moe zijn.’
‘Op die manier dreigen migranten vast te komen te zitten in jobs onder hun onderwijsniveau, wat absoluut niet motiverend werkt’, zegt Lens. Wie een formeel taalverwervingstraject volgt, wordt uitgesloten van de arbeidsmarkt. En wie werkt, wordt uitgesloten van opleidingen die tot verdere integratie kunnen leiden. Anderstalige nieuwkomers komen zo in een loop terecht.
‘Beroepsopleidingen, werkplek-leren en brugtrajecten ter voorbereiding op hogere studies zijn stuk voor stuk tools die de kans op vast werk vergroten’, zegt Lens. ‘Maar kennis van het Nederlands blijft steevast dé belangrijkste determinant om van dat aanbod gebruik te kunnen maken. Niet alleen het versterken van het taalniveau van nieuwkomers is dus belangrijk, ook het kritisch doorlichten van de taalcompetenties die nodig zijn voor een job of een opleiding is nodig.’
Participatie
Willen we anderstalige nieuwkomers meer kansen geven, dan moeten we sterker inzetten op informele taalverwerving, zeggen experts. Sinds dit jaar maakt het participatietraject, dat vooral het sociale netwerk van de inburgeraar wil versterken, deel uit van de inburgering. Dat traject duurt minimaal 40 uur en kan gaan om een buddyproject, een stage bij een organisatie of vrijwilligerswerk. ‘Een vrij unieke toevoeging aan het inburgeringstraject’, aldus Lens. ‘Weinig landen hebben zo’n sociale integratiecomponent structureel verankerd in hun inburgeringsbeleid. Hopelijk ondersteunt het anderstalige nieuwkomers om hun Nederlands te oefenen in een sociale én professionele context.’
Een andere beloftevolle vorm van taaltraining is een opleiding waarin een NT2-component gecombineerd of geïntegreerd wordt met een beroepsopleiding, een stage of werkplek-leren. ‘Dat stelt de migrant in staat om wat die geleerd heeft in de klas meteen te gebruiken op de werkvloer, en ook om specifieke professionele terminologie onder de knie te krijgen’, zegt Lens. ‘De meerwaarde van taalbeheersing is zo ook meteen duidelijk voor de inburgeraar, meer dan in de klassieke schoolse context.’ VDAB biedt al heel wat van zulke trajecten aan, bijvoorbeeld schakelopleidingen naar knelpuntberoepen gecombineerd met taalopleiding, maar het aantal inburgeraars dat daarin terechtkomt, blijft relatief laag. Zulke trainingen zijn namelijk vaak duurder en moeilijker te organiseren, en de taalvereisten voor deelnemers liggen vaak relatief hoog.
Ten slotte beveelt de OESO aan om ook te investeren in taalonderwijs dat het basisniveau overstijgt. ‘Vandaag worden vooral taalopleidingen tot op het basisniveau van A2 gesubsidieerd’, verduidelijkt Lens. ‘Wanneer migranten na het afronden van hun inburgeringstraject hun taalvaardigheid verder willen verbeteren, moeten ze dat zelf bekostigen en trachten in te passen met hun werk. Het zou goed zijn mochten de VDAB, werkgevers en sectoren meer initiatieven ontwikkelen om werkende migranten te stimuleren verdere taal- en beroepscompetenties te ontwikkelen, om voor hen de doorstroom naar hogere studies of functies te helpen realiseren. Er bestaan al een aantal goede voorbeelden, maar verdere investeringen zijn nodig.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier