Seksisme in de advocatuur: ‘Geweld tegen vrouwen is binnen justitie geen prioriteit’
‘Advocaten moeten het nog altijd hebben van haantjesgedrag’, zegt Mieke Van den Broeck, die samen met gelijkgestemde vrouwelijke advocaten seksisme in de advocatuur en in justitie in het algemeen aan de kaak stelt.
Machismo blijkt onder advocaten vaak nog de omgangsvormen te dicteren. Opmerkingen over hun uiterlijk, seksistische commentaar, oneerbare voorstellen – hoogopgeleide, mondige vrouwelijke advocaten krijgen er in hun vak veel meer mee te maken dan ze lief is. Ze stellen zich dan ook de vraag of mannen met zulk een mentaliteit wel goed geplaatst zijn om de verdediging te voeren van kwetsbare vrouwen die het slachtoffer werden van seksueel of ander geweld.
Op de Internationale Vrouwendag begin deze maand, kort voordat het coronavirus het land op slot deed, hielden dertig vrouwelijke advocaten daarom een protestactie op de trappen van het Brusselse justitiepaleis tegen het volgens hen nog wijdverbreide seksisme binnen justitie.
Aan de top is er een totale wanverhouding. Naar schatting 10 à 20 procent van de vennoten in advocatenkantoren zijn vrouwen.
In de Brusselse standplaats van het Progress Lawyers Network, een netwerk van progressieve advocaten met kantoren in Brussel en Antwerpen, spraken we initiatiefneemster Mieke Van den Broeck en haar collega-advocaten Mieke Van Laer en Marie Doutrepont. Daags voor de protestactie had de bekende strafpleiter Sven Mary in Het Laatste Nieuws gezegd dat hij geen vrouwelijke advocaten meer aanneemt in zijn kantoor na een zogeheten MeToo-incident met een vrouwelijke stagiaire – een uitspraak die heel wat vrouwelijke advocaten deed steigeren.
Mieke Van den Broeck:De uitspraken van Sven Mary zijn kenmerkend voor de machocultuur binnen de advocatuur, waarin alledaags seksisme heel normaal is. Een cultuur waarin vrouwelijke stagiaires worden gekleineerd en men hen laat voelen dat vooral hun uiterlijk belangrijk is. Waarin vrouwelijke advocaten seksueel worden geïntimideerd of oneerbare voorstellen krijgen. En toch wordt ons gezegd, door de Orde van Vlaamse Balies: er is geen seksisme in de advocatuur, of toch niet meer dan in andere beroepsgroepen. Uit een recente enquête van de Orde moet blijken dat slechts 5 procent van de Vlaamse advocaten seksisme rapporteert. Maar als je ervan uitgaat dat de grote meerderheid van die 5 procent vrouwen zijn, kun je stellen dat minstens een op de tien vrouwelijke advocaten met seksisme of MeToo-ervaringen te maken heeft.
Marie Doutrepont: Er is ongetwijfeld ook sprake van een groot dark number, het echte aantal slachtoffers ligt veel hoger. Na onze actie kregen we in drie dagen tijd al een veertigtal getuigenissen binnen. Weliswaar anoniem, wat erop wijst hoe moeilijk het is voor vrouwelijke advocaten om hiermee naar buiten te komen. Je schrikt als je leest wat er allemaal aan de hand is, tussen advocaten onderling, tussen advocaten en magistraten, tussen advocaten en cliënten. Partners in grote kantoren die weigeren om te zeggen dat een vrouwelijke medewerkster de conclusies heeft opgesteld, want de cliënt wil niet door een vrouw worden vertegenwoordigd. Vrouwen die opmerkingen krijgen over de lengte van hun jurk, of, erger nog, over wat ze onder die jurk dragen.
Van den Broeck: In de meeste kantoren is er geen probleem, maar er zijn genoeg uitzonderingen. En feit is ook dat onze beroepsverenigingen en onze mannelijke confraters seksisme niet au sérieux nemen. Maar een groot en specifiek probleem in de advocatuur is met name de kwetsbaarheid van jonge advocaten. Voordat je als zelfstandig advocaat aan de slag kunt, moet je gedurende drie jaar stage lopen bij een oudere advocaat. Je hebt dan het statuut van zelfstandige, zonder enige ontslagbescherming. Eventuele problemen op kantoor kun je aankaarten bij de stafhouder, het hoofd van de balie. Dat systeem werkt in vele gevallen prima, en in een vriendschappelijke sfeer. Maar juist in die sfeer is het, zeker voor vrouwelijke stagiaires die in een kwetsbare positie zitten, bijna onmogelijk om zoiets gevoeligs als seksisme aanhangig te maken. De stafhouder is misschien de beste vriend van je baas.
Mieke Van Laer: Veel vrouwelijke stagiaires durven geen klacht in te dienen omdat ze bang zijn dat ze nadien nergens anders nog hun stage zullen kunnen afmaken. In dat ons-kent-onswereldje gaat degene tegen wie je die klacht hebt ingediend je misschien wel zwart maken.
Doutrepont: En ook na die stageperiode blijven jonge advocaten, die vaak geen eigen kantoor hebben, afhankelijk van hun voormalige stagemeester of van oudere advocaten in grote kantoren om te kunnen werken.
Waar komt de machocultuur die jullie hekelen vandaan?
Van den Broeck: Advocaat is natuurlijk lange tijd een zuiver mannenberoep geweest. Pas sinds 1922 mogen vrouwen advocaat worden, en pas sinds 1958 zonder de toestemming van hun man. Maar dat is toch ook alweer meer dan 70 jaar geleden, en nog steeds is het machismo niet verdwenen. Dat zie je aan de manier waarop advocaten met elkaar omgaan. Advocaten moeten het nog altijd hebben van haantjesgedrag, van imponeren, van uitpakken met wat ze kunnen. Op feestjes van de balie worden vrouwen altijd aangesproken op hun kleren, op hoe ze eruitzien, op de manier waarop ze pleiten en hun dossiers behandelen, op hun vrouwelijkheid of hun vermeende gebrek eraan.
Van Laer: Commentaar over kleding is iets wat vaak terugkomt in de klachten die we toegestuurd krijgen van vrouwelijke confraters. Vrouwen krijgen te horen dat ze er sexy uitzien of een mooie korte rok dragen. Het omgekeerde gebeurt ook: ik ken iemand die bij verschillende grote advocatenkantoren aan de deur is gezet omdat ze zich zogenaamd niet vrouwelijk genoeg kleedde. Ze wilde geen mantelpakjes dragen en was bovendien heel assertief. Dat vinden mannelijke confraters dan weer te mannelijk voor een vrouw. (lacht) Het is een moeilijk evenwicht als vrouw in de advocatuur.
Werkt dat ontmoedigend voor vrouwelijke advocaten?
Doutrepont: De Franstalige balies hebben twee jaar geleden een rondvraag gedaan. Daaruit bleek dat vrouwelijke advocaten gemiddeld de helft minder verdienen dan hun mannelijke confraters. En dat er weliswaar enorme bataljons vrouwelijke advocaten op de markt komen, maar dat de meerderheid van die vrouwen er na een jaar of vijf mee stopt. Omdat ze hun eerste kind krijgen, of omdat ze genoeg hebben van het wijdverbreide machismo.
Van den Broeck: Niet zelden worden vrouwelijke advocaten ontslagen nadat ze kinderen hebben gekregen. Want vrouwen met een gezin, die kunnen zogezegd niet mee, dus die moeten we niet. Wij pleiten ervoor om binnen de advocatuur de manier van werken aan te passen aan gezinnen met kinderen. Er zijn ook mannen die voor hun kinderen willen zorgen. En voor die mannen is de situatie vaak nóg erger. Een man die in een groot advocatenkantoor zegt ‘ik ga mijn kinderen ophalen’, botst op totaal onbegrip.
Van Laer: Er wordt vaak gezegd dat de advocatuur vervrouwelijkt, en dat klopt. Onder de 30 jaar is er een verhouding van 60 procent vrouwen en 40 procent mannen. Maar als we de advocaten ouder dan 30 meetellen, blijven er nog 45 procent vrouwen over, tegenover 55 procent mannen. Er zijn dus veel jonge vrouwen die na enige tijd afhaken. En aan de top, bij de partners en de vennoten in grote advocatenkantoren, of bij de mensen die ons vertegenwoordigen in de balies, is er een totale wanverhouding. Naar schatting 10 à 20 procent van de vennoten in advocatenkantoren zijn vrouwen. En bij de Orde van Vlaamse Balies is slechts een van de acht bestuurders een vrouw.
Wij beginnen toch ook niet over wat bij mannelijke confraters in hun onderbroek zit juist voordat ze moeten gaan pleiten?
Hebben jullie persoonlijk met seksisme te maken in de uitoefening van jullie vak?
Van Laer: Ik zat vroeger in een kantoor met een oudere mannelijke confrater en werd daar heel geregeld als de secretaresse aangesproken. Dat vond ik op zich nog niet zo erg. Maar ik maak het ook mee dat een oudere confrater me aanspreekt als ‘schatje’. Als je daar dan geprikkeld op reageert, wordt dat weggelachen. ‘Dat is een compliment, ik wil alleen maar charmant zijn.’
Doutrepont: Het jaar dat ik van mijn zoon ben bevallen, haalde ik mijn vormingspunten niet. Als advocaat moet je namelijk jaarlijks door opleidingen een verplicht aantal punten verzamelen, maar dat was dus niet gelukt omdat ik een paar maanden afwezig was geweest. Ik ben toen op het matje geroepen door de balie. Toen ik uitlegde dat het niet vanzelfsprekend was om mijn gezin met mijn beroepsleven te combineren, kreeg ik als antwoord dat ik dan maar van beroep moest veranderen. En het was nota bene een vrouw die dat zei.
Van den Broeck: Ik had een belangrijke zaak waarin ik pleitte met een oudere confrater, maar de tegenpartij sprak mij nooit aan, en richtte zich alleen tot mijn mannelijke confrater. Terwijl ik de hoofdpleitster was in dat dossier. Wat ook af en toe gebeurt, is dat je mannelijke tegenstrevers in de rechtbank net voordat je gaat pleiten een seksistische opmerking maken, om je te destabiliseren. Heel wat vrouwelijke advocaten zeggen: dat hoort nu eenmaal bij ons vak. Goed, maar wij beginnen toch ook niet over wat in hun onderbroek zit juist voordat ze moeten gaan pleiten? Misschien zouden die mannen dat nog leuk vinden ook, maar eigenlijk hoort dat er niet bij.
Pleiten jullie ook, zeg maar, zo mannelijk mogelijk?
Van de Broeck: Ik denk het wel. We proberen allemaal te pleiten zoals rechters dat van ons verwachten. Als ik zit te wachten om te mogen pleiten en luister naar de advocaten voor mij, merk ik namelijk dat de aandacht van de rechter verslapt als er op een heel vrouwelijke manier wordt gepleit. In gevoelige zaken kun je al eens met emotie spreken. Als een man dat doet, is er sowieso niets aan de hand. Maar als een vrouw dat doet, wordt er al snel met de ogen gerold. Terwijl in sommige zaken emotie gewoon aan de orde is. Als je een slachtoffer van huiselijk geweld moet verdedigen, moet je ook de aandacht vestigen op de psychische problemen die het slachtoffer ondervindt door het fysieke leed dat haar is berokkend. Maar er is een vorm van zelfcensuur bij vrouwelijke advocaten, om juist niet te sterk de emotionele kaart te trekken.
Van Laer: Terwijl het juist superbelangrijk is dat vrouwelijke slachtoffers van seksisme, misbruik of geweld weten dat áls ze dan toch de moed hebben om iemand aan te klagen, ze ook goed zullen worden verdedigd. Maar als ze dan bij een confrater terechtkomen die de gewoonte heeft om seksistische opmerkingen over vrouwen te maken, kun je je toch afvragen of die vrouwen op de best mogelijke manier worden verdedigd.
Tijdens jullie protestactie op Vrouwendag zongen jullie ook de bekende, van oorsprong Chileense feministische hymne Un violador en tu camino.
Van Laer: Wij wilden daarmee aandacht vragen voor geweld tegen vrouwen in het algemeen. Want het antwoord van de politiek en de rechtbanken daarop is minimaal. Er volgt heel zelden een veroordeling voor seksueel of ander geweld op vrouwen. En ook preventief wordt er nauwelijks iets gedaan.
Waaraan ligt dat? Aan de kwaliteit van onze wetgeving?
Doutrepont: Eerder aan het feit dat geweld tegen vrouwen door het parket niet als een prioriteit wordt beschouwd. Er zijn niet genoeg budgetten en de feiten worden te weinig vervolgd. Het wettelijke arsenaal is er tot op zekere hoogte wel, maar het wordt niet gebruikt.
Van den Broeck: Om te beginnen neemt de politie die zaken vaak ook niet serieus. Het is heel moeilijk om een klacht in te dienen.
Van Laer: Soms moeten vrouwen vier keer naar de politie gaan om hetzelfde probleem aan te klagen, voordat de politie zelfs maar bereid is om een klacht te noteren.
Doutrepont: Of vrouwen worden verhoord aan het onthaal, waar iedereen kan meeluisteren. Of niet door een vrouw. Natuurlijk is dit niet altijd en overal het geval, maar de omstandigheden waarin een klacht moet worden ingediend, zijn vaak problematisch.
Van Laer: En vervolgens wordt 60 à 65 procent van de klachten door het parket gewoon geseponeerd.
Omdat de bewijsvoering in zaken van seksueel of huiselijk geweld zo moeilijk is?
Van Laer: Gebrek aan bewijs is een van de redenen die men vaak aanhaalt. Maar de vraag is hoe goed er naar bewijs wordt gezocht.
Doutrepont: Ik heb dossiers waarin het onomstotelijk vaststaat dat er klappen zijn uitgedeeld, met medische attesten en een dader die niet eens ontkent, en toch worden die klachten geseponeerd. Er is namelijk een soort praktijk om de eerste keer sowieso te seponeren. Als er een tweede klacht komt, wordt dat eerste dossier opnieuw geopend, maar de vraag is natuurlijk waarom er na een eerste klacht niet strenger wordt opgetreden.
Heeft de MeToo-beweging iets veranderd binnen de rechtspraak? Is er een grotere ontvankelijkheid voor de getuigenissen van vrouwen?
Van den Broeck: Ik heb daar nog niet veel van gemerkt. Er is weerstand bij juristen tegenover de MeToo-beweging en die blijft. Dat is ook wel begrijpelijk. We worden opgeleid met begrippen als het vermoeden van onschuld. Voor een jurist is het daarom heel storend als processen in de media worden gevoerd – wij houden nu eenmaal van ons vak en van procedures.
Gaandeweg is bij mij begrip gegroeid voor vrouwen die in de media de kat de bel aanbinden. Als je ziet hoe moeilijk het zelfs is voor vrouwen die wél over bewijzen beschikken, om met hun zaak aan de slag te gaan, dan kun je je goed indenken dat vrouwen die in een ondergeschikte positie zitten en geen bewijzen hebben, helemaal nergens terechtkunnen. Dan is zo’n dossier naar de media brengen nog de enige optie. Ik snap dat advocaten dat heel jammer vinden, maar dan moet er iets veranderen aan de manier waarop binnen politie en justitie met die klachten wordt omgegaan. In onze opleiding hebben wij eigenlijk nooit iets geleerd over het verschil tussen mannen en vrouwen. We leren dat iedereen gelijk is voor de wet. Niet dat de realiteit niet beantwoordt aan die formele gelijkheid, en al helemaal niet hoe we met dat spanningsveld moeten omgaan.
Doutrepont: Veel advocaten en juristen verzetten zich bovendien tegen het schrijven van wetten waarin je probeert met de verschillen tussen mannen en vrouwen rekening te houden. Er is de illusie dat het recht neutraal is en voor iedereen op dezelfde manier moet worden toegepast. Maar neem femicide, de moord op vrouwen enkel en alleen omdat ze vrouwen zijn. Sommige juristen vinden dat femicide niet als een apart misdrijf in de strafwet mag worden opgenomen. Dat zou discriminatoir zijn tegenover mannen. Maar het is nu eenmaal zo dat bij partnergeweld de overgrote meerderheid van degenen die door hun partner worden vermoord, vrouwen zijn. Dan werpen sommige mensen tegen: ja, maar er worden ook mannen door hun partner vermoord. Goed, maar dat is zo’n klein percentage dat je die twee zaken niet op gelijke hoogte kunt stellen. femicide opnemen in de wet, zou alvast helpen om te erkennen dat vrouwenmoord een groot maatschappelijk probleem vormt.
Van Laer: Aan femicide gaat meestal een heel proces vooraf. Als we dat proces beter in kaart brengen, zouden een heleboel vrouwenmoorden kunnen worden voorkomen.
Loopt België achterop in de strijd tegen geweld tegen vrouwen?
Van den Broeck: België loopt in elk geval niet voorop. In Spanje is er een hele beweging geweest van vrouwen uit de juridische wereld tegen vrouwengeweld. Daar heeft men nu specifieke rechtbanken voor geweld op vrouwen, met rechters die daarin zijn getraind en een hoop maatregelen die we hier nog niet kennen, zoals een preventieve enkelband bij familiaal geweld, waardoor je toch voor een tijd afstand creëert tussen dader en slachtoffer. Er is heus wel wat goede wil binnen justitie, er zijn ook omzendbrieven geweest bij de parketten in verband met huiselijk en seksueel geweld, maar er staan geen financiële middelen tegenover en de aandacht verwatert snel.
Marie Doutrepont
– Geboren op 9 augustus 1984 in Brussel
– Studeerde rechten aan de UCL
– Begon haar stage aan de Nederlandstalige balie van Brussel in 2009, heeft zich, naast een praktijk als generalist, gespecialiseerd in vreemdelingenrecht
– Werkte van 2009 tot 2013 ook als praktijkassistent grondwettelijk en administratief recht aan de FUSL (Facultés Universitaires St Louis)
Mieke Van Laer
– Geboren op 28 mei 1982
– Studeerde rechten aan de Universiteit Antwerpen
– Volgde daar een opleiding tot jeugdadvocaat
– Is gespecialiseerd in vreemdelingenrechten en de verdediging van minderjarigen
– Werkte van 2013 tot 2015 ook als praktijkassistent publiek recht aan de Universiteit Hasselt
Mieke Van den Broeck
– Geboren op 29 april 1980
– Studeerde geschiedenis (2003) en rechten (2007) aan de Universiteit Gent
– Werkte als beleidsmedewerker bij de Liga voor Mensenrechten
– Is gespecialiseerd in asiel- en migratiedossiers
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier