Sigrid Spruyt gaat in zwemverzet: ‘Het lijkt wel alsof alle water vandaag onveilig is in Vlaanderen’
En zo werd het toch nog zomer. Weer één zonder veel wildzwemmen, want dat is bijna nergens toegelaten. Voormalig nieuwsanker en fervent zwemster Sigrid Spruyt is al die verbodsborden en betutteling beu. ‘Onze grootouders sprongen massaal in de vaart.’
Zelfs in het tergend trage Vlaanderen veranderen de tijden. Onlangs onze heimatklassieker Pallieter nog eens uit de kast gehaald. Een boek over een schavuit die opgroeit aan de boorden van de Nete – in 1916 leek het daar geen oorlogszone, maar een aards paradijs.
Pallieter is door veel generaties de hemel in geprezen, en door minstens evenveel anderen de grond in geboord. Hij was te suf, te braaf, te tam. Maar vandaag is Pallieter weer revolutionair.
Zijn revolte begint op pagina 10, wanneer Felix Timmermans beschrijft hoe hij ‘in zijn blooten flikker’ naar de Nete huppelt. ‘Pallieter liep en sprong zoo maar rats het hooge water in, duikelde naar onder en kwam weer blinkend van water en geluk, naar asem scheppend, in het midden boven. De waterkoelte deed het bloed in zijn lijf opspringen, het deed hem deugd, en hij lachte.’
Het grote geluk van onze Vlaamse held is vandaag amper nog te imiteren. Toch niet straffeloos: het zou niet alleen hoon opleveren, maar ook een zware boete voor openbare zedenschennis en zwemmen in de Nete. In 1916 was dat allemaal nog normaal. Aan de oevers van die rivier zijn nog restanten te zien van die zwemcultuur: een brasserie die Het Badhuis heet, bijvoorbeeld, in Kessel. Of bordjes die verwijzen naar het Saint-Tropez-aan-de-Nete.
Maar ook elders in het land werd toen in vlieten, vaarten en vesten gedoken. Pallieter was niet alleen. Op wilde nachten zwommen jongeren de Schelde over, terwijl hun vrienden door de tunnel liepen met hun kleren. Er zijn toen veel stoere oud-strijdersverhalen geschreven.
De rijken hebben wel een zwembad in hun tuin of appartementsblok, maar de armen kunnen stikken. Alleen Brugge doet echt moeite.
Voormalig nieuwsanker Sigrid Spruyt hoopt dat die tijden ooit terugkomen. Ze is niet alleen een enthousiaste ijsbeer, maar ook een lid van Outdoor Swimming Belgium, dat ijvert voor meer open zwemwater.
Nochtans heeft ze binnen leren zwemmen in het allang afgebroken Astridbad in de Nerviërsstraat in Antwerpen. Later trok ze naar buiten en vooral de voorbije jaren ontdekte ze de helende kracht van natuurlijk water in open lucht. Ze schreef er twee jaar geleden zelfs een mooi boek over: Dagboek van een ijsbeer.
Op pagina 10 bracht ze, net als Pallieter, een ode aan haar passie : ‘Zwemmen helpt altijd. Zeker wanneer alles tegenzit en je wel zou kunnen janken, kapot, leeg, dood. Onderduiken kan je dan redden. (…) Nadien voel je je verzaligd, de wereld te rijk.’
Ze is niet de enige die er zo over denkt. ‘In Engeland is het aantal leden van Outdoor Swimming Society het voorbije jaar met zesendertig procent gestegen’, vertelt Spruyt. ‘Ook in Vlaanderen en elders in Europa hebben mensen tijdens corona herontdekt hoe heerlijk buitenzwemmen kan zijn.’
Alleen de Vlaamse overheid is niet mee, want het is hier bijna nergens mogelijk. Op tachtig plaatsen na, waarvan de helft dan nog aan zee liggen.
De Nederlanders hebben meer zwemmersgeluk: in het land van Oranje zijn er zevenhonderdvierentwintig plekken om in het water te duiken. ‘Net als in de rest van Europa mag je daar ook in rivieren en vijvers duiken’, zegt Spruyt. ‘Tenzij het anders staat aangegeven. Wij zijn de grote uitzondering waar dat allemaal niet mag.’
Op school leerden we al dat wildzwemmen gevaarlijk is. Het is de stroming, mevrouw. Om van de scheepvaart nog te zwijgen.
Sigrid Spruyt:Op sommige rivieren is er een sterke stroming, je moet weten wat je daar doet. We vinden ook niet dat iedereen verplicht overal moet gaan zwemmen. Wel dat er in de openlucht meer recreatieve zones moeten komen. Daarnaast moeten getrainde zwemmers overal kunnen zwemmen, tenzij het echt te gevaarlijk is. Ook voor de scheepvaart is er een oplossing: zwem met een oranje boei, zodat je duidelijk zichtbaar bent.
Maar het blijft wel een risico.
Spruyt: Overal in Europa zwem je op eigen risico. Alleen wij hier in Vlaanderen hebben het moeilijk met het begrip ‘eigen verantwoordelijkheid’. We verbieden liever alles, zodat we geen last hebben. Alle water is hier per definitie onveilig: zo wordt de angstcultuur gevoed. Neem bijvoorbeeld Schoten-Vaart. Daar hebben ze de boorden verhoogd, om wildzwemmen zo veel mogelijk te ontmoedigen. Ook alle trapjes zijn weggehaald. Zo creëer je net gevaarlijke toestanden. In Nederland gaan ze daar veel relaxter mee om. Hoewel je daar op veel meer plaatsen in de openlucht mag zwemmen, zijn er minder verdrinkingen.
Oké, maar elke dode is er één te veel.
Spruyt: Zolang de mens bestaat, zullen er ongelukken gebeuren. Als je die wilt vermijden, kom je het best niet meer buiten. Honderd procent veiligheid bestaat nu eenmaal niet. Het aantal doden op het water valt trouwens nogal mee: in 2019 zijn er 120 mensen verdronken in Vlaanderen. Twee derde waren zelfmoorden. De rest waren mensen die per ongeluk met hun auto in het water reden, een hartstilstand kregen… en ook een handvol mensen die echt verdronken zijn. Die ongevallen worden altijd uitvergroot in de pers. Zoals die asielzoeker die vorige zomer in de Nete verdronk, omdat hij niet kon zwemmen. Dat moest wel fout aflopen, maar dat zijn uitzonderingen. Op de weg vallen elk jaar veel meer doden. Dan zeggen we toch ook niet: niemand mag nog de baan op, we schaffen de auto af?
Hebben we altijd zo veel watervrees gehad?
Spruyt: Helemaal niet. In de antieke oudheid vonden we water fantastisch. Zwemmen was iets goddelijks. Dat veranderde in de middeleeuwen, toen het des duivels werd. De kerk speelde daar een grote rol in. Ze zagen zwemmen als iets sensueels. Zoveel vrijheid en genot wilde ze aan banden leggen. De zwemmer was een ongelovige, die alleen maar gered kon worden door Christus. Pas in de romantiek werd het zwemmen herontdekt, door mensen als Johann Wolfgang Goethe of Lord Byron. Onze grootouders sprongen massaal in de vaart. Meestal naakt.
Zoals Pallieter en De Witte van Sichem.
Spruyt:(knikt) De overheid was daar wel niet mee opgezet. Ze vond al dat naaktzwemmen in rivieren en vijvers zedenschennis. Bovendien werden door besmet water ook ziektes als cholera doorgegeven. Daarom werden er, voor het welzijn van de volksmens, in de negentiende eeuw zwembaden gebouwd. Zo konden ze mensen onder de douche krijgen. In Antwerpen bijvoorbeeld ontwierp de stadsarchitect Pierre Bruno Bourla in 1852 het eerste buitenzwembad aan het Zuid. Jarenlang mochten daar alleen mannen gaan zwemmen. Naakt ook – vrouwen keken dan soms over de omheining. Zij hebben hun recht op zwemmen echt moeten afdwingen. In 1879 kregen ook zij toelating om op dinsdag- en vrijdagvoormiddag in het Zuiderbad te gaan zwemmen. In een badpak, dat toen nog heel duur was.
De overheid heeft ons dus uit de rivieren gehaald?
Spruyt: Klopt. Stilaan werd zwemmen in Vlaanderen synoniem met een zwembad, zwemhokjes en controle. Nog voor de Tweede Wereldoorlog werden zwembaden opgenomen in de wet op ‘gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen’. De eerste veiligheidsrichtlijnen voor zwembaden kwamen er in 1950, en in 1970 werden zwembaden opgenomen in het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming. Wéér in de rubriek ‘gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen’: dat zegt alles. Vandaag zijn zwembaden Vlaamse materie. Alle voorschriften om een zwembad te openen zijn opgenomen in VLAREM II en dat zijn er absurd veel. Nogal wiedes dat veel gemeentes en steden dan zeggen: ‘voor ons hoeft een zwembad niet’. Of ze besteden het uit aan een privépartner zoals Sportoase.
In Geraardsbergen sloot onlangs zelfs den Dok, het oudste openluchtzwembad van het land, na meer dan honderddertig jaar.
Spruyt: Alle openluchtzwembaden hebben het vandaag moeilijk: de voorbije twintig jaar is de helft verdwenen. Bijzonder jammer, want iedereen heeft daar wel herinneringen aan. De legendarische hete zomer van 1976 heb ik doorgebracht in het openluchtzwembad van Brasschaat. Heel Antwerpen zat daar toen. Rond de eeuwwisseling is ook dat zwembad voorgoed gesloten. Zogezegd omdat er te veel problemen waren, maar dat was een drogreden. Het was niet meer rendabel door al die voorschriften. Ook het weer speelt een rol: als het regent, komt er geen kat.
In het missionstatement van jullie Britse voorbeeld, de Outdoor Swimming Society, staat: ‘Beloven om waar het ook kan uit de kleren en in het water te gaan.’ Klinkt romantisch. Soms gebeurt het ook: in het Houtdok in Gent wordt al een tijdje massaal clandestien gezwommen. Nu gaat de overheid onderzoeken of daar niets mogelijk is.
Spruyt: Dat is inderdaad heel mooi. Maar het loopt niet altijd even goed. Het probleem is dat onze wetgeving gebaseerd is op vergunningen: je hebt er een nodig om de natuur te mogen gebruiken. Een surfersclub krijgt bijvoorbeeld een vergunning om te surfen op het Galgenweel. Op dat moment is die vijver ook helemaal van hen. Terwijl je daar ook perfect zou kunnen zwemmen, maar dat mag dus niet. Alleen in het water bestaat apartheid nog. Dat is toch krankzinnig? Met goede afspraken zouden surfers en zwemmers perfect kunnen samenleven in het water. Ook natuurverenigingen staan jammer genoeg nogal argwanend tegenover mensen die in meren en rivieren willen zwemmen. Ze vinden dat wij een bedreiging zijn voor de natuur, terwijl we net een deel van de natuur zijn.
Op sommige plaatsen kun je wel in een meer duiken: in De Ster in Sint-Niklaas bijvoorbeeld.
Spruyt: Het eerste wat je daar ziet, is een bord: ‘Verboden te zwemmen.’ Wat verderop hebben ze een zone afgebakend in het meer waar je wel kunt zwemmen. Het is beter dan niets natuurlijk, maar het symboliseert wel het Vlaamse beleid: het is onmogelijk om in een meer te zwemmen, eerst moeten we een zwembad maken. Daar zijn dan alle zwembadregeltjes van toepassing. Soms ga ik samen met andere ijsberen zwemmen in de Maas. ‘Mag dat?’ vragen mensen dan. Typisch Vlaams – we zijn er intussen gewend aan geraakt dat we betutteld worden. We associëren zwemmen ook altijd met doorzichtig chloorwater. Het idee dat je ook in natuurlijk water kunt zwemmen, is verloren gegaan. Mensen denken dat dat vies is.
Is dat dan niet zo?
Spruyt: Natuurlijk is de kwaliteit van ons water slecht. Dat is nog een reden om zwemmen in de openlucht toe te laten. Dan is de overheid wel verplicht om inspanningen te leveren om het te verbeteren. Hetzelfde geldt voor het zwemonderwijs. Vroeger was dat heel degelijk: je moest vijfentwintig meter in een zwemslag kunnen zwemmen om een diploma te behalen. Vandaag kun je dat brevet zelfs halen door op z’n hondjes te spartelen.
U bent lid van Outdoor Swimming Belgium. Is het gemakkelijk om de zwemmers te verenigen?
Spruyt:Niet zo. Zwemmers zijn einzelgängers. Je doet het meestal alleen of met een paar vrienden. Behalve mensen die in een competitieverband zwemmen, zit bijna niemand in een club. Daarom staan we niet sterk. Dat merkte je ook na de eerste lockdown: zowat alles mocht weer, behalve zwemmen.
Intussen worden er overal privézwembaden gebouwd.
Spruyt: De rijken hebben wel een zwembad in hun tuin of appartementsblok, maar de armen kunnen stikken. Alleen in Brugge doen ze echt moeite: daar kun je zwemmen aan de Coupure. Maar in een grote stad als Antwerpen zijn er welgeteld twee buitenzwembaden: De Molen op Linkeroever en de zwemvijver Boekenberg in Deurne. Daar moest de voorbije weken al blokzwemmen ingevoerd worden. Terwijl het water nog maar vijftien graden is – zo veel mensen willen zwemmen. Een van onze mensen kaartte dat onlangs aan bij de overheid. ‘Dat weet je als je in de stad gaat wonen’, antwoordden ze. Tja. In Brussel is er zelfs geen enkel buitenzwembad, terwijl er in de Nederlandse hoofdstad Amsterdam zes zijn.
Vorige zomer trokken veel Brusselse jongeren naar Blankenberge. Dat zijn ze daar nog niet vergeten. En vorige week was het boel aan de Blaarmeersen in Gent.
Spruyt: Je kunt toch niet verwachten dat die jongeren blijven koken in hun appartementen? In de Blaarmeersen is het water nu vrij voor Oost-Vlamingen, maar niet voor mensen die van elders komen. Die moeten reserveren en betalen. Eigen water eerst, dat is de mentaliteit. In plaats van te zorgen voor meer water voor iedereen. Hoe langer ze wachten om daar iets aan te doen, hoe meer rellen we zullen krijgen in de toekomst. Als ze dat nu maar eens zouden inzien.
Terwijl Sigrid Spruyt de daad bij het woord voert en gaat zwemmen in het wild, lees ik voort in Pallieter. Op het einde van het boek raakt hij zijn oude paradijs aan de Nete wat beu. Te veel moderniteit en regels. ‘Adieu Schoon Land…’ roept hij ergens. ‘Maar in zoo’n land blijf ‘k nie wonen.’
Daarna trekt hij de wijde wereld in. ‘Holland, Noorwege, Spanje, IJs-en Zonland, naar Javitta, drij ure bove d’ hel, ’t luilekkerland, ’t aap- en snotland, vlakten en berge, altij achter mijne neus! Saluu.’
Of onze Vlaamse held daar ook naakt in de rivieren gezwommen heeft, vermeldt Felix Timmermans niet.
Sigrid Spruyt
– Geboren op 24 maart 1964 in Deurne
– Start in 1989 als journalist-reporter bij de BRT
– Wordt in 1997 nieuwsanker van het VRT-journaal
– Neemt in 2007 afscheid van de nieuwsdienst en in 2010 ook van de VRT
– Publiceert in 2019 het boek Dagboek van een anker
– Is lid van Outdoor Swimming Belgium en brengt in 2019 Dagboek van een ijsbeer uit over haar liefde voor zwemmen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier