Sopraan én dirigente Barbara Hannigan: ‘De belichting verschilt een beetje, maar je rol is eigenlijk dezelfde’
Ze werd een ster als zangeres, begon gelijktijdig te dirigeren, en op het Klara Festival staat ze op de bok voor haar eerste opera: The Rake’s Progress van Stravinski. Een gesprek met de smashing Barbara Hannigan.
Als de Canadese sopraan Barbara Hannigan voor rollen en muziek uit de negentiende eeuw en vroeger had gekozen, dan was ze vandaag even bekend geweest als Cecilia Bartoli. In plaats daarvan ging ze resoluut voor het ’twaalftonige belcanto’: hedendaagse muziek en rollen. Die rollen vult ze vaak spectaculair in met haar stem, met haar lichaam, met haar smashing podiumprésence.
De eerste keer dat ze daarmee sterk in de kijker liep, was als Lulu in de gelijknamige opera van Alban Berg, in de Muntschouwburg in 2012. Op 25 en 26 maart komt ze terug naar dat huis van vertrouwen in een rol die ze de laatste jaren steeds vaker opneemt en even krachtig invult: als dirigent. Op het programma: de opera The Rake’s Progress van Igor Stravinski. De jonge cast koos ze grotendeels zelf uit.
Het eerste woord dat in me opkomt bij uw carrière is ‘onbevreesd’. U kiest de moeilijkste rollen, begon acht jaar geleden te dirigeren en soms tegelijkertijd te zingen, en nu staat u voor uw eerste opera als dirigent voor het orkest. Wat stuwt u vooruit?
Barbara Hannigan: Ik hoor het woord ‘onbevreesd’ wel vaker, maar het klopt niet echt. Ik ben een mens, natuurlijk voel ik soms ook angst. Voor het concert van gisteren, bijvoorbeeld, of bij sommige repetities. Of als ik me afvraag of Equilibrium, mijn mentorproject voor jonge muzikanten, wel goed loopt. Het verschil is dat ik, en met mij zoveel andere artiesten, er ondanks de angst toch mee doorga. Noem het liever moed. Of engagement.
Ik vind te veel aandacht niet altijd prettig. Ik heb het niet graag dat een dirigent mij vertelt hoe ik moet zijn.
Maar u kiest er wel altijd de grootste uitdagingen uit. Een carrière-switch van zanger naar dirigent is bijvoorbeeld erg zeldzaam.
Hannigan: Dat klopt, maar vaak loopt dat op een natuurlijke manier. Er is een verband tussen het leiderschap dat je hebt als dirigent en dat als zanger – waar je wel degelijk ook de leiding hebt. Ik had al heel lang het gevoel dat het in me zat: een manier om mijn lichaam en mijn muzikaliteit te laten samenwerken in het dirigeren. Ik had natuurlijk ook mentors en aanmoedigingen, onder meer van Simon Rattle (toen dirigent van de Berliner Philharmoniker, nvdr). Noem het gerust ook een innerlijke noodwendigheid: met dirigeren kon ik enkele vaardigheden verder ontwikkelen die ik al in zeker mate bezat. Leiderschap dus, maar ook werken met grotere groepen, en het bestuderen en interpreteren van complexe muziekstukken.
Dankzij de documentaire I’m a Creative Animal weten we dat u er een gedisciplineerde levensstijl opna houdt. Dat maakt het nog zo curieus dat de rollen die u kiest vaak verknipte figuren zijn.
Hannigan:(grijnst) Slapen, gezond blijven en veel oefenen: het is ontzettend belangrijk. Mijn routine is wel beginnen te schuiven door het dirigeren, omdat ik daardoor met andere dingen bezig moet zijn. En die gekke personages… Het zijn er inderdaad heel wat: Lulu, natuurlijk, en Mélisande in Pélleas et Mélisande van Claude Debussy, Marie in Die Soldaten van Bernd Zimmermann, figuren uit George Benjamins Written on Skin. Ik speel graag extreme karakters. Eigenlijk zijn ze helemaal niet gek of verknipt, hun gedrag is menselijk en vloeit voort uit de omstandigheden. Ze doen allemaal min of meer dingen waarmee we ons kunnen identificeren. Ze zijn eigenlijk maar nét iets larger than life, maar het feit dat ze zingen en niet spreken versterkt het bizarre.
U zorgde voor ophef met uw interpretatie van de spionne Gepopo in The Mysteries of the Macabre van György Ligeti. Alleen al door uw kleren: nu eens in een kort, laklederen jurkje, dan weer in een schoolmeisjesuniform. Hebt u daar weleens spijt van?
Hannigan: Ik ben de rol beginnen te zingen in 2001, zowel in de opera Le Grand Macabre van Ligeti als in concerten. De laatste keer was in 2015, met het London Symphony Orchestra. Ik heb het niet uit mijn repertoire geschrapt, het stuk zit me zo in het bloed dat ik het morgen meteen weer zou kunnen doen. Maar ik ben er heel selectief in geworden: op de duur werd ik helemaal geïdentificeerd met die rol. Terwijl ik er alles aan wil doen om de schijnwerpers te richten op álle muziek van Ligeti en anderen.
Hedendaagse klassiek heeft vaak de reputatie te intellectueel en te weinig emotioneel te zijn. U geeft ze een lichaam en gevoel.
Hannigan: Ik ben in de eerste plaats geïnteresseerd in de dramatiek van muziek. Ik heb in mijn hele carrière nooit ‘compleet zuivere muziek’ gehoord. Alle muziek vertelt verhalen. Neem nu Joseph Haydn: niet alleen in zijn opera’s maar ook in zijn symfonieën zit zo veel emotie, zo veel karakter! Op de een of andere manier is dat gevoel voor dramatiek bij mij overgegaan van het zingen naar het dirigeren.
Barbara Hannigan
– 1971: geboren in Nova Scotia, Canada
– Sopraan, specialisatie hedendaagse klassiek
– Zong 85 wereldpremières
– 2011: debuteert als dirigent
– 2017: richt Equilibrium op om jonge artiesten te begeleiden
– 2017: brengt het album Crazy Girl Crazy, uit waarmee ze een Grammy wint
– 2019-2020: eerste gastdirigent van Gothenburg Symphony
U zei dat u zich zeer nederig voelde toen u begon te dirigeren, helemaal anders dan als zangeres, waarbij u levensgroot bent. Wanneer u tegelijk zingt en dirigeert, moet dat tot schizofrene toestanden leiden.
Hannigan: Als zanger kun je op het podium een kind zijn, je kunt je fantasie laten werken. Anderen letten wel op je. Als dirigent ben je veeleer een ouder. Esa-Pekka Salonen zei het haarscherp: dirigeren is een dienstverlenende industrie, je gidst de musici en het orkest in de richting waarin de muziek wil gaan. Vandaag zie ik geen verschil meer tussen beide rollen: ik leid ook als ik zing. Ik ben verantwoordelijker. Het heeft een beter musicus van mij gemaakt, ik begrijp de rol van de instrumentalisten en de dirigent nu beter. De belichting verschilt een beetje, maar je rol is eigenlijk dezelfde.
Als zanger moet je in de maat zingen, maar als dirigent moet je net even vooruitlopen. Hoe combineert u dat?
Hannigan: Daar was ik al op voorbereid. In 1995 kreeg ik zangles van de fenomenale sopraan Lillian Watson. Ze wees me erop dat het een geweldige vaardigheid kan zijn om als zanger iets voor te lopen op het orkest. Toen ik dat deed, bleek het ook een voordeel voor dirigenten: ze vonden het makkelijk om met mij te werken als zangeres want ze wisten altijd vooraf wat ik wilde en hoe ik het wilde, door mijn manier van bewegen.
Veel solisten klagen dat ze te weinig aandacht van de dirigent of te weinig repetitietijd krijgen. U kent beide kanten. Wie heeft er gelijk?
Hannigan: Weet je, als zanger heb ik nooit behoefte gehad aan meer aandacht. Als het nodig was, vroeg ik er wel om. Ik vind te veel aandacht ook niet altijd prettig. Ik heb niet graag dat een dirigent mij vertelt hoe ik moet zijn. Vroeger waren dirigenten echte mentors: ze kenden alles van de stem, namen zangers onder hun vleugels en begeleidden hun carrière. Dat zie je vandaag veel minder.
U dirigeert in Brussel de opera The Rake’s Progress. U hebt een lange relatie met de Muntschouwburg. Uw debuut als Lulu, een rol die internationaal in het oog sprong, was hier.
Hannigan: Dat klopt, en dat was omdat directeur Peter De Caluwé in mij geloofde. Die steun zal ik altijd koesteren. Ik heb er ontzettend veel producties gedaan, meer dan in welke andere zaal ook: Matsukaze, Passion, Le Grand Macabre, The House of Sleeping Beauties, Don Giovanni, Lulu. Met mijn brede carrière en repertoire is dat bijzonder veel.
Vroeger waren dirigenten echte mentors: ze kenden alles van de stem, namen zangers onder hun vleugels en begeleidden hun carrière. Dat zie je vandaag veel minder.
Het eerste wat u ooit zelf dirigeerde was Stravinski’s Renard. Een echt avant-gardestuk van de eerste grote avant-gardecomponist. Zijn Rake’s Progress is in vergelijking daarmee behoorlijk klassiek.
Hannigan: Hij schreef die opera dan ook in 1949, op het hoogtepunt van zijn neoklassieke periode, waaruit bijvoorbeeld ook het ballet Pulcinella stamt. Voor mijn evolutie als dirigent is het werk van Stravinski heel belangrijk geweest. Toen ik me afvroeg welke opera ik eerst zou willen doen, kwam The Rake meteen in me op. Het is natuurlijk wel complex en het vraagt veel virtuositeit, maar het klinkt ook als iets dat we kennen. Het verhaal spreekt nog altijd aan: het gaat over een jongeman die verantwoordelijkheid en liefde opgeeft en zijn leven vergokt. Hij sluit een pact met de duivel, maar dat heeft hij niet door. Dan denk ik: hoeveel mensen realiseren zich niet achteraf dat ze, toen ze een bepaalde weg insloegen, een deal met de duivel hebben gemaakt? Dat we compromissen sloten, dat we onze waarden vergooiden? Je ziet het in de financiële wereld, in de politiek, in de kunstwereld, op zoveel gebieden.
Nog een reden om deze opera te kiezen: de allereerste grote rol die ik ooit zong, was Ann Truelove in The Rake’s Progress. Ik was 23 jaar en zong ook de koorpassages mee. Dat gaf me toen al een dubbel perspectief op de uitvoering. Later zong ik de opera vaker, en dirigeerde ik er soms ook delen uit op concerten.
U hebt The Rake vorig jaar al gedirigeerd met de Gothenburg Symphony, bij ons leidt u het Nederlandse orkestcollectief Ludwig.
Hannigan: Ik ken ze allebei heel goed. Volgend jaar ben ik eerste gastdirigent in Göteborg, en met Ludwig heb ik al vaak samengewerkt. Stravinski was een meester in het annoteren van zijn partituur, het is heel duidelijk wat hij wil, en wat we doen is de klank bereiken die hij beoogde. Er zijn dus geen grote aanpassingen nodig afhankelijk van het soort orkest.
U was erbij als dirigent en zanger toen Ludwig debuteerde in het Concertgebouw, maar er is nog een sterke band: u nam de cd Crazy Girl Crazy met hen op – en won er een Grammy en een rist andere prijzen mee.
Hannigan: We werken samen sinds 2014, maar veel van de musici bij Ludwig ken ik al jaren en we werken al heel lang samen. Erg comfortabel. We kunnen werken zonder begrenzingen, we kunnen doen wat er moet gebeuren en zoals we het willen, heel snel. Dat vind ik geweldig. Er was onmiddellijk vertrouwen, er hing meteen elektriciteit in de lucht, onze taal kwam overeen. Als je ziet hoever we zijn geraakt in vier jaar: dat is ongelooflijk. In het najaar maken we samen een opname.
Als zanger kun je op het podium een kind zijn, je kunt je fantasie laten werken. Anderen letten wel op je. Als dirigent ben je veeleer een ouder.
U werkt in The Rake’s Progress met nog vrij onbekende zangers. U bent zelf de bekendste persoon op het podium. Bestaat het risico niet dat u met alle aandacht gaat lopen?
Hannigan: Dat denk ik niet. In onze opvoering in Göteborg was dat ook niet het geval. Ze zijn niet allemaal bekend, dat klopt. Ze zijn jong, maar ze zitten wel al in een beslissende fase voor hun professionele carrière. Ze zijn ingeschakeld in mijn Equilibrium-programma, dat niet is opgericht om musici te trainen maar om ze te begeleiden bij de volgende stappen naar een grote carrière. Dat had ik nooit kunnen doen als ik niet zelf al enige bekendheid had verworven. Ik heb óók veel steun gekregen. Dan is het een kwestie van noblesse oblige, en hetzelfde voor de jongere generatie te doen.
En weet je, bekendheid is relatief. Je hebt wel degelijk mensen die naar de opera gaan om sterren zoals Jonas Kaufmann of Anna Netrebko in een bepaalde rol te horen, maar de meesten willen gewoon het verhaal zien. En eerlijk: we hebben fantastische zangers en acteurs gekozen.
Hoe verliep de casting voor The Rake’s Progress precies?
Hannigan: Om te beginnen met een oproep aan kandidaten om hun cv en een video in te sturen. Ik kreeg 350 kandidaturen uit 39 landen binnen. Je kunt je voorstellen hoeveel tijd er is gekropen in het bekijken van alle video’s. Uiteindelijk koos ik 125 mensen uit om live voor mij te zingen, in Parijs, Londen, Stockholm en Zürich. Ik koos drie casts uit: een voor Göteborg, een voor de Münich Philharmonic, en een voor De Munt en twee festivals in het Verenigd Koninkrijk en Californië. De voorwaarde was dat ze al in het eerste gevorderde stadium van een professionele carrière moesten zitten. Sommigen zingen dus al, bijvoorbeeld met de Berliner Philharmoniker, in de Staatsoper, de Stockholm Opera enzovoort. Sommigen hadden grote rollen gezongen in kleine zalen, sommigen kleine rollen in grote zalen. Na een carrière van 25 jaar vind ik dat ik kan beslissen of ze er klaar voor zijn.
We hebben ook intens samengewerkt in twee workshops, met onder meer een topsportcoach en een bewegingscoach. We hadden sessies met dirigent Daniel Harding, zangeres-actrice Nathalie Dessay, pianist-dirigent Reinbert de Leeuw. We willen samen de sterke geest van een gezelschap opbouwen. Want dat heb je nodig in opera: je wilt geen stel individuele performers, maar een groep die sterk aan elkaar hangt.
The Rake’s Progress van Igor Stravinski o.l.v. Barbara Hannigan, op 25 en 26/03 in De Munt, Brussel.
Klarafestival: Onze tips
Het vroegere Festival van Vlaanderen Brussel heet al enkele jaren Klarafestival en beperkt zich ook niet meer tot Brussel. Het loopt nog tot 29/03 met ‘Bevrijding’ als losse rode draad.
Onze selectie:
– 20/03: Symphonic Redemption: symfonisch spektakel met dirigent Kent Nagano en het Orchestre symphonique de Montréal. Op het programma onder meer de suite uit Faust van Berlioz en balletmuziek van Stravinski en Debussy (Bozar)
– 22/03: A Faust Symphony: met naast Liszts gelijknamige symfonie ook muziek van Henze en Tsjaikovski (Bozar)
– 23-24/03: Homo Deus Frankenstein: muziektheater voor kinderen (Bronks)
– 23/03: The Hermetic Organ: jazzlegende John Zorn op het orgel van Bozar
– 28/03: Libera me: opvoering van het monumentale Requiem van Giuseppe Verdi o.l.v. Teodor Currentzis (Bozar)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier