Herlees het afscheidsinterview van PVDA-dokter Dirk Van Duppen: ‘Ik zal toch stillekes moeten afronden’
Dirk Van Duppen is maandagavond, op 63-jarige leeftijd, overleden. Een half jaar geleden vernam de PVDA-dokter dat hij aan een terminale kanker leed. Knack publiceerde eind januari nog een interview met Van Duppen, waarin hij over zijn leven én dood sprak. Herlees het hier.
Dit interview verscheen, zoals hieronder, in Knack van 22 januari 2020
Met een bezwaard gemoed stap ik van het station van Berchem naar het huis van Dirk Van Duppen in Deurne-Zuid. In mijn rugzak zitten de drukproeven van zijn boek. Die laten weinig ruimte voor interpretatie of illusies. Al op de eerste pagina’s beschrijft Van Duppen hoe hij, toen hij eind augustus niets vernam van de uitslag van een radiologisch onderzoek, zelf zijn medisch dossier in het AZ Monica in Deurne raadpleegde – als arts mag hij dat. ‘Het is zeven over vier als ik op onze salontafel mijn laptop openklap, ik herinner me het tijdstip nog goed. Ik zoek in het patiëntenprogramma en twee minuten later beland ik bij mijn diagnose: TERMINALE PANCREASKANKER.’
Als ik toch militair moest worden, deed ik dat het liefst zo sportief mogelijk: bij de para’s. Het zou misschien ooit van pas kunnen komen.
Van Duppen beschrijft zijn verbijstering, de eerste paniek, ‘het rauwe verdriet’, de gedeelde tranen met zijn echtgenote en kinderen. Hoe hij in het begin hoopt om nog enigszins te kunnen ‘marchanderen’ met de dood, maar hij dat al snel opgeeft: ‘Ik word geel, moet naar de kliniek: de tumor is zo agressief dat hij het kanaal van de pancreas en de galwegen afsluit.’ Hoe doe je een interview over zijn eigen leven met een man die de dood in de ogen kijkt? Wat zeg ik hem als ik zo dadelijk zijn hand schudt? ‘Hoe gaat het?’ Past dat wel?
Zijn vrouw, PVDA-dokter Lieve Seuntjens, opent de deur en leidt me naar de bank in de woonkamer. Ik ken Dirk Van Duppen als een grote man met bolle wangen, een stevige stem en een volle, verwarde haarbos. ‘Dokter met rechte rug’, was de titel boven mijn eerste interview met hem, toen hij vele jaren geleden pleitte voor het ‘kiwimodel’ om naar Nieuw-Zeelands voorbeeld medicijnen zo goedkoop mogelijk bij de patiënt te brengen. Nu staat een tengere man op om mij te groeten. Hij oogt broos, dunne sliertjes grijs haar kleven aan zijn slapen. We drukken de hand: ‘Hoe gaat het?’
Dirk Van Duppen: ‘Niet goed, natuurlijk. Als u mij naakt zou zien, zou u denken dat ik uit Auschwitz kom. Ik ben graatmager. Mijn ribben en botten zijn stekskes geworden.’ Stekskes, zo zegt hij het. Ook al woont Dirk Van Duppen al een kleine veertig jaar in Antwerpen, zijn tongval is nog altijd die van zijn Kempense geboortestreek. Met vier broers waren de Van Duppens: Vik (hij stierf aan een hersentumor), Jan, Dirk en Piet, zonen van een erg strenge onderwijzer in het Kempense dorpje Gierle die in het zwart bijkluste als boekhouder van de kleinhandelszaak Peeters-Govers. In zijn boek rekent Van Duppen af met zijn jeugdjaren in wat hij ‘het katholieke, bekrompen Kempense platteland’ noemt: ‘Mijn vader was een kind van die tijd en van die plek. Wij zijn allemaal slechte wezens. Iedereen moet zijn hemel verdienen. Het goede moet erin geklopt worden. Die teneur. Lijfstraffen hoorden bij ons dorp en onze jeugd. Er was terreur.’
Dat is een zwaar woord.
Dirk Van Duppen: Wij post-mei-68’ers hebben ons nog moeten vrijvechten. Letterlijk, fysiek. Pas toen ik op een dag mijn vader tegen de grond heb gewerkt, legde hij zich neer bij de keuzes die zijn zoon maakte. Ook mijn vrouw heeft zich moeten losmaken uit haar milieu. Lieves vader was huisarts in Beerse. Een Amadees als ik werd daar door de plaatselijke burgerij als een nietsnut beschouwd. Uiteindelijk behaalden we als studenten geneeskunde aan de universiteit van Antwerpen grote onderscheiding.
Als scholier keek ik ontzettend op naar mijn drie jaar oudere broer Jan, mijn grote voorbeeld. Jan was eerst buitengesmeten bij de jezuïeten, had zich al aangesloten bij Alle Macht Aan De Arbeiders (Amada), was gestopt met zijn studie psychologie aan de KU Leuven en werkte in de mijnen. Intussen ging ik naar school in het Sint-Victorcollege in Turnhout. Daar waren al progressieve leraars. Een van hen stelde zijn leerlingen de klassieke vraag: ‘Wat het belangrijkste: iemand een vis geven, of hem leren vissen?’ Ik antwoordde: ‘De vraag die ertoe doet, is wie de vissersboot bezit.’ Ik had in de schoolbibliotheek Het Kapitaal van Karl Marx geleend.
U ging van de middelbare school recht naar de fabriek. Een beetje consequent marxist was toen zelf een arbeider.
Van Duppen: Ik werkte vanaf 1974 bij leerlooierij Zwaneven in Oud-Turnhout. De eigenaar was niemand minder dan Omer Van Audenhove, een van de belangrijkste liberale politici van na de oorlog. Hij was eigenaar van Shoe Post, een keten van schoenwinkels. Mijn 130 collega’s waren arbeiders-keuterboeren. Ze werkten van vijf uur ’s ochtends tot één uur ’s middags in de fabriek, en na de middag op het veld. Ze apprecieerden mijn geletterdheid. Ik kon de balansen en resultatenrekeningen van de firma lezen, en legde uit dat er nog geld over was voor een loonopslag die hij niet wilde betalen. Voor het eerst in de geschiedenis van dat bedrijf werd er gestaakt. Van Audenhove gaf niet toe, wij evenmin. Na twee maanden voerde de rijkswacht van de mobiele brigade in Wilrijk in haar eigen voertuigen ‘stakingbrekers’ aan, de eerste Marokkanen die ik ooit zag. Limburgse koppelbazen hadden hen geronseld. Ook wij zetten grotere middelen in. We organiseerden een neptraining op een nabijgelegen voetbalveld om de rijkswacht af te leiden. Zo konden wij in de kantine vergaderen. Schrijver Walter Van den Broeck schreef toen voor het gratis reclameblad Turnhout Express en bracht verslag uit van onze actie. In het geheim drongen we langs achteren de fabriek binnen en namen de hele voorraad huiden in ons bezit. Als die zouden rotten, was Van Audenhove dertig miljoen frank kwijt. Twee weken later ging hij in op onze eisen: vijf frank opslag en twee jaar werkzekerheid. Ik was negentien. Die ervaringen kerven in je hersenen.
Net als veel andere Amada-leden bent u in uw jonge jaren paracommando geweest. Beschouwde u dat als een gratis training voor het geval de gewapende revolutie zou uitbreken?
Van Duppen: Je had in die tijd nog de verplichte legerdienst. Als ik toch militair moest worden, deed ik dat het liefst zo sportief mogelijk. Zo kwam ik terecht bij het tweede bataljon commando’s in Flawinne. En inderdaad, het zou misschien ooit van pas kunnen komen.
Het ging er soms ruig aan toe. Ik was aanwezig bij de beruchte anti-VMO-betoging in 1975 in Leuven, toen er op de Bondgenotenlaan gevechten uitbraken tussen de Vlaamse Militanten Orde (VMO) van Bert Eriksson, de rijkswacht en de linkse tegenbetogers. Er was zelfs een delegatie arbeiders van onze fabriek aanwezig: ze droegen een spandoek met drie eisen: ‘Geen Derde Wereldoorlog. Fascisme neen. Zeven frank nu.’ Die arbeiders leverden wapens aan de Amadabetogers: de stokken waarmee zij in de fabriek door de lak roerden die over het leer werd gesmeerd. Zo kwam er laagje bij laagje lak op die stokken. Het waren ideale matrakken.
Intussen leeft u al meer dan veertig jaar volgens de strenge financiële normen van Amada/PVDA. Ook al zijn u en uw echtgenote arts, u laat het gezinsinkomen vrijwillig aftoppen. Uw partij casht wat u en uw kinderen opgeven.
Van Duppen: In het begin was Amada heel sektarisch, en de partij eiste zeer zware afdrachten van haar leden. Nu is de bijdrage voor leden 20 euro per jaar en voor groepsleden minimaal 60 euro. Wij hebben die strengere regel altijd gerespecteerd. In ons partijjargon luidt dat: wij hebben altijd volgens ‘de norm’ geleefd. Die blijft nu nog gelden voor onze parlementairen en kaderleden. Toch konden we goed rondkomen. We kunnen ons natuurlijk geen exorbitante uitgaven veroorloven en we moeten zuinig leven, maar dat doen de meeste andere mensen ook. Je moest ook een beetje creatief zijn. Wij gingen elk jaar op reis naar Zwitserland met Intersoc van de Christelijke Mutualiteiten. Ik had dan twee keer per dag één uur spreekuur als arts, maar zo kon de hele familie wel zo goed als gratis mee. Natuurlijk steek je als PVDA-lid heel veel van je qualitytime in je politieke engagement, en niet in pakweg de renovatie van je huis. Vroeger was de partijnorm nog strenger dan vandaag. We leven nu volgens het mediaaninkomen in dit land.
In hoeverre bent u al die Amada- en PVDA-jaren een aanhanger van Stalin geweest?
Van Duppen: Ik ben een marxist, maar ik ben geen stalinist. Absoluut niet. De anticommunistische propaganda die Ludo Martens (tot 2008 de voorzitter van Amada en de PVDA, nvdr) in zijn beruchte boek Een andere kijk op Stalin op een rijtje zette, is op zich juist. Dat is mij trouwens verteld door de Leuvense vicerector en Ruslandkenner Katlijn Malfliet. Alleen zwijgt dat boek over veel andere, even essentiële feiten. Onze visie op Stalin was eenzijdig en selectief. Zo schreef Ludo Martens terecht dat er destijds nooit méér wetenschappers en ingenieurs gevormd waren dan in de Stalinjaren. Alleen steunde Stalin en nadien ook Chroetsjov op de beruchte agronoom Lysenko, die de evolutietheorie van Darwin verwierp. En wetenschappers die het – terecht – niet met Lysenko eens waren, werden geëxecuteerd. De repressie van Stalin was en is echt niet te verdedigen, ze is misdadig.
Was het een opluchting toen de partij dat verleden uiteindelijk afzwoer?
Van Duppen: De koerswijziging is onze partij niet plots overkomen. Het gevoel dat een tijdperk moest worden afgesloten, is gestaag gegroeid. En uiteindelijk was er een consensus over. Vandaar dat ik zo tevreden was met de besluiten van ons Achtste Congres uit 2008: we gaan ons niet meer laten inspireren door buitenlandse voorbeelden, we gaan niet meer terugkomen op Stalin. We hebben geleerd dat het belangrijk is om tevreden te zijn met zogezegd kleine overwinningen: het erkend krijgen van een ‘kapotte rug’ als beroepsziekte voor dokwerkers, bijvoorbeeld, of het verbod op waterafsluitingen.
Ik ben een marxist, maar ik ben geen stalinist. Absoluut niet. De repressie van Stalin was en is niet te verdedigen, ze is misdadig.
Dat inzicht heb ik in mijn jonge jaren opgedaan in Libanon. In de vroege jaren tachtig werkten Lieve en ik daar als dokters in de Palestijnse vluchtelingenkampen van Sabra en Shatila, kort nadat daar een bloedbad was aangericht door extremistische Libanese milities, met rugdekking van de Israëlische defensieminister Ariël Sharon. We waren ingegaan op een oproep tot hulp van Fathi Arafat, de jongere broer van Yasser en zelf het hoofd van de medische dienst van de PLO. Die kampen werden nog altijd belegerd door de sjiitische Amal-militie. Daar leerde ik Ali Abu Toq kennen, een van de beste jonge kaderleden van de PLO. Ik vroeg hem hoe de Palestijnen, ondanks zo veel tegenslag, er toch altijd de moed in hielden. Hij legde mij het grote belang uit van ‘kleine overwinningen’: ‘Ze krikken het moreel op. Ze moedigen ons aan om verder te vechten. Ze geven ons een beter inzicht. En ze maken het ons mogelijk om ook de tegenslagen op te vangen, die hoe dan ook ooit ons deel zullen zijn.’
Toen de PVDA bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 plots verkozenen had, bleek dat alleen zo te zijn waar er groepspraktijken van Geneeskunde voor het Volk waren. De basis van de politieke vernieuwing van de PVDA lag wel degelijk bij de medische organisatie waarvan u toen nationaal voorzitter was.
Van Duppen: Uw analyse is juist voor die tijd, vandaag behaalt de PVDA op veel meer plaatsen goede scores. Maar inderdaad, ‘mijn’ strijd voor het kiwimodel was de eerste keer dat wij kozen voor een nieuwe manier van politieke analyse, strategie en actie. We redeneerden niet meer vanuit ideologische dogma’s, maar werkten vanuit de concrete realiteit zoals we die zagen in onze eigen omgeving. Zonder die vernieuwingsoperatie zou Raoul Hedebouw vandaag niet in de Kamer zitten.
Vanaf 2006 hebt u zich in Antwerpen zelf als verkozen politicus geprofileerd.
Van Duppen: In 2006 werd ik verkozen in de districtsraad van Deurne. Het Vlaams Belang stond toen nog sterker dan vandaag: in ons district behaalde het 44 procent van de stemmen. De oppositie bestond toen uit twaalf VB’ers en mij. (grijnst) Velen onder hen zijn op den duur sympathisanten van ons geworden. Het waren volksmensen, ze waren bekommerd om mij. Als ik op tv kwam, zeiden ze: ‘Dat is onze dokter.’
U kreeg nationale naamsbekendheid als de man van het kiwimodel, maar dat is er niet echt doorgekomen. Veel succesvoller was u in uw verzet tegen de Lange Wapperbrug in Antwerpen.
Van Duppen: De strijd tegen de Lange Wapper is begonnen toen we in onze groepspraktijk in Deurne een merkwaardige stijging vaststelden van het gebruik van puffers bij zeer jonge kinderen. Uit een eigen onderzoek bleek dat zo’n 60 procent van de een- tot zesjarige kinderen in Deurne puffers gebruikte. Dat was niet meer normaal. Uit een controle-onderzoek van mijn schoonbroer, huisarts in Baarle-Hertog (Roy Remmen, voorzitter van de vakgroep eerstelijns- en interdisciplinaire zorg aan de Universiteit Antwerpen, nvdr), bleek het cijfer daar onder de 10 procent te liggen. Toevallig las ik in het medische tijdschrift The Lancet een Californisch onderzoek over longaandoeningen die veroorzaakt werden door luchtvervuiling. Bij Californische kinderen die dicht bij een autosnelweg woonden, bleek dat op hun achttiende de gemiddelde longcapaciteit spectaculair was afgenomen. Hier in Deurne woont iedereen op minder dan 500 meter van ofwel de snelweg ofwel de Ring. Uitgerekend op dat moment vernam ik in onze districtsraad dat ze hier een Lange Wapperbrug wilden bouwen van achttien baanvakken breed. Zo is alles begonnen.
U had het succes niet verwacht?
Van Duppen: Het is onze nieuwe manier van werken, bij Geneeskunde voor het Volk maar eigenlijk ook bij de PVDA. We vertrekken vanuit de concrete problemen van onze patiënten – voor de partij zijn dat ‘de mensen’. We onderzoeken hoe ernstig die problemen zijn: we doen eigen studiewerk, nemen literatuur door, en zo stellen we een wetenschappelijk onderbouwd dossier op met een antwoord op de problemen. Daarmee trekken we de boer op. We werken samen met patiënten, actiegroepen en het middenveld. We sensibiliseren, mobiliseren en organiseren. We hanteren daarbij de methode ‘straat-raad-straat’: we brengen de problemen van de straat naar een politiek orgaan, een ‘raad’, en dan koppelen we terug. Zo heeft Geneeskunde voor het Volk al veel zaken met succes aangekaart. PVDA-politicus Tom De Meester hanteerde dezelfde methode met zijn kritiek op de Turteltaks en zijn strijd voor goedkopere energie. Ik noem het socialisme 2.0.
U won de strijd tegen de Lange Wapper omdat u al heel snel de publieke opinie aan uw kant kreeg.
Van Duppen: We organiseerden een eerste actie aan het Sportpaleis. Journalist Lex Molenaar van Gazet van Antwerpen schreef er in zijn krant over en plaatste er een mooie foto bij. De directie van de Sint-Jozefschool op Luchtbal werd ongerust. Daarom organiseerde ze in het cultureel centrum een studiedag met tweehonderd leerkrachten, ouders en actievoerders. Wim van Hees van Ademloos gaf de uitleg over het tracé, ik over de medische impact. Je kon een speld horen vallen. Nadien brak de hel los: ‘Dat kunnen we niet aanvaarden.’
De gezondheid van de eigen kinderen is een ijzersterk argument.
Van Duppen: Inderdaad. De BAM probeerde de directie nog te paaien met een uitnodiging om in haar kantoren de maquette van de Lange Wapperbrug te komen bekijken. Daar constateerde men dat de BAM gewoon was vergeten om de school op haar plattegrond in te kleuren. De directie deed het dan maar zelf, en stelde ter plaatse vast dat de eerste pijler van de Lange Wapper op vijf meter van haar speelplaats zou komen. Het was bijna revolutie in die school. Daarop organiseerden wij een actie met kinderen aan een zuurstoffles: ‘Wij zijn geen stofzuigers.’ Burgemeester Patrick Janssens (SP.A) was razend: ‘Walk and don’t look back’, zei hij, doe verder en zie niet om. Maar onder druk van onze acties liet de Vlaamse overheid een extern studiebureau, Arup-Sum, het tracé nogmaals onderzoeken. Het rapport van Arupsem was vernietigend voor de Lange Wapper. Naar verluidt sloeg Janssens bij de presentatie van de bevindingen wit uit toen hij voor het eerst zag dat er naast het viaduct van Merksem aan het Sportpaleis nog eens achttien bijkomende baanvakken moesten worden aangelegd om alles in elkaar te passen. Toen was het ook voor hem over and out.
Ook het einde van uw eigen leven is in zicht. In uw nieuwe boek schrijft u: ‘Als het zover is, wil ik zelf mijn moment kiezen. Die gedachte geeft rust. Ik ga niet creperen, dat heeft geen zin.’ U hebt dus voor euthanasie gekozen.
Van Duppen: Een eerste chemokuur heeft niet geholpen. Ik weet dus dat ik statistisch nog kans maak op drie maanden ‘mediaan-overleving’. De eerste maand is al voorbij. Een pancreaskanker is agressief. De kanker werkt ook op afstand: de ziekte vreet niet alleen de vetlaag en de spieren aan, maar tast ook de lever aan en zorgt voor bloedklonters, wat dan weer tot longembolie leidt. Als op een dag zo’n groot embool loskomt, is het meteen met mij afgelopen. Stilaan is de pijn niet meer onder controle te houden, want die kanker werkt ook in op de zenuwplexus. Hoe dan ook nader ik het punt waarop mijn aftakeling crescendo zal gaan omdat de ene kwaal de andere zal uitlokken en versterken. Een pancreaskanker leidt tot een martelend einde. Dat wil ik niet. Ik heb dus besloten om mijn stervensproces niet tot het einde te rekken. Ik heb mijn afscheid besproken met de huisarts, met mijn vrouw en met de kinderen. Ik ben vooral blij dat de kinderen mee zijn. Dat was niet gemakkelijk, maar zij begrijpen dat er een ogenblik komt waarin ik bedlegerig word en mijn pijn en lijden niet meer te controleren zijn. Ik heb als arts verschillende keren euthanasie uitgevoerd, ook bij pancreaspatiënten. Zo’n afscheid kan heel mooi zijn.
Zonder mijn kiwi-acties voor goedkope geneesmiddelen zat Raoul Hedebouw nu niet in de Kamer.
Hoe hard is het om zelf te beslissen over het definitieve afscheid?
Van Duppen: Ik heb nachten liggen woelen. Mijn vriend Wim Distelmans heeft mij aangeraden om ‘nog te doen wat ik wil doen’. Zo heb ik deelgenomen aan een aantal belangrijke debatten, en ik ben samen met Lief op reis geweest. Ik heb de trouw van mijn zoon Ben nog kunnen meemaken en de geboorte van mijn eerste kleinzoon Louis, het kind van Ward. En straks, begin februari, is er nog de voorstelling van ‘mijn’ boek, waarvoor Thomas Blommaert van uitgeverij Epo de pen hanteerde.
Het is tegelijk een vreselijke en een prachtige tijd. Sinds we bekend hebben gemaakt dat ik terminaal ziek ben, word ik op Facebook de hemel in geprezen. (wijst naar de schouw, die volgepakt staat met kaartjes, brieven en bloemen, nvdr) Ze zijn geschreven door honderden mensen: patiënten, collega’s, partijgenoten, verre en dichte kennissen. Ik heb zelfs brieven gekregen van de para’s die destijds op mijn kamer zaten. Ze steken mij een hart onder de riem met de spreuk van onze compagnie van destijds: ‘ United we conquer’. Of die brief van de chirurg van het ziekenhuis in Geel, waarbij ik stage volgde en die ik sinds 1985 al niet meer heb gezien. Tijdens operaties moest ik toen twee uur lang een lever optillen, opdat hij goed zou kunnen werken. ‘Ik herinner mij nog de politieke discussies tijdens die operaties’, schrijft hij nu . (lacht) Er is ook een mooie kaart bij van Bart De Wever (N-VA) en het Antwerpse schepencollege.
Een hele opsteker was het kaartje van De Kraamvogel, het Antwerpse expertisecentrum voor kraamzorg: ‘Ons Aanspreekpunt Kwetsbaar Zwanger is er gekomen door jouw werk als OCMW-raadslid.’ Dat doet ontzettend deugd. Het betekent dat je leven zinvol is geweest. Het is de voortzetting van al die kleine en grote overwinningen die wij behaald hebben. Het zijn dus prachtige en tegelijk vreselijk dagen. Mijn dochter Lien zegt: ‘Het is toch veel beter dat veel mensen je nu nog zeggen dat ze je graag zien, dan dat ze dat pas op je begrafenis kunnen doen.’ Ik hoop dat ik op 9 februari mijn eigen boekvoorstelling nog haal in De Roma. En dan zal ik toch stillekes moeten afronden.
Dirk Van Duppen
– 1956: geboren in Turnhout
– Studie: dokter in de genees-, heel en verloskunde (Universiteit Antwerpen)
– 1985: richt Geneeskunde voor de Derde Wereld op
– 2009: laureaat van de Prijs voor de Democratie
– 2006-2012: districtsraadlid voor de PVDA in Deurne
– 2013-2014: OCMW-raadslid voor de PVDA in Antwerpen
– 2014-2018: gemeenteraadslid voor de PVDA in Antwerpen
– (Co)auteur van Dagboek uit Beiroet (1987, met Lieve Seuntjens), NGO’s, missionarissen van de nieuwe kolonisatie (1994), De Cholesteroloorlog (2004) en De Supersamenwerker (2016, met Johan Hoebeke)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier