Sociale media: de speeltuin van mensenhandelaars, loverboys en mensensmokkelaars
Kwetsbare jonge meisjes, vrouwen op zoek naar een betere toekomst en hopeloze vluchtelingen: door de groei van internet en sociale media kunnen criminelen eenvoudiger en anoniemer dan ooit hun prooi vinden.
Nooit eerder was het voor mensenhandelaars en -smokkelaars zo makkelijk om hun zaakjes te plannen. In haar jaarrapport wijst federaal migratiecentrum Myria daarvoor één onmiskenbare factor aan: ‘Internet en sociale media zijn in feite ontmoetingsplaatsen voor het organiseren en wederzijds faciliteren van mensenhandel en mensensmokkel.’
Pooiers, loverboys en mensensmokkelaars hebben hun werkterrein de afgelopen jaren steeds meer verlegd van de analoge naar de digitale wereld. Ze bereiken er een groter aantal slachtoffers, landsgrenzen zijn er van geen tel en door de grotere anonimiteit is de bewijslast voor politie en justitie veel moeilijker hard te maken.
Opvallend genoeg speelt het darknet – een afgesloten stukje internet waar drugsverkoop, kinderporno en huurmoordenaars als snoep over de digitale toonbank gaan – daarin slechts een beperkte rol.
‘Het darknet vraagt toch een zekere technische kennis en knowhow. We komen vooral de grote internetspelers tegen. Facebook, Skype, Viber, Whatsapp, Instagram: alle bekende namen vind je terug in onze dossiers,’ zegt Stef Janssens, expert mensenhandel en mensensmokkel bij Myria.
Internet en sociale media zijn in feite ontmoetingsplaatsen voor het organiseren van mensenhandel en mensensmokkel.
Voor mensenhandelaars en loverboys is het heel wat makkelijker om in chatrooms, Facebookgroepen, op Skype of Instagram op zoek te gaan naar hun slachtoffers. Vooral minderjarigen zijn volgens Myria kwetsbare prooien op sociale media: ze geven zich sneller bloot, en criminelen misbruiken de informatie die ze vinden om met allerhande verleidingstechnieken in het hoofd van hun slachtoffer te kruipen. Door hen emotioneel afhankelijk te maken of hen compromitterende foto’s te ontfutselen, nemen loverboys de controle over.
Vooral Facebook blijkt daarvoor een geliefkoosd medium: kwetsbare jongeren die gevoelig zijn voor een afhankelijkheidsrelatie beschikken vaak over een Facebookprofiel dat niet erg goed afgeschermd is voor onbekenden. Eens het contact gelegd is en de gesprekken persoonlijker worden, schakelen zowel mensenhandelaars als loverboys over naar chatapplicaties als Whatsapp en Viber. In de Verenigde Staten werd Instagram door een mensenhandelaar gebruikt om modellen te rekruteren.
In meer dan één dossier duiken verhalen op van jonge vrouwen, ook minderjarigen, die in hun thuisland reageerden op een onschuldige advertentie en later in België uitgebuit en geprostitueerd zouden worden.
Facebook, Skype, Viber, Whatsapp, Instagram: alle bekende namen vind je terug in onze dossiers.
Nu al wordt zo’n vijftig procent van de slachtoffers van loverboys via het internet geworven. De faciliterende rol van het internet en sociale media is daardoor niet alleen ‘cruciaal’ geworden, Myria ziet het belang ervan nog aanzienlijk toenemen in de toekomst. De uitdaging voor speurders wordt er alleen maar groter door.
‘De grote internetdiensten worden vaak ook door criminele netwerken gebruikt bij wijze van contrastrategie,’ aldus Janssens. ‘Ze weten dat telefoongesprekken afgeluisterd kunnen worden, maar discussies over transacties of transporten zijn veel moeilijker te traceren via bijvoorbeeld Skype.’
Bijkomend probleem: loverboys en mensenhandelaars adverteren hun slachtoffers vaak op grote commerciële websites voor seksadvertenties. Die websites zijn eigenlijk illegaal in ons land, waardoor het voor justitie onmogelijk is akkoorden af te sluiten met zulke websites.
Modernisering
Niet alleen het zoeken naar slachtoffers is er veel makkelijker door geworden, maar criminelen gebruiken verborgen kanalen op sociale media ook voor hun marketing, PR en zelfs financieel management. ‘Je ziet dat mensensmokkelaars heel goed weten hoe ze met moderne technologieën om moeten gaan,’ zegt Stef Janssens. ‘Terwijl in de media de beelden verschenen van Aylan, het Syrische jongetje dat verdronken was tijdens een gevaarlijke overtocht, gebruikten de smokkelaars op Facebook beeldmateriaal van mensen die arriveerden en in een promotiefilmpje reclame maakten voor de bewuste smokkelaars. Dat is wel het toppunt van cynisme.’
Met de vluchtelingencrisis hebben dergelijke smokkelaars een erg grote afzetmarkt, die ze via sociale media direct weten te bereiken. Volgens een recent rapport van het Europees Migratie Netwerk is het gebruik van sociale netwerken bij migrantensmokkel ‘exponentieel toegenomen’.
Opnieuw blijkt Facebook het kanaal bij uitstek, al valt ook de naam van Telegram en andere chatapps. Criminele smokkelaars zetten er alle mogelijke informatie voor vluchtelingen in de kijker: wachttijden en prijs voor de overtocht naar Europa, beschikbare visa, en zelfs Facebook-advertenties met een aanbod voor schijnhuwelijken.
Het Europees grensagentschap Frontex ziet dat de vluchtige aard van die media smokkelaars een voordeel biedt: ‘wat opvalt is dat deze pagina’s zeer snel verschijnen maar net zo snel weer verdwijnen, waardoor het moeilijk is ze te traceren.’
Criminelen weten dat telefoongesprekken afgeluisterd kunnen worden, maar discussies over transacties of transporten zijn veel moeilijker te traceren via Skype.
Maar, zo benadrukt Myria, het is met het internet niet uitsluitend kommer en kwel. Stef Janssens: ‘Migranten en slachtoffers van mensensmokkel delen via sociale media ook erg waardevolle informatie over locaties waar hun en slaapplaatsen te krijgen zijn. Daar werd zelfs een speciale app voor ontwikkeld door Google en ngo’s.’
Toen in 2015 de migratieroute naar Kroatië en Servië verschoof, deelden migranten via sociale media kaarten met de locaties van landmijnen uit de Balkanoorlogen. Meer nog dan eten en water zou een smartphone de absolute basisbehoefte van migranten en vluchtelingen zijn.
Bovendien heeft het internet de mogelijkheden voor speurders gevoelig uitgebreid. ‘Enerzijds zie je dat de netwerken voor mensenhandel en mensensmokkel heel wat faciliteiten in handen krijgen via internet en sociale media. Anderzijds hebben justitie en politie ook niet stilgezeten: zij hebben sociale media ook volop in hun onderzoeksmethodes opgenomen. Je ziet nu al dat informatie daaruit af en toe in een vonnis gebruikt wordt.’
‘Je kan internetbronnen voor gigantisch veel onderzoeken gebruiken: identificatie van slachtoffers, detectie van verdachten, een financieel onderzoek, enzovoort.’ Om die onderzoeksmogelijkheden optimaal te benutten, is volgens Myria wel nog heel wat vorming vereist. Politiediensten hebben al heel wat training gekregen, maar vooral bij de sociale inspectie schiet een en ander nog tekort.
Ook de samenwerking met grote internetspelers kan nog veel beter. Om bij Facebook informatie los te weken, moet een aanvraag gedaan worden via een rechtshulpverzoek langs een verbindingsofficier. ‘Die procedure is simpelweg heel omslachtig en tijdrovend’, klinkt het.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier