Proces-Herman Brusselmans: ‘Satire is geen vrijbrief om zomaar om het even wat te zeggen’
De controversiële column van Herman Brusselmans over de oorlog in Gaza zorgt voor een uitdijend kluwen van juridische procedures door Joodse organisaties. Hoe strikt zijn de wettelijke grenzen aan persvrijheid en vrije meningsuiting?
Schrijver Herman Brusselmans publiceerde op 4 augustus in Humo een column over de oorlog die Israël in Gaza voert. Daarin schreef hij: ‘… ik word zo woedend dat ik iedere Jood die ik tegenkom een puntig mes los door de keel wil rammen (…) Je moet er natuurlijk altijd bij denken: niet iedere Jood is een moorddadige rotzak’.
Vrijwel meteen kwamen er klachten over haatspraak, antisemitisme, racisme en aanzetten tot moord. Gelijkekansencentrum Unia en een aantal organisaties dienden klacht in: de Internationale Liga tegen Racisme en Antisemitisme (Licra), het Forum der Joodse Organisaties en de European Jewish Association (EJA).
De klacht van EJA werd al als onontvankelijk afgewezen. EJA tekende beroep aan en trok intussen ook, samen met het Centraal Joods Overleg (CJO), naar het gerecht in Nederland. Brusselmans is ook in Nederland een bekend figuur en Humo is er te koop, zeggen de organisaties.
Offline
Het Joods Informatie- en Documentatiecentrum (JID) dagvaardde Herman Brusselmans rechtstreeks voor de correctionele rechtbank en verwees naar columns van jaren geleden waarmee Brusselmans antisemitisme zou aanwakkeren. De rechtbank besliste vorige week om die zaak uit te stellen tot februari 2025. Na de zitting zei Brusselmans dat hij was geschrokken van alle aanklachten: ‘Ik ben geen racist, ik ben geen antisemiet en ik zet niet aan tot negationisme. Het enige wat ik wou zeggen is dat ik zoals ontelbare mensen verontwaardigd ben over wat er gebeurt in Gaza.’
Volgens de hoofdredactie van Humo was het ‘nooit de bedoeling om de Joodse gemeenschap te kwetsen’, en ‘bij satirische schrijvers zoals Brusselmans moet het geschrevene vooral nooit honderd procent letterlijk genomen worden’. De column werd wel offline gehaald ‘om de sereniteit te herstellen’.
Voor professor emeritus Dirk Voorhoof van het Human Rights Centre (UGent) wordt de zaak een belangrijke testcase over persvrijheid en ‘hate speech’ en hoe ver vrije meningsuiting geldt voor (satirische) columns.
Dirk Voorhoof: Heftige kritiek op zowel Hamas als op Israël moet uiteraard kunnen. Tegelijk is de vraag of het in tijden van toenemend antisemitisme verstandig is om die kritiek te verwoorden zoals Brusselmans deed. Satire is geen vrijbrief om zomaar om het even wat te zeggen of publiceren.
Om strafbaar te zijn moet blijken dat hij bewust de intentie had om aan te zetten tot haat en geweld.
Dirk Voorhoof (UGent)
De klachten zijn gebaseerd op één korte passage uit de column, waarin Brusselmans de emoties probeert te beschrijven die Palestijnse slachtoffers in Gaza voelen en hoe hijzelf daardoor beroerd wordt. Die context is heel belangrijk. Om strafbaar te zijn moet blijken dat hij bewust de intentie had om aan te zetten tot haat en geweld. Brusselmans roept anderen niet expliciet op tot geweld tegen Joden en zelf lijkt hij ook niet van plan om een aanslag te plegen.
Herman Brusselmans komt hier juridisch dus wel mee weg, in naam van de persvrijheid en de vrije meningsuiting?
Voorhoof: De maatschappelijke discussie over de column en over de verantwoordelijkheid van Humo lijkt mij nuttig en relevant. Maar een veroordeling door een rechtbank is allesbehalve evident. Strafbepalingen moeten strikt geïnterpreteerd worden. Dat principe geldt nog sterker als het gaat over inmenging in de persvrijheid, als onderdeel van een maatschappelijk debat.
Flirt Brusselmans niet met de schending van wetgeving over racisme, xenofobie, discriminatie?
Voorhoof: Een drukpersmisdrijf wordt beoordeeld door een jury en het assisenhof. Dat is uiterst zeldzaam. Maar als het over racisme gaat, is de correctionele rechtbank bevoegd en daar sturen de klagers op aan. De rechter moet de echte drijfveer zoeken en dat moet heel secuur gebeuren.
Het Antwerpse hof van beroep oordeelde bijvoorbeeld dat een actie van Voorpost met een spandoek ‘Stop islamisering’ niet ingegeven was door racisme omdat die oproep tegen het islamgeloof was gericht.
Het Luikse assisenhof veroordeelde een beschuldigde ook niet wegens aanzetten tot haat of geweld, maar omdat hij zelf dreigde met een aanslag op bepaalde personen. Brusselmans roept anderen niet op om Joden te vermoorden, hij heeft het alleen over wat hij zelf zou doen.
Bovendien gebruikt Brusselmans als columnist vaak grove overdrijvingen. Je kunt die stijl en die controversiële passage moreel verwerpelijk vinden, maar moet een rechter zijn dreiging om joden neer te steken ernstig nemen?
Herinner u ook plastisch chirurg Jef Hoeyberghs en zijn onbetamelijke uitspraken over vrouwen tijdens een lezing voor een rechtse studentenclub aan de UGent.
Hoeyberghs werd eerst zwaar veroordeeld voor aanzetten tot haat en geweld, maar het hof van beroep vond de meeste van zijn uitspraken niet strafbaar als vrije meningsuiting. Zijn veroordeling werd grotendeels teruggeschroefd. Hij werd enkel nog gestraft voor uitspraken over een bepaalde politica en een specifieke groep, zoals alleenstaande moeders.
Leden van de extreemrechtse groep Schild & Vrienden van Dries Van Langenhove werden wel veroordeeld tot celstraffen en boetes voor inbreuken op de racisme- en discriminatiewet. Hun misdrijf was de verspreiding van seksistische, racistische en antisemitische memes in besloten internetgroepen. Ze noemden dat satire. Wat is het verschil met een zogenaamd satirische column van Brusselmans?
Voorhoof: Het gaat alweer over de context en ook over de omvang en mogelijke impact. Schild & Vrienden verspreidde herhaaldelijk honderden berichten en memes met antisemitische inhoud. Bij Brusselmans gaat het over zijn emotionele kreet over de oorlogsgruwel in Gaza.
Trouwens, als de column van Brusselmans niet ingegeven zou zijn door racisme of vreemdelingenhaat, dan dreigt een serieuze contradictie voor de rechtbank. De correctionele rechtbank is bevoegd voor strafbare uitingen die ingegeven zijn door racisme of vreemdelingenhaat.
Als de rechtbank die ene specifieke passage beoordeelt als ingegeven door de verontwaardiging van Brusselmans over de gruwel in Gaza en niét als ingegeven door racisme of xenofobie, dan is de rechtbank in feite onbevoegd. Zowel om te bestraffen als om vrij te spreken.
In dat geval is het dus toch een zaak voor het assisenhof, maar dan is rechtstreekse dagvaarding door de Joodse organisaties niet mogelijk. Cruciale vragen blijven dus of de correctionele rechtbank wel bevoegd is en of aan alle voorwaarden voor bestraffing voldaan is.