Welke Vlaamse steden heffen het meest en het minst belastingen? En wie zit het diepst in het rood?

‘Er zijn maar twee steden waar de schuld per inwoner onder de 1000 euro ligt: Antwerpen en Brugge.’ © Belga
Ewald Pironet
Ewald Pironet Senior writer

Op minder dan een maand voor de verkiezingen maakt Knack de financiële balans op van de grote Vlaams steden. Wie heft de meeste belastingen? Wie torst de hoogste schuld? En wie krijgt het meeste geld van de Vlaamse regering?

Hoe zit het met de financiën van onze steden en gemeenten? Het is een vraag die altijd interessant is, zeker aan de vooravond van de lokale verkiezingen. En al helemaal op een moment dat de federale en regionale overheden moeten besparen en meer uitgaven proberen af te wentelen op de steden en gemeenten. ‘De financiën van de gemeenten staan al jaren onder druk’, zegt professor staats- en bestuursrecht Herman Matthijs (UGent/VUB), ‘en ze zullen de volgende jaren nog meer onder druk komen te staan.’

Matthijs ging na welke Vlaamse steden vandaag de meeste belastingen heffen. Hij bekeek daarvoor de dertien steden met meer dan 50.000 inwoners. Antwerpen is met 542.000 inwoners de grootste stad, van ver gevolgd door Gent (269.200 inwoners), Brugge, Leuven, Aalst, Mechelen, Sint-Niklaas, Hasselt, Kortrijk, Oostende, Genk, Roeselare om af te sluiten met Beveren (50.800 inwoners). Matthijs: ‘In deze dertien steden wonen 1,7 miljoen mensen of 25 procent van de totale Vlaamse bevolking.’

Qua oppervlakte is Antwerpen met 205 km2 veruit het grootst en op 1 januari komt daar dankzij de fusie met Borsbeek nog een 4 km2 bij. Gent is vandaag met 156 km2 de op een na grootste stad, gevolgd door Beveren met 150 km2. Beveren fuseert straks met Kruibeke en Zwijndrecht en zal dan een oppervlakte van 206 km2 tellen en Gent duidelijk voorbijsteken. Matthijs: ‘Alle dertien steden samen hebben een oppervlakte van net geen 1300 km2, of bijna 10 procent van het totale Vlaamse landoppervlakte. Dus 25 procent van de Vlaamse bevolking woont op 10 procent van de oppervlakte, die steden zijn dichtbevolkt.’

Soorten belastingen

De steden en gemeenten heffen belastingen om de lokale voorzieningen en diensten te financieren, zoals openbare scholen, straatonderhoud, afvalverwijdering, lokale politie- en brandweerdiensten en andere openbare diensten. Er kunnen daarbij drie belastingen worden onderscheiden.

Ten eerste is er de aanvullende belasting op de personenbelasting (ABP): per 100 euro die we aan belastingen aan de federale overheid betalen, dragen we nog een percentage af aan de gemeente waar we wonen. De gemeente bepaalt zelf dat tarief. Vooral aan de kust ligt dit vrij laag, in De Panne, Knokke-Heist en Koksijde is dat zelfs nul procent. Het hoogste ABP-tarief is 9 procent in Mesen, een faciliteitengemeente in de Westhoek. U kunt zelf het tarief van uw gemeente en de evolutie nagaan op de site Vlaanderen.be

Een tweede soort gemeentebelasting zijn de opcentiemen. Op de onroerende voorheffing die u betaalt aan de Vlaamse overheid, in de volksmond ook wel ‘grondbelasting’ genoemd, kan elke gemeente nog een belasting heffen. Ook hier kan ze zelf de hoogte bepalen. Een heffing van 850 opcentiemen wil zeggen dat u per euro onroerende voorheffing nog eens 8,5 euro aan opcentiemen betaalt. Betaalt u bijvoorbeeld 100 euro onroerende voorheffing aan het Vlaams Gewest, dan komt er nog 850 euro aan opcentiemen bij voor de gemeente. In Alveringem, ook een gemeente in de Westhoek, betaalt u met 1417 opcentiemen het meest, in de Oost-Vlaamse gemeente Sint-Martens-Latem en en de Vlaams-Brabantse gemeente Zaventem het minst, namelijk 472 opcentiemen. Op de site Vlaanderen.be kunt u opnieuw de opcentiemen voor uw gemeente vinden.

Tot slot kunnen de gemeenten nog een eigen belasting invoeren ‘voor zover ze niet strijdig zijn met het recht of met het algemeen belang’. Er bestaan zo’n 250 verschillende gemeentebelastingen, bijvoorbeeld op leegstand, tweede verblijven, ongeadresseerd drukwerk, nachtwinkels, huisvuil, drijfkracht, afgifte van administratieve stukken, markten, kermissen, gasboetes enzovoort. Een volledig overzicht van alle gemeentebelastingen in alle Vlaamse gemeenten is te vinden op lokaal.bestuur.vlaanderen.be. Deze eigen belastingen vallen buiten dit onderzoek.

Aanvullende personenbelasting

Matthijs: ‘In de groep van de dertien onderzochte steden varieert het percentage van 5 procent tot 8,5 procent. Het gemiddelde bedraagt 7,1 procent. Aalst, Antwerpen, Genk, Kortrijk, Roeselare en Sint-Niklaas hebben een hogere aanvullende personenbelasting dan dit gemiddelde. In de steden Beveren, Brugge, Gent, Hasselt, Leuven, Mechelen en Oostende ligt het tarief lager.’

Gedurende deze regeerperiode werd de aanvullende personenbelasting in geen enkele stad opgetrokken. In vier steden werd ze verlaagd: in Sint-Niklaas van 8,5 naar 7,5 procent, Hasselt van 7,5 naar 7 procent en Gent van 6,9 naar 6,5 procent. In Antwerpen werd ze op 1 januari 2024 van 8 naar 7 procent verlaagd. Alleen in Hasselt werd de verlaging gecompenseerd met een verhoging van de opcentiemen.

Opcentiemen

Matthijs: ‘Er is een verschil van meer dan 300 opcentiemen tussen de stad met de laagste opcentiemen, Sint-Niklaas, en die met de hoogste, Oostende. De gemiddelde opcentiemen van de dertien onderzochte steden bedraagt 988. In Brugge, Gent, Kortrijk, Mechelen, Oostende en Roeselare ligt het bedrag hoger dan het gemiddelde, in Aalst, Antwerpen, Beveren, Genk, Hasselt, Leuven en Sint-Niklaas lager.’

Tijdens deze regeerperiode hebben vier steden de opcentiemen verhoogd: in Hasselt werd het met 45 opgetrokken tot 986,4, in Leuven met 95 tot 975, in Mechelen met 162 tot 1100, en in Gent zelfs met 175 tot 1088. Matthijs: ‘Gemeenten mogen de opcentiemen differentiëren, de opcentiemen kunnen dus over het grondgebied variëren volgens bepaalde criteria. In Antwerpen is er soms een tarief van nul opcentiemen van tel. Het is de enige grote stad die differentieerde met de opcentiemen.’

Duurste en goedkoopste fiscale stad

Matthijs: ‘Er zijn twee steden die zowel met de aanvullende personenbelasting als de opcentiemen boven het gemiddelde liggen en dat zijn Kortrijk en Roeselare. In Kortrijk is er een coalitie van Open VLD, Vooruit en CD&V aan de macht, met een liberale burgemeester. Roeselare is duidelijk de duurste fiscale stad, met 8,5 procent aan aanvullende personenbelasting en 1140 aan opcentiemen. In Roeselare heb je momenteel een coalitie van CD&V, Vooruit en Open VLD, met een CD&V-burgemeester.’

‘Er zijn vier steden die met beide belastingen onder het gemiddelde liggen’, vervolgt Matthijs, ‘Beveren, Gent, Hasselt en Leuven. Beveren is de goedkoopste fiscale stad, met 5 procent aanvullende personenbelasting en 883 opcentiemen. In Beveren is een coalitie van CD&V en N-VA aan het bewind, onder leiding van een CD&V-burgemeester.’

Schuld

Matthijs: ‘Gent torst met 953 miljoen euro de hoogste schuld van alle dertien steden, drie keer meer dan de stad met de op één na hoogste schulden en dat is Antwerpen met 302 miljoen euro. Brugge heeft met 117 miljoen euro de laagste schulden.’

‘Maar die totale schuld zegt niet alles, om een eerlijke vergelijking te maken moet je kijken naar de schuld per inwoner’, vervolgt Matthijs. ‘Ook dan is Gent de stad met de grootste schuld, namelijk 3556 euro per inwoner. De Arteveldestad wordt op de voet gevolgd door Oostende en van op enige afstand door Mechelen. In Gent is er een coalitie van Open VLD, Vooruit en Groen, onder leiding van een Open VLD-burgemeester. Ook Oostende en Mechelen worden trouwens geleid door een liberaal. En nog opvallend: Groen zit maar in vijf van de dertien schepencolleges, maar wel in de drie met de hoogste schuld per inwoner.’

‘Er zijn maar twee steden waar de schuld per inwoner onder de 1000 euro ligt: Antwerpen en Brugge. Dat komt vooral omdat beide steden goed worden beheerd. In Antwerpen is er veel gesaneerd, maar de Scheldestad krijgt ook het meeste geld uit het Gemeentefonds.’

Inkomsten uit het Gemeentefonds

Naast de belastingen krijgen de gemeenten geld uit het Gemeentefonds, een potje van de Vlaamse regering waar dit jaar 3,6 miljard in zit en dat de gemeenten vrij kunnen besteden. Het inwonersaantal is een van de belangrijkste criteria voor de verdeling van dat geld.

Matthijs: ‘De dertien steden krijgen iets meer dan 2 miljard of 57 procent van het geld waarover het Gemeentefonds beschikt. Antwerpen ontvangt met 959,5 miljoen euro of 27 procent het meeste, gevolgd door Gent met 475,3 miljoen (12 procent) en Brugge met 104 miljoen (3 procent). Merk de grote verschillen op tussen deze drie steden.’

‘Als je de bedragen uit het Gemeentefonds afzet tegenover het aantal inwoners, krijgen Antwerpen en Gent nagenoeg evenveel, en Brugge maar de helft daarvan’, aldus Matthijs. ‘En het verschil met een stad als Beveren is erg groot: Antwerpen en Gent krijgen 1500 euro per inwoner meer dan Beveren.’

Autofinancieringsmarge

De autofinancieringsmarge is het verschil tussen de ontvangsten van een stad en alle uitgaven en interestlasten (aflossingen van leningen). Matthijs: ‘De autofinancieringsmarge vertelt ons iets over de gezondheid van een gemeente, hoeveel geld er kan worden gebruikt om nieuw beleid te financieren. Om goed te kunnen vergelijken moet je dit ook per hoofd van de inwoners van de stad bekijken. En dan staat Antwerpen aan kop met 566 euro per inwoner, op de voet gevolgd door Beveren met 559 euro en daarna volgt Hasselt met 299 euro. Onderaan vinden we Kortrijk terug met 119 euro per inwoner, Gent met 97 euro en hekkensluiter is Aalst met 48 euro.’

Conclusie

‘In drie van de dertien grote Vlaamse steden werd de aanvullende personenbelasting verlaagd, in drie werden de opcentiemen opgetrokken’, zegt Matthijs. ‘Het is niet erg populair om de gemeentebelasting op te trekken, maar bij de opcentiemen die op een vrij ingewikkelde manier worden berekend valt een verhoging het minst op.’

‘De schulden van de gemeenten zijn belangrijk, niet alleen omdat ze het toekomstige beleid bepalen, maar ook omdat Europa ze meetelt voor de schuldgraad van België’, aldus Matthijs. ‘Het valt ook op dat een paar steden héél veel geld krijgen uit het Gemeentefonds. Over een eventuele andere sleutel voor die middelen bestaat vandaag discussie tussen de politieke partijen. De vraag is dan: welke steden zouden minder krijgen? Of worden de laagste bedragen opgetrokken en moet Vlaanderen dieper in de geldbuidel tasten? Dat tot een goede eind brengen is een mooie opdracht voor de toekomstige Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur.’

Partner Content