Zet Conner Rousseau (Vooruit) onze sociale zekerheid op het spel?

© Fred Debrock
Walter Pauli

Conner Rousseau en Frank Vandenbroucke hebben sterk onderhandeld,’ zegt een vakbondsman, ‘maar het blijft een slecht regeerakkoord.’ Nooit was er meer discussie over wat links moet doen in rechtse tijden.

De regering-De Wever draait rond Vooruit. Het rechts-liberale kabinet staat of valt met de deelname van de Vlaamse socialisten. Vooruit-voorzitter Conner Rousseau en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke willen de sociale zekerheid en bij uitbreiding de welvaartsstaat behoeden voor erger.

Tegelijkertijd zien ze een kans die te moderniseren en verbeteren – óók door de broeksriem aan te halen: slim fit is het nieuwe ideaal.

Het worden vijf ruwe jaren voor Rousseau en Vandenbroucke. Het duurde geen volle week na de eedaflegging of Georges-Louis Bouchez, voorzitter van coalitiepartner MR, stuurde aan op ruzie met een aparte lezing van het akkoord over de meerwaardebelasting. Wie anders dan Rousseau moest hem van antwoord dienen?

Dat ze zich bij Vooruit geen illusies maken: de rechterzijde zal blijven krabben aan de ‘overwinningen’ van Vooruit tijdens de onderhandelingen: elke wet, elk Koninklijk Besluit, iedere omzendbrief, elke begrotingsbijstelling kan leiden tot geschonden afspraken: vaak gaat het dan om ‘technische bepalingen’, die in wezen natuurlijk uiterst politiek zijn. Het worden oorlogsjaren voor de federale kabinetten.

Geïsoleerd

De onderhandelaars hebben daar enigszins op geanticipeerd: het federale regeerakkoord bevat 198 pagina’s. Die andere grote inleveringsregering, die van de intussen legendarische premier Jean-Luc Dehaene (CVP, nu CD&V) vertrok in 1992 van een beperkt programma. De grote lijnen stonden erin, de details niet.

Toen was er vertrouwen tussen de coalitiepartners. Christendemocraten en socialisten stonden grosso modo eenzelfde maatschappijmodel voor, zowel institutioneel als sociaal-economisch. Vandaag is dat niet zo: bij de N-VA en de MR denken ze wezenlijk anders over over cruciale aspecten van onze maatschappelijke ordening dan bij Vooruit.

Bovendien bevatte met name het verkiezingsprogramma van de N-VA, de partij van premier Bart De Wever, bijzonder harde passages voor het georganiseerde middenveld – vakbonden en ziekenfondsen voorop. Dat moest en zou worden ontmanteld, een ander woord is er eigenlijk niet voor.  Bij Bouchez was dat zelfs een idee-fixe. Nog voor het zomerreces was dat de eerste aanval die Vooruit moest pareren.

In het Vlaamse politieke landschap hebben de socialisten nog nooit zo geïsoleerd gestaan.

Coalitiepartners Les Engagés en CD&V nemen in alle opzichten een tussenpositie in. Ze willen geen sociale afbraak, maar ze vochten zich ook niet dood om die tegen te houden. Voor het eerst in de naoorlogse geschiedenis hebben de christendemocraten niet één belangrijk sociaal departement in handen: niet in de federale regering (daar hebben ze Justitie en Begroting), amper in Vlaanderen – Hilde Crevits is bevoegd voor de ‘sociale economie’.

Dat zijn kruimels vergeleken bij sociale departementen als Volksgezondheid en Sociale Zaken (Vandenbroucke), Welzijn (Caroline Gennez), Wonen (Melissa Depraetere) of Pensioenen (Jan Jambon).

Opvallend is ook de afwezigheid van het ACV in de politieke debatten. In betogingen krioelt het nog altijd van de groene (ACV)-hesjes, maar de leiding van de christelijke vakbond stelt zich terughoudend op.

Volgens de databanken van het persagentschap Belga kwam ACV-voorzitster Ann Vermorgen sinds nieuwjaar 42 keer in het nieuws, terwijl de naam van ABVV’er Bert Engelaar niet minder dan 131 keer viel.

In het Vlaamse politieke landschap hebben de socialisten nog nooit zo geïsoleerd gestaan.

© BELGA/BELPRESS

‘Nada, niets, rien!’

De rest van de linkerzijde bevindt zich immers in de oppositie, binnen én buiten het parlement. Groen-Ecolo en zeker de PVDA zullen in de Kamer de onrust en de woede proberen te vertolken die zich op straat zal manifesteren. Vakbonden, ambtenaren, leerkrachten, maar ook armoede-, vluchtelingen en mensenrechtenorganisaties maken zich op voor protest.

Zelfs actiegroep Hart boven Hard laat opnieuw van zich horen. Op 22 februari komt men bijeen om te leren van de ervaringen uit Gent en Borgerhout, waar men met wisselend succes heeft proberen te voorkomen dat de ‘progressieve gemeenschap wordt overgeleverd aan de nationalistische N-VA’, lezen we op de website.

‘Wat is de link tussen deze lokale onderhandelingen en de federale regeringsonderhandelingen, die sociale drama’s lijken te voorspellen?’ Wat kan dat anders betekenen dan dat dit deel van het Vlaamse middenveld zich schaart achter een duidelijk actieplan: ‘Voer de druk op: werk Vooruit de regering uit’?

In de regering-De Wever moeten Rousseau en co. opboksen tegen de harde rechterzijde. Buiten de regering zullen ze het gevecht – of minstens het debat – moeten aangaan met hun natuurlijke achterban: het progressieve deel van de bevolking.

En daar is inmiddels sterke concurrentie opgedoken. Met name in de vakbondswereld plukt de PVDA vandaag de vruchten van haar jarenlange actieve aanwezigheid op het terrein. Zowel bij het ACV als bij het ABVV staat de partij van Raoul Hedebouw sterker dan ooit. In menige vakbondscentrale voelen veel leden én leidinggevenden zich meer aangetrokken tot de analyses van de PVDA dan tot die van Vooruit.

In menige vakbondscentrale voelen veel leden én leidinggevenden zich meer aangetrokken tot de analyses van de PVDA dan tot die van Vooruit.

Dat verklaart voor een deel de positie van Bert Engelaar, als algemeen secretaris van het ABVV de nieuwe Vlaamse nummer één van de socialistische vakbond. Engelaar is een man van Vooruit die in zijn media-optredens niet anders kan dan voluit kritiek te geven op zijn eigen partij. Hij is niet de enige.

In Limburg noemde de provinciale ABVV-secretaris Habib El Ouakili het federale regeerakkoord ‘een frontale aanval op de hele arbeidswereld’. In een vlammend betoog zei hij op TV-Limburg: ‘Veel mensen en hardwerkende Vlamingen gaan bloeden, worden heel hard pijn gedaan. Hoe kun je als overheid of als werkgever je werknemers recht in de ogen kijken als je hen met nada, niets, rien naar huis stuurt?’

Maar zelfs El Ouakili is een politicus van Vooruit. De voorbije zes jaar was hij schepen in Hasselt, over een paar jaar wordt hij bestendig afgevaardigde in Limburg. Hoe schizofreen kan de relatie tussen ‘bevriende’ vakbond en partij zijn? vragen waarnemers zich af.

De betrokkenen zelf blijven er kalm onder: ‘Ieder heeft zijn eigen rol. De partij houdt zich bezig met de politiek, de vakbond verdedigt de werknemers. En zowel Vooruit als het ABVV beschermt de koopkracht van de mensen.’

Voor Vooruit is de politieke bewegingsruimte smaller dan ooit. De verkiezingen van 9 juni 2024 waren geen linkse feestdag. België stemde uitgesproken rechts, boven en onder de taalgrens. Logisch dus dat ook de nieuwe federale regering onversneden rechts is, zeker in sociaal-economisch opzicht. Met Vooruit als zo goed als enige tegenwicht.

Die brede rechterflank wordt bovendien flink geholpen door de Europese context: ons begrotingstekort moet fors en vrij snel naar beneden. Hakken in de sociale zekerheid wordt dan onvermijdelijk: in België vloeit meer dan de helft van alle overheidsuitgaven naar onze sociale bescherming.

Weggesmeten geld

Vandaar dat er ook bij de basis van Vooruit stemmen opgingen om niet in de regering te stappen. ‘Als er alleen een rechts programma kan worden uitgevoerd, laat dat dan maar over aan de rechtse partijen.’ Maar zo’n all-in-rechtse regering bleek onmogelijk aangezien ook de N-VA en de MR in geen geval met het Vlaams Belang wilden samenwerken. Vooruit koos voor regeringsdeelname, in het volle besef dat ze mee zou moeten hakken in de sociale sociale uitkeringen. Dat betekent altijd: geld halen bij mensen die dat nodig hebben.

Vooruit koos voor regeringsdeelname, in het volle besef dat ze mee zou moeten hakken in de sociale sociale uitkeringen.

Voor voormalige werkliedenpartij Vooruit is dat geen eenvoudige boodschap om over te brengen aan de achterban. Ze wist vooraf dat ze dat alleen maar kon verkopen als ze de liberalen – de N-VA inbegrepen – zou kunnen overtuigen om ook de rijken een beetje meer te laten betalen. Geven en nemen: het is de kern van de politieke stiel, zeker in landen met coalitieregeringen.

Vooruit ging de gok aan. Eigenlijk pokert voorzitter Rousseau met de welvaartsstaat: als Vooruit erin slaagt om binnen de regering-De Wever boven haar gewicht te spelen, kan hij niet alleen de staatsfinanciën saneren maar ook de sociale zekerheid moderniseren, zij het in een light-variant.

Daarvoor rekent hij in de eerste plaats op zijn zwaargewicht in de regering, Frank Vandenbroucke. Die moet de dag in 2020 waarop Rousseau hem vroeg om terug te keren naar de politiek, als een van de gelukkigste uit zijn leven hebben ervaren. Zo kreeg Vandenbroucke een tweede kans om zijn roeping als politicus te beantwoorden: voortwerken aan wat de gezaghebbende socioloog Herman Deleeck ‘de architectuur van de welvaartsstaat’ noemde.

Sinds 2012 organiseert de Universiteit Antwerpen met dat doel een prestigieuze ‘Leerstoel Herman Deleeck’. De eerste titularis daarvan was, jawel, Frank Vandenbroucke.

Deleeck (1928-2002) was een christendemocraat, Vandenbroucke is een sociaaldemocraat. Dat neemt niet weg dat hun inzichten elkaar overlappen. Zeker Vandenbroucke laat zich niet vastpinnen op wat de ‘socialistische ideologie’ zou moeten zijn. Al in 1981 publiceerde hij bij de linkse uitgeverij Kritak Van crisis tot crisis, een boekje waarin hij het debat aanging met het ABVV.

© BELGA

Hoewel de discussies van veertig jaar geleden vandaag gedateerd zijn, geldt dat niet voor de onderliggende redenering. Vandenbroucke waarschuwde de vakbond om doel en middelen niet te verwarren, om van instrumenten voor economisch en sociaal beleid geen onveranderlijke socialistische principes te maken.

Als er geen goede argumenten meer zijn voor de verouderde berekening van het ambtenarenpensioen, dan ziet een politicus als Vandenbroucke geen enkele reden waarom dat systeem niet gecorrigeerd zou mogen worden.

Zelfs indien de meeste ambtenaren dan een lager pensioen zouden ontvangen. Hij ziet niet in wat daar ‘niet-socialistisch’ aan zou zijn, al beseft ook hij dat niemand het prettig vindt om minder pensioen te ontvangen en dat er grenzen zijn aan de inlevering.

Vandenbroucke heeft zich nog een ander inzicht van Deleeck eigen gemaakt: de sociale zekerheid moet ‘doelmatig’ zijn. Als onze sociale bescherming niet voortdurend hervormd wordt, komen we onvermijdelijk in een situatie terecht waarin we morgen nog altijd betalen voor de risico’s van eergisteren. Dat is weggesmeten geld.

Maar wat is ‘doelmatig’? Sociologen en economen maken daarbij een onderscheid tussen het ‘solidariteitsprincipe’ en het ‘verzekeringsprincipe’. Dat raakt aan de grondslagen van de sociale zekerheid en dat is precies wat vandaag op het spel staat: de fundamenten van de welvaartsstaat.

Frans Spinnewijn, een Leuvense emeritus-econoom (en een goede collega van Vandenbroucke) beschreef de inzet van dergelijk debat als volgt: ‘Het solidariteitsprincipe ziet de sociale zekerheid als een instrument om de armoede te bestrijden. Om de doelmatigheid van de sociale zekerheid volgens het solidariteitsprincipe te meten, telt men hoeveel mensen zonder de sociale zekerheid bestaansonzeker zouden zijn en door de sociale zekerheid bestaanszeker worden.’

Anders is het met het verzekeringsprincipe. Dat ‘ziet de sociale zekerheid als een middel om de levensstandaard van de werknemers te bestendigen, als zij hun arbeidsinkomen verliezen of als zij uitzonderlijke uitgaven moeten doen.

Om de doelmatigheid van de sociale zekerheid volgens het verzekeringsprincipe te meten, berekent men het inkomensverlies na werkloosheid, ziekte, invaliditeit en pensionering of na het betalen van de ziektekosten of het dragen van de kinderlast.’

Is het ene beter of juister dan het andere? Nee. Spinnewijn: ‘Beide doelstellingen beantwoorden aan reële behoeften die elk op zich nastrevenswaardig zijn.’ Dat raakt meteen aan de kern van het drama dat zich aan het voltrekken is tussen de partij Vooruit en de vakbond ABVV.

Deborah aan de kassa

Vanuit het solidariteitsprincipe heeft men aandacht voor collectieve effecten, vanuit het verzekeringsprincipe meet men de mate van individuele bescherming. Vooruit vocht voor het behoud van de index, voor de vervangingsinkomens en de sociale minima, voor de vier miljard extra voor gezondheidszorg: zowel vanuit het solidariteitsprincipe als vanuit het verzekeringsprincipe gezien wordt het systeem daarbij stevig in stand gehouden.

Maar wat de werkloosheid en de pensioenen betreft, heeft men wel harde ingrepen aanvaard. Daar genieten werknemers niet meer dezelfde mate van verzekering tegen tegenslag als vroeger. Daar heeft Vooruit niet kunnen verhinderen dat de solidariteit deels wordt afgebouwd.

Wat de werkloosheid en de pensioenen betreft, heeft Vooruit niet kunnen verhinderen dat de solidariteit deels wordt afgebouwd.

Dat leidt dus tot grote onvrede bij de vakbonden. De gemeenschap moet  voldoende middelen ophoesten om die persoonlijke uitkeringen te kunnen betalen, vinden zij. Inleveringen zijn te mijden, want die zijn altijd een vorm van persoonlijke achteruitgang. Dat geldt ook voor het nastreven van een te nadrukkelijke activering. Waarom zou een mens moeten werken tot zijn pensioen?

Het gaat niet alleen om een theoretische twist, er is ook de sociale realiteit. De vakbonden berekenden dat kwetsbare groepen zoals laaggeschoolde vrouwen sterk door het nieuwe beleid worden getroffen. In het begin van zijn voorzitterschap verwees Rousseau graag naar ‘Deborah aan de kassa’.

Daardoor is het extra pijnlijk dat de oude kassiersters met kinderen de pineut zijn, net als al die andere laaggeschoolde vrouwen, vaak met kinderen, al dan niet gescheiden: noodgedwongen werkten ze deeltijds om alle borden in de lucht kunnen houden. Na een zwaar leven zorgt de regering-De Wever ervoor dat ze een veel kariger pensioen krijgen dan gedacht ‘(‘dan verdiend’, volgens de vakbond).

Een aantal vakbondsleiders heeft begrip voor de positie van Vooruit. ‘Rousseau en Vandenbroucke hebben heel sterk onderhandeld. Maar het resultaat blijft natuurlijk een slecht akkoord. Het betekent sociale afbraak.’ Veel ABVV’ers die voluit Vooruit steunen en in veel gevallen zelfs een lidkaart hebben, zullen straks mee betogen tegen de Arizona-coalitie. Boos op de regering, en met begrip voor de positie van de partij. Ook dat is politiek.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content