Socioloog Rudi Laermans: ‘Burgerpanels zijn een schoolvoorbeeld van schijndemocratie’

Burgers bezoeken het Vlaams Parlement. © Belga
Han Renard

In zijn essay Democratie zonder politiek, een uitgewerkte versie van de Paul Verbraekenlezing die hij begin maart gaf, betoogt socioloog Rudi Laermans dat de democratie mede ten onder gaat aan te weinig politieke strijd. Daardoor haken grote groepen kiezers af.

Hoezo te weinig politieke strijd? Je krijgt toch vaak de indruk dat juist over alles politiek wordt gekissebist?

Rudi Laermans: Over sociaal-economische kwesties wordt veel te weinig politieke strijd gevoerd. Terwijl de sociale zekerheid en de verzorgingsstaat onder grote druk staan. Maar je kunt niet zeggen dat een partij als Vooruit, bijvoorbeeld, zich kapot vecht voor de verzorgingsstaat. En wat helemáál buiten schot blijft in de politieke arena, zijn de economische machtsverhoudingen. Hoe krijgen werknemers meer inspraak in economische beslissingen, zeker binnen grote bedrijven, die sterk wegen op de politieke besluitvorming? Meer economische democratie kan ook de politieke democratie versterken.

Op welke manier?

Laermans: Andere economische verhoudingen, met meer macht voor de werknemers, kunnen de nationale politiek meer armslag geven. Tegenover bedrijven die vandaag, op grond van wat ik marktsoevereiniteit noem, landen tegen elkaar uitspelen, om bijvoorbeeld fiscale of ecologische regelgeving aan hun laars te lappen.

Laaggeschoolde mensen haken af van de politiek omdat ze zich niet vertegenwoordigd en gerespecteerd voelen. U hebt het over een diplomademocratie: democratie door en voor hoogopgeleiden.

Laermans: Je ziet dat met name bij ecologische maatregelen. Pas in tweede instantie en na felle reacties komen er soms sociale correcties. Het meest prangende voorbeeld zijn de nieuwe EPC-normen om woningen tegen 2030 energiezuinig te maken. Eigenlijk moet je meteen bij het uitrollen daarvan ook een flankerend sociaal plan hebben, om in achtergestelde wijken op een collectieve manier die normen te halen. Het is toch van de gekke dat mensen zonder spaarcenten en met vaak precaire en slecht betaalde banen op eigen houtje hun woning zouden moeten renoveren. Ik begrijp dat die mensen zich door de politiek in de steek gelaten voelen. Het zijn de vakbonden die nog het hardst de stem van deze mensen verdedigen en proberen hun belangen op de politieke agenda te krijgen.

Je hebt toch ook de PVDA/PTB, die op winst staat, ook in Vlaanderen?

Laermans: Klopt. Ik hoorde onlangs iemand zeggen: de PVDA is eigenlijk de vakbondspartij – de partij die vakbondseisen tamelijk ongefilterd de politieke arena binnenloodst. Een wat overtrokken maar niet geheel onjuiste observatie. In Brussel en Wallonië heeft de PTB ook echt invloed. Dat iemand als PS-voorzitter Paul Magnette nu pleit voor een 32-urige werkweek, komt doordat hij de hete adem van de PTB in de nek voelt.

Wat helemáál buiten schot blijft in de politieke arena, zijn de economische machtsverhoudingen.

Het vertrouwen in de democratie staat in Vlaanderen op een laag pitje blijkt uit elke enquête. Om dat vertrouwen te herstellen, pleiten mensen als auteur David Van Reybrouck ervoor om gelote burgerpanels een stevige vinger in de besluitvorming te geven. U bent daar een koele minnaar van?

Laermans: Op lokaal niveau kan een burgerpanel werken. Maar dan nog blijft de achilleshiel van zo’n loting overeind, namelijk dat die gebeurt onder mensen die zich aandienen, en bereid zijn er tijd en energie in te stoppen. De niet-geïnteresseerden sluit je per definitie uit. We weten waar die zitten: onderaan de sociale ladder. Aan het wijdverspreide democratische wantrouwen in die groepen verandert een burgerpanel dus helemaal niets. Zelfs als je de samenstelling van het panel corrigeert op gender, diploma of kleur, wat soms gebeurt. Er zit dan misschien wel een gekleurde schoonmaakster mee te delibereren. Maar die is niet representatief voor de bredere groep die gewoon is afgehaakt. Een slogan als ‘laat de burgers zelf beslissen’ vind ik daarom ontzettend kort door de bocht. Bovendien onderga je als burger een hele transformatie als je lid wordt van een burgerpanel. Je wordt immers in de materie ingewerkt door experts. Die mensen zijn heel probleemgericht. Ideologische standpunten verdwijnen daarbij naar de achtergrond. Burgers gaan vervolgens samen met die experts op zoek naar een oplossing, los van de politieke strijd over waarden en belangen. Daarom worden die besluitvormingsprocessen ook altijd intens gecoacht, precies om te voorkomen dat het te hard gaat knetteren.

In de politiek knettert het vaak, en uiteindelijk beslist de meerderheid. Een burgerpanel streeft juist naar een consensuele beslissing, het liefst zonder dat er een stemming aan te pas komt.

Laermans: Precies. Het burgerpanel dat vastgeklikt zit aan het Brusselse parlement bijvoorbeeld. Daar probeert men stemmingen zo veel mogelijk te vermijden en als het toch zover komt, kan een besluit alleen met vier vijfde van de stemmen worden aangenomen. Daarmee zeg je eigenlijk: ongeveer iedereen moet het ermee eens zijn. De gedachte van een burgerpanel is dat je moet blijven argumenteren totdat het beste argument wint, en daarop stoel je dan een besluit. Maar het gaat hier niet over wetenschappelijke feiten, het gaat over politieke kwesties. Of een argument voor jou aanvaardbaar is, hangt dus mee af van je politieke overtuigingen.

Burgerpanels zijn dus geen goede techniek om het vertrouwen in de democratie te herstellen?

Laermans: Ik vind burgerpanels eigenlijk een schoolvoorbeeld van schijndemocratie. Waarom zou een uitgelote burger het recht hebben om namens jou te spreken? Burgers die mee beleid maken, zonder dat ze ooit een programma aan de kiezers hebben voorgelegd? Ik vind dat niet bepaald democratisch. Het is niet omdat de oude Grieken in Athene met een kleine groep burgers een lotingmechanisme bruikbaar vonden, dat dit ook kan werken in onze superdiverse samenleving, met zo veel uiteenlopende belangen.

Burgers die mee beleid maken, zonder dat ze ooit een programma aan de kiezers hebben voorgelegd? Ik vind dat niet bepaald democratisch.

Hoogopgeleiden zweren vaak bij burgerpanels of zogenaamde deliberatieve democratie, ter versterking van de democratie. Volkse protestbewegingen, zoals de gele hesjes in Frankrijk, vragen juist meer directe democratie en referenda. Gelooft u daarin?

Laermans: Het hangt ervan af. In specifieke lokale kwesties, zoals een mobiliteitsprobleem of de ontwikkeling van een braakliggend terrein, kan een goed voorbereid referendum, met weloverwogen keuzemogelijkheden, zeker werken.

U verwijst naar een citaat van David Van Reybrouck, die referenda afwijst omdat ze appelleren aan ‘onderbuikgevoelens.’

Laermans: Ik was geschokt toen dat ik citaat uit zijn pamflet Tegen verkiezingen nog eens onder ogen kreeg. Dat gewone mensen te dom zijn en met hun onderbuik stemmen, was ook gedurende de hele negentiende eeuw hét argument van de burgerij tegen de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht.

Zelf pleit u dan weer voor radicaal reformisme om het vertrouwen in de democratie te stutten. Wat bedoelt u daarmee?

Laermans: Hervormingen die verder gaan dan een kleine hervorming en die echt structurele impact hebben. Denk aan een vermogensbelasting of op zijn minst een vermogenswinstbelasting, aan duurzame vermindering van de arbeidstijd voor met name zware beroepen in het onderwijs en de zorg, of aan een basisinkomen.

Het ziet ernaar uit dat de verkiezingscampagne vooral over migratie zal gaan. Volgens De Stemming van VRT NWS en De Standaard is migratie voor 22 procent van de Vlamingen het grootste probleem in ons land.

Laermans: Ik vind dat kranten op dat vlak eenzijdig een agenda zetten en aldus zelfversterkend werken. Hetzelfde in programma’s als De Afspraak. Je maakt een thema natuurlijk steeds belangrijker door te blijven zeggen: dit is het belangrijkste thema. Dat is echt op het randje af. Volgens diezelfde cijfers bovendien liggen zeven op de tien Vlamingen wakker van andere dingen, koopkracht bijvoorbeeld. Bovendien voelt haast iedereen zich in het migratiedebat geroepen om mee rechtsom te gaan. Er is een soort neoliberale consensus die zegt dat economische migratie van hoogopgeleiden oké is, maar migratie van onderop helemaal aan banden moet. Over de rechten van asielzoekers spreekt haast niemand nog.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content