Van ‘linkiewinkies’ tot ‘culturo’s’: kan Matthias Diependaele (N-VA) minister-president zijn van álle Vlamingen?

© Belga
Walter Pauli

Zo snel had niemand het verwacht. Matthias Diependaele (N-VA) is aangesteld tot formateur bij de Vlaamse kabinetsformatie. Als hij erin slaagt om met Vooruit en de CD&V een regeerakkoord af te sluiten, wordt hij straks ook de nieuwe minister-president van Vlaanderen.

Politologen en waarnemers allerhande hadden dure eden gezworen: de kans zou bijzonder klein zijn dat er voor de gemeenteraadsverkiezingen van 13 oktober een nieuwe Vlaamse regering zou zijn. Maar het zou vlugger kunnen gaan dan verwacht. Soms spreken verkiezingsuitslagen voor zich.

Het Vlaams Belang was in zetels en procenten de grote winnaar, maar in politiek opzicht een verliezer: de ambitie om de grootste Vlaamse partij te worden en dus met voorzitter Tom Van Grieken de informateur te kunnen leveren, werd niet gehaald. Er was in het Vlaams Parlement geen Vlaams-nationalistische meerderheid.

Het Belgische bestel stilleggen, laat staan de eenzijdige onafhankelijkheid uitroepen, bleek een dagdroom. Als politiek en maatschappelijk fenomeen blijft het Vlaams Belang groter en levendiger dan ooit, maar het politieke gevaar op de korte termijn is zo goed als verzwonden.

Zeker als er ineens een Vlaamse meerderheid opduikt die wiskundig perfect mogelijk is: de N-VA (31), Vooruit (18) en de CD&V (16) bezetten in het Vlaams Parlement samen 65 van de 124 zetels. De voorbije dagen was N-VA-voorzitter Bart De Wever als Vlaams informateur auteur van een ‘startnota’. Die werd maandag overhandigd aan de voorzitters Melissa Depraetere (Vooruit) en Sammy Mahdi (CD&V). Zij kregen 24 uur om uit te maken of de nota een goede basis was voor verdere samenwerking.

CD&V-voorzitter Sammy Mahdi. © Getty

Gisteren leek het er nog even op alsof Mahdi lastig zou doen. Hij liet verstaan dat de nota van De Wever eigenlijk ‘te nemen of te laten was’, en dat kon hij niet zomaar laten passeren. ‘Er is werk aan de winkel,’ heette het, ‘tijd en ruimte voor aanpassingen.’

Maar er was ook nog de sussende afsluiter: dat het allemaal wel los zou lopen indien alle partijen zich ‘constructief’ zouden opstellen. Het was een openingszet, niet bedoeld om een bom te leggen onder de onderhandelingstafel maar om via de media een signaal te geven aan de buitenwereld, naar de eigen achterban vooral: ‘De CD&V doet mee en telt ook mee.’

Als de demarche van Mahdi significant was, dan bijvoorbeeld omdat het meteen duidelijk werd dat een aantal discussies uit de vorige Vlaamse regering ook de agenda van de volgende zouden bepalen. Het platteland, bijvoorbeeld. Mahdi wil anticiperen op de moeilijkheden die er zullen komen – het stikstofdecreet dat kort voor de verkiezingen werd goedgekeurd, zal ongetwijfeld opnieuw op de tafel van de volgende Vlaamse regering belanden, en daar komt ook nog eens een Europese natuurherstelwet bij.

De CD&V-voorzitter wil ook dat allerlei structurele achterstellingen worden rechtgetrokken. Hij heeft daarvoor hulp van de privésector nodig (de banken zouden in de dorpen weer geldautomaten moeten plaatsen) en van enig geheugenverlies bij de publieke opinie. Dan herinnert die zich niet meer dat de afbouw van de busverbindingen van De Lijn de zegen had gekregen van de hele vorige Vlaamse regering, inclusief de CD&V (en de N-VA). De christendemocratische ministers hebben zich in elk geval niet verzet tegen het afbouwplan van ontslagnemend mobiliteitsminister Lydia Peeters (Open VLD).

Sammy Mahdi weet waarvoor hij vecht: voor het politieke overleven van zijn partij, en van zichzelf.

Tegelijk vecht Mahdi voor zijn plaats aan de tafel. En ook dat zal de nieuwe Vlaamse regering kleuren: kan de CD&V zich een houding vinden nu de christendemocraten in Vlaanderen slechts de derde regeringspartij zijn? Omdat Groen en vooral de Open VLD op 9 juni veel erger in de klappen deelden, leken Mahdi en de CD&V het al bij al behoorlijk te hebben gedaan.

Maar zo’n schijnwerkelijkheid wordt natuurlijk eerder vroeg dan laat doorprikt. Wie de electorale kaart van Vlaanderen bekijkt, ziet dat de CD&V nu ook op het provinciale platteland niet meer de eerste partij is. Of het nu in Limburg is, in de Antwerpse Kempen of de West- en Oost-Vlaamse landbouwgebieden: het Vlaams Belang heeft haast overal de plaats van de CD&V ingenomen als de leidende politieke formatie, en op veel plaatsen is ook de N-VA groter. Mahdi weet dus waarvoor hij vecht: voor het politieke overleven van zijn partij, en dus ook van zichzelf.

Als de nieuwe Vlaamse regering één valkuil moet vermijden, is het nochtans opnieuw intern zo veel ruziemaken dat pers en publiek het onmiddellijk opnieuw gaan hebben over weer een ander ‘kibbelkabinet’, met politici die blijven ruziën en niet tot akkoorden komen, en waarvan de tijdelijke en gedeeltelijke compromisjes vervolgens weinig genade vinden in de beoordelingen van de Raad van State of het grondwettelijk hof.

Het is sinds 2014 altijd hetzelfde liedje: zodra N-VA’ers en CD&V’ers aan dezelfde regeringstafel plaats hadden genomen, zat men veel te vlug en vervolgens veel te lang tegen elkaar te boenken dat het geen naam had. Zeker als de partijvoorzitters zich ermee bemoeiden. Dat waren de laatste jaren Bart De Wever en Sammy Mahdi. Zouden dezelfde acteurs het nu ineens anders aan spelen?

De derde – of tweede, volgens grootte – speler aan tafel, anticipeerde daarop door publiek te vragen dat de nieuwe Vlaamse regering niet meer geleid zou worden door uittredend minister-president Jan Jambon (N-VA). Jambon was een degelijk cultuurminister maar te low profile in het leiden van de Vlaamse regering, en ook niet creatief genoeg in het vinden van (moeilijke) politieke compromissen. Een andere minister-president zou ‘de verandering’ zichtbaar maken.

Diependaele heeft zich in de voorbije regeerperiode ontpopt als een man die zijn cijfers op orde kon houden, én als een keiharde minister van de rechtse lijn.

De Wever had een en ander zeer goed begrepen. Ook al omdat hij ook federaal informateur is, heeft hij de verantwoordelijkheid van de Vlaamse regering doorgegeven aan de man die op de laatste congressen al prominent naast hem op het podium stond: Vlaams minister van Begroting, Financiën en Wonen Matthias Diependaele. Die had zich in de voorbije regeerperiode ontpopt als een man die zijn cijfers op orde kon houden, én als een keiharde minister van de rechtse lijn. Hij is dus perfect gecast voor de N-VA-achterban.

En toch is hij niet onaanvaardbaar voor de twee andere partijen. Anders dan Zuhal Demir was hij meer verzoeningsgericht in discussies in de schoot van de Vlaamse regering – bij de CD&V zal men dat zeker hebben genoteerd.

Als Oost-Vlaming heeft hij bij de jongste Vlaamse verkiezingen niet echt grote indruk gemaakt als potentieel stemmenkanon: de N-VA hield in die provincie weliswaar bijzonder goed stand, maar met 47.000 voorkeursstemmen – als lijsttrekker – behaalde hij er bijna dertigduizend minder dan de 75.000 van de lijstduwer van Vooruit, Conner Rousseau. Diependaele is dus in politiek-electoraal opzicht voorlopig minder gevaarlijk dan als inhoudelijk-politiek figuur.

Tenslotte zal hij als potentieel minister-president vooral moeten verbinden, en zich niet meer rücksichtslos kunnen profileren als een kampioen van de radicale rechterzijde.

Voor de bijna 45-jarige jurist uit Zottegem worden deze regeringsonderhandelingen het ultieme politieke examen. Als hij erin slaagt om een politiek coherent regeerakkoord te kunnen afsluiten tussen de N-VA, Vooruit en de CD&V, staat niets hem nog in de weg om de nieuwe minister-president van Vlaanderen te worden. Dan zou hij de vierde N-VA’er op rij zijn die de functie bekleedt, na Geert Bourgeois, Jan Jambon en een korte ad interim van Liesbeth Homans in 2019.

Vervolgens heeft Diependaele vijf jaar de tijd om zich op zijn eigen merites te laten beoordelen. Slaagt hij erin om én de Vlaamse regering als ploeg te laten werken, én de grote conflicten (die er ongetwijfeld zullen zijn) op een volwassener manier te laten beslechten dan de vorige jaren het geval was, én op die manier eindelijk eens vanuit de Vlaamse regering een substantiële bijdrage te leveren aan het herstel van het sérieux van de politiek in dit land?

En zal hij intussen minister-president kunnen zijn van álle Vlamingen? Niet alleen van Vlaamse ondernemers, academici, vrije beroepen, al dat hardwerkende en studerende volk, maar ook van de armsten, van al die hulpbehoevenden die een beroep zullen blijven doen op onze sociale voorzieningen, van de nieuwkomers en van al die Vlamingen die in zijn partij graag afgedaan worden als culturo’s of linkiewinkies?

Het is inderdaad een hele opgave, minister-president willen zijn van een rijke, ondernemende maar ook zo diverse en eigenzinnige regio.

‘Het échte probleem van Vooruit is niet Jan Jambon, maar Matthias Diependaele’

Partner Content