Jinnih Beels
‘Zorg ervoor dat gebruikers de kwaliteit van hun drugs kunnen testen’
‘Het minste dat we moeten doen, is (proberen) voorkomen dat mensen sterven van de rommel’, schrijft Antwerps schepen Jinnih Beels (Vooruit). Ze breekt een lans voor meer nadruk op ‘harm reduction’, wanneer het gaat over ons drugsbeleid.
De zomer van 2023 loopt stilaan op z’n eind. Een typisch Belgische zomer, te herkennen aan het wisselvallige – ja, soms zelfs bedroevende – weer, de vakantietripjes dichtbij of verderaf, maar vooral ook aan de festivals van wereldklasse op eigen bodem. Iets om absoluut trots op te zijn. Maar er viel ook een dode, mogelijks twee, op één van die vele festivals die ons land rijk is. Oorzaak: drugs. De organisatie van het festival wordt op zo’n moment vanuit allerlei hoeken in de verdediging geduwd.
Alsof zij dé verantwoordelijke zijn in dit verhaal. Niets is minder waar uiteraard; drugs is geen festival maar een samenlevingsprobleem. Maar het begint eigen te worden aan de aanpak van de drugsproblematiek in ons land: met het vingertje wijzen in de richting van ‘anderen’: de gebruikers; ouders van gebruikers; wetenschappers, politici en organisaties die de War On Drugs durven contesteren; zelfs andere landen; en nu dus de festivalorganisatoren. Ze zijn nochtans geen deel van het probleem, maar een deel van de oplossing. Het wijzen naar anderen leidt vooral de aandacht af van wie in deze een verpletterende verantwoordelijkheid draagt: de samenleving en haar beleidsmakers.
Ik noemde ons huidige drugsbeleid eerder al de definitie van waanzin: telkens hetzelfde doen en steeds een andere uitkomst verwachten. Men heeft de war on drugs en het criminaliseren ervan geprobeerd en we komen tot de vaststelling dat het niet werkt. Is de drugsproductie gedaald? Neen.
Denk aan de tonnen coke die jaarlijks via de Antwerpse haven ons land binnenkomen. Is de drugscriminaliteit gedaald? Neen. Denk aan de bommen en granaten die ontploffen in onze stad. Is het aantal drugsgebruikers gedaald? Neen. Is er nog iemand die durft beweren niemand te kennen die af en toe gebruikt(e)? Wil dat zeggen dat we drugsbaronnen dan maar de vrije baan moeten geven? Neen. Maar van dergelijke oorlogstaal doen die mannen niet in hun broek van de schrik, maar van het lachen. En wat is de volgende stap in het bestraffen van gebruik: 1.100 euro boete in plaats van 1.000?
De mirakeloplossing? Die is er niet. Maar er zijn opties die we door de blind- en koppigheid van heel wat beleidsmakers tot op vandaag niet eens een kans (hebben) willen geven. We vierden twee jaar terug de 100ste verjaardag van onze drugswet. Er is op 102 jaar maatschappelijk en economisch zoveel veranderd. Behalve die drugswet. Het blijven wegkijken zal op termijn leiden tot een gezondheidscrisis waarvan we nadien zullen moeten zeggen: ‘hadden we maar’. Een drugsvrije samenleving is bovendien een illusie. Al van oudsher gaan mensen op zoek naar roesmiddelen gaande van een glas wijn, een sigaret tot andere hard- en softdrugs.
Vrijheid, blijheid dan maar? Neen. Wat het drugsbeleid moet doen is de gezondheid van druggebruikers verbeteren en de drugmarkt blijven proberen te ontwrichten.
Portugal is een gidsland. Al twintig jaar terug namen ze de moedige beslissing om het roer om te gooien. Het Portugese beleid heeft drugsgebruik uit de criminele en taboesfeer gehaald. Ik haal er twee interessante elementen uit. Enerzijds werden alle vormen van drugs uit het strafrecht gehaald. Anderzijds blijft drugshandel nog steeds een strafbaar feit. Dit zorgt voor focus bij politie en gerecht die daardoor meer tijd en middelen hebben om de drugshandel effectief te bestrijden, zonder zich te hoeven richten op het vervolgen van drugsgebruikers. Richting gebruikers wordt gefocust op preventie en omkadering. Het resultaat is indrukwekkend: minder overdosissen, minder HIV-besmettingen en een aanzienlijke daling van de druggerelateerde criminaliteit.
Preventie, omkaderen en reguleren bewezen ook in ons land al hun nut. Laat ons meteen het voorbeeld nemen van één van de meest bekendste roesmiddelen in ons land: alcohol. Bij die drug zijn we er wel in geslaagd een beleid uit te werken: we bepalen vanaf welke leeftijd je het mag kopen, we reguleren de reclame, we reguleren de bestanddelen, we reguleren gebruik achter het stuur, enzovoort. Kan het beleid wat mij betreft nog beter? Ja. Maar was er een forse toename in het gebruik na regulering? Neen. Waar zit mogelijks het verschil? De emotionaliteit van het debat. Een emotionaliteit die ik als moeder van een tienerzoon zeker erken, maar waarvan ik als politica afstand probeer te nemen in functie van onderbouwd en rationeel beleid.
Het recent voorstel van Sciensano kan al een eerste stap zijn in de goeie richting: preventie, educatie, en veilig druggebruik (harm reduction) op bijvoorbeeld festivals. Zorg er in een eerste beweging al voor dat gebruikers de kwaliteit van hun drugs kunnen testen. Op festivals bijvoorbeeld; in die zin zijn festivals een ideale partner en schakel in het geheel. Maar idealiter al op voorhand. Want ook drugtesting hoort bij preventie: mensen informeren, wijzen op de risico’s en gebruik ontraden. Het minste dat we moeten doen, is (proberen) voorkomen dat mensen sterven van de rommel. Ik blijf dus mijn oproep herhalen om samen rond de tafel gaan zitten met experts, academici, hulpverleners en anderen voor het uitstippelen van een drugbeleid van de 21ste eeuw. Want enkel samen kunnen we zorgen voor een veilige, drugsarme
samenleving en veilig gebruik.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier