Wat heeft Vooruit te zoeken in de regering-De Wever?

© Knack
Walter Pauli

Als centrumlinkse partij in een rechts kabinet neemt Vooruit een risico. Gedurfd, maar voorzitter Conner Rousseau denkt dat hij in de regering-De Wever een deel van zijn programma en verkiezingsbeloften kan verzilveren. Alleen, willen de rechtse coalitiepartners dat?

Het gaat niet goed met de formatie. En dat ondanks de optimistische communicatie die nu al bijna twee maanden duurt: de nota’s van formateur Bart De Wever – en die van zijn Vlaamse juniorpartner Matthias Diependaele – blijven een zeer zware N-VA-stempel dragen. MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez vindt dat allemaal geweldig – het mag nog rechtser van hem. De CD&V en Les Engagés houden zich waar dat kan op de vlakte. Maar bij Vooruit krijgen ze het met de dag meer op de heupen.

Vorige week kon Vooruit-onderhandelaar Frank Vandenbroucke zich even niet meer in houden. Hij begon te bulderen, zoals in lang vervlogen tijden alleen hondsbrutale PS’ers als André Cools dat durfden. Reden voor zijn woede? Bouchez die een voorstel op tafel legde om de ziekenfondsen af te schaffen en dat plan een uur lang probeerde erdoor te duwen. Tot Vandenbroucke uit zijn krammen schoot. Alsof Vooruit ooit in een regering zou stappen die belangrijke sociale organisaties als de ziekenfondsen zou liquideren – het zou patiënten zonder verdediging laten en feitelijk een einde maken aan ons stelsel van gezondheidszorg.

Een federale regering tegen 20 september, zoals Bart De Wever wil? Het lijkt met de dag minder waarschijnlijk.

Hoe meer N-VA-gekleurd de startnota’s zijn, hoe liever de MR het heeft. En de vreugde van de MR is de ergernis van Vooruit.

Eén richting: rechts

De regering die De Wever op de been wil brengen – ‘Arizona’ – is zeer logisch gezien de verkiezingsuitslag, maar het is niet de coalitie die hij in de aanloop naar de verkiezingen voor ogen had. Toen leek het een uitgemaakte zaak dat behalve Vooruit ook de PS zou meedoen. Maar in Wallonië was links de grote verliezer van de verkiezingen en rechts de echte winnaar. De PS koos voor de oppositie en dat veranderde zowel voor Bart De Wever als voor Conner Rousseau de actieradius.

Wat blijft er, zonder de PS aan tafel, over van De Wevers communautaire agenda? Hij voelt de hete adem van het Vlaams Belang hoe dan ook in zijn nek. Een tastbaar gevolg daarvan: de richting van het maatschappelijke project van de regering wordt voor de N-VA extra belangrijk. Voor de N-VA en voor MR is er maar één richting: rechts. Ook hier valt de schaduw van het Belang niet te negeren. Zeker rond asiel en migratie kan het daarom amper rechts genoeg zijn voor de N-VA. Dat de N-VA en de MR een rechtse agenda willen doordrukken is overigens hun goed recht: zij zijn in hun landsdeel de partij met de meeste zetels.

Dat verklaart de halfslachtige houding van De Wever. Als formateur staat hij zogezegd ‘boven de partijen’. Tegelijk is hij een politiek beest, gepokt en gemazeld in een politieke cultuur waarin niet de regeringen maar de partijen de lakens uitdelen. Twintig jaar lang heeft hij als voorzitter de N-VA gevormd en gekneed naar zijn inzichten, zijn opvattingen en zijn stijl van communicatie, en niet het minst naar zijn temperament en zelfs naar zijn karakter. Bart De Wever blijft de politieke held van een nog altijd erg brede Vlaamse rechterzijde van Vlaams-nationalisten, neoliberalen en conservatieven. Dat dankt hij aan zijn kwaliteiten. Maar de N-VA-voorzitter heeft ook zijn hebbelijkheden. Hij is een rancuneuze man. Voor zover de N-VA een doorslag is geworden van haar voorzitter, is ook de N-VA een behoorlijk rancuneuze partij geworden.

De kans bestaat dat de professorale stijl van Frank Vanden­broucke eerder vroeg dan laat de ergernis zal opwekken van ‘premier’ De Wever. © BELGA

Sancties, sancties, sancties

Dat tekent deze formatie. Eerst lekte er niets uit – dat is altijd een goed teken, geen van de betrokkenen wil de boel ­saboteren. Nu, sinds een week of twee, is er plots een dijkbreuk van gelekte documenten, opvallend vaak in DPG-­media en De Tijd.

Het blijft altijd gissen welke partij of andere belang­hebbende de oorzaak is van een lek, maar dit keer lijkt het ­erop dat weer dan eens de N-VA zelf documenten lekt. Natuurlijk niet om De Wever spaken in de wielen te steken, maar alsof ze het Vlaamse ­publiek willen tonen: ‘Kijk eens hoe standvastig wij zijn.’ En vooral: hoe streng. Sancties lijken middel en doel tegelijk, er zijn sancties tegen artsen, tegen ouders, tegen leerkrachten, tegen schooldirecties, ­tegen zieken, tegen werk­lozen… Soms krijg je de indruk: tegen al wie ooit een N-VA’er tegen de haren in gestreken heeft. Ben Weyts lijkt bijvoorbeeld het hele Vlaamse onderwijs te willen tuchtigen omdat ze het hem in zijn vorige regeerperiode daar als ­minister zo moeilijk hebben gemaakt.

De formateursnota’s zijn niet te nemen of te laten, en er wordt inderdaad bijgestuurd. Maar zo’n aangepaste nota geeft al snel de indruk dat het alvast een eerste ‘toegeving’is van de auteurs. ZekerGeorges-Louis Bouchez is niet de man die veel van die ‘toe­gevingen’ duldt. Hoe meer N-VA-gekleurd de startnota’s zijn, hoe liever de MR het heeft. De vreugde van de MR is de ergernis van Vooruit. De Vlaamse socialisten wisten dat ze een geweldig risico ­namen door als enige centrumlinkse partij mee te stappen in een rechtse regering. Als Vooruit geen zichtbare successen kan boeken, dreigt een logische afstraffing. Zoals het intern geformuleerd werd: ‘Als we politiek mislukken, zijn we electoraal dood.’

Frank Vandenbroucke is geen politicus geworden om zich popular te maken, maar om te doen wat hij vindt dat moet worden gedaan.

En dus zijn ze bij Vooruit argwanend over het verloop van de onderhandelingen. In de federale regering is er een driest rechts blok van MR en N-VA. Les Engagés en zeker de CD&V laten de Vlaamse socialisten doorgaans spartelen in hun verzet. Want voor het eerst sinds de verkiezingen van 2003 hebben de Vlaamse socialisten meer stemmen en meer zetels dan de christendemocraten – en dat zit CD&V-­voorzitter Sammy Mahdi niet lekker. Er is dus geen sprake van enig ‘sociaal’ verbond ­tegen het sterke rechtse front van de N-VA en de MR.

Die tweespalt tekent zich zo mogelijk nog meer af bij de Vlaamse dan bij de federale ­regeringsonderhandelingen. In Vlaanderen wordt gespeeld met de kaarten op tafel: de N-VA wil bezuinigen en de CD&V gaat voor het status quo. De christendemocraten willen de Vlaamse overheid behouden zoals ze de voorbije jaren uitgetekend werd naar het model en de inzichten van Raf Suys, al sinds jaar en dag de chef de file van de christendemocratische kabinetschefs en de sterke man van de Vlaamse deep state. Als Vooruit in deze Vlaamse constellatie zichtbare resultaten wil behalen, wordt het nog een ruige rit.

Wordt de Vlaamse formatie moeilijker dan de federale? ‘CD&V moet ophouden met spinnen’

Vintage Vandenbroucke

Rousseau en Vandenbroucke kunnen amper nog verbergen dat ze met de dag ontevredener worden over het verloop van de formatie – en ook negatiever over de afloop. Terwijl ze eigenlijk hadden gehoopt op een positiever scenario. Want hoewel niemand dat met zoveel woorden hardop zal zeggen, was het verlies van de PS niet helemaal slecht nieuws voor Vooruit. Het illustreerde dat ook Wallonië stemde voor een beleid dat Rousseau al sinds zijn verkiezing als voorzitter vier jaar geleden verdedigt: rond migratie en veiligheid mag het allemaal wat strikter, toch als het sociaal­economische klimaat veilig blijft – wie werkt of gewerkt heeft, heeft recht op een behoorlijk inkomen. De verdediging van de rechtsstaat en de verdediging van de welvaartsstaat gaan in de nieuwe Vooruit-leer hand in hand: mensen moeten zich in een samenleving veilig voelen (migratie en veiligheid) en zich in hun persoonlijke leven ook veilig weten (een behoorlijk ­inkomen, een veilig pensioen, een uitstekende gezondheidszorg). Ook Rousseau heeft de voorbije vier jaar zijn partij gemodelleerd naar zijn inzichten, zijn communicatie en zijn karakter.

Arizona-partijen laten juridische experts los op migratievoorstellen N-VA

Op cruciale punten verschilt de lijn-Rousseau trouwens niet zo veel van de inzichten van zijn superminister Frank Vandenbroucke. Het ziet ernaar uit dat Vandenbroucke in de Arizona-regering de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid zal zijn. De kans bestaat dat zijn professorale stijl eerder vroeg dan laat de ergernis zal opwekken van De Wever.

MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez en CD&V-voorzitter Sammy Mahdi zien de socialisten graag spartelen tijdens de onderhandelingen. © BELGA/BELPRESS

Maar inhoudelijk zou deze regering voor Vandenbroucke de kans van zijn leven kunnen worden. Volgend jaar wordt hij zeventig, deze regering wordt wellicht zijn laatste. Vandenbroucke zal dan meer dan veertig jaar actieve politiek op de teller hebben, sinds hij begin jaren tachtig begon te werken voor de studiedienst van de socialistische partij.

In 1981 was al hij de gedreven auteur van Van crisis tot crisis, een boek waarmee hij het debat aanging met de socialistische vakbond – de elfjarige Bart De Wever zou toen nog een jaar moeten wachten op zijn eerste lessen in Latijnse vervoegingen. De kwesties waarover het toen ging, zijn intussen volkomen gedateerd maar de aanpak is al wel vintage Vandenbroucke.

Zijn de instrumenten – de instellingen, de wetten, de ­regels – die de socialistische beweging ontwikkeld heeft nog up-to-date om de uit­dagingen van vandaag en morgen het hoofd te bieden? Niet de oude afspraken staan voorop maar de doelmatigheid – helpen ze de welvaart en het welzijn werkelijk vooruit? Anders moet er worden geschakeld, hervormd, veranderd. Als de Vlaamse zorgverzekering niet gebracht heeft wat er ooit van werd gehoopt, waarom daar dan nog aan vasthouden in de huidige vorm? Als de ‘medico-mut’ (het overleg tussen artsen en ziekenfondsen in het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) een voortdurende rem is op de modernisering van de gezondheidszorg, waarom tijd ­blijven ­verliezen aan een contra­productieve structuur – toch in de huidige vorm en met de bestaande bevoegd­heden? Hebben alle preferentiële ­tantièmes en andere ingewikkelde berekeningen in de overheidspensioenen ­vandaag nog evenveel zin als in de ­jaren dat dit complexe stelsel werd uitgewerkt? Of kunnen we de al jaren vastliggende budgetten misschien nuttiger besteden aan nieuwe sociale noden?

Voor Vooruit zijn niet alle ingrepen in de pensioenen of in de werkloosheid bij voorbaat taboe.

Niet bij voorbaat taboe

Vandenbroucke wil zijn kans grijpen. Dat is althans de indruk die hij gaf toen hij begin juli een lange samenkomst belegde met de Vlaamse secretarissen van het socialistische ziekenfonds Solidaris. Het werd een open en vrank gesprek: de ziekenfondsen móéten actiever hun best doen om langdurig zieken beter te controleren om hen op een gepaste manier sneller weer aan het werk te krijgen.

De boodschap lijkt te zijn aangekomen. Op 9 juli tweette Solidaris Vlaanderen: ‘Solidaris zet tijdens het eerste jaar ziekte alles op alles om arbeidsongeschikte leden die in staat zijn te werken, rechtstreeks weer aan het werk te helpen. Deze aanpak werpt vruchten af. Aantal gedeeltelijke werkhervattingen is in 2022 en 2023 gemiddeld met 11% per jaar gestegen.’ Het was het enige bericht dat het ziekenfonds in heel juli op X heeft geplaatst. Blijkbaar vonden ze het nodig om heel ostentatief de plannen van Vandenbroucke te steunen, hoe moeilijk die ook kunnen liggen.

Zoals gezegd: in die zin schept de afwezigheid van de PS in de federale regering kansen voor Vooruit. De Vooruit-­top heeft meermaals duidelijk gemaakt dat hij bereid is tot ‘het nemen van risico’s’: niet alle ingrepen in de pensioenen of in de werkloosheid zijn bij voorbaat taboe, zoals dat onder Vivaldi was met de PS – en ook met Ecolo/Groen – in de regering. Integendeel, Vooruit denkt zelfs tot een ­betere sociale bescherming te kunnen komen als het een aantal oude en contraproductieve sociale taboes eindelijk mag aanpakken.

In ruil daarvoor moet er natuurlijk boter bij de vis: kwetsbare kinderen verdienen een veel betere bescherming, die begint met gratis maaltijden op school, koopkracht blijft ­belangrijk, collectieve voorzieningen moeten goed en betaalbaar blijven, de begroting mag geen alibi zijn om alvast een sociaal bloedbad te organiseren – ‘want er is geen ­alternatief’. En wat zéker taboe is: socialisten maatregelen laten nemen die in de gegeven omstandigheden onversneden rechts zijn, zoals de splitsing van ontwikkelingssamenwerking, een idee van de N-VA. Dat zou al vlug het ­einde betekenen van ontwikkelingssamenwerking: Wallonië heeft er geen geld voor en de Vlaamse rechterzijde wil er ­eigenlijk van af.

In de nieuwe regering zal Frank Vandenbroucke ongeveer in zijn eentje de sociale linkerflank moeten afdekken.

Hors catégorie

Dat wordt meteen de partijpolitieke functie van Vandenbroucke: ongeveer in zijn eentje zal hij de sociale linkerflank moeten afdekken. Nu al kan voorspeld worden dat de oppositie tegen elke ‘modernisering’ – en zekere elke besparing – groot zal zijn. Zowel in het parlement van PVDA-PTB, Groen, Ecolo en nu ook de PS, maar ook buiten het parlement: bij de socialistische overheidscentrale ACOD worden de messen geslepen tegen elke aanpassing of aantasting van de overheidspensioenen en -statuten.

Maar juist door die jarenlange loopbaan is Vandenbroucke hors catégorie qua dossierkennis in sociale dossiers in zeer brede zin. Hij werkte als parlementslid (1985-1999 en 2009-2011), ­partijvoorzitter (1989-1994), ­minister van Sociale Zaken (1999-2003 en 2019-2024), van Pensioenen (1999-2004), van Werk – zowel federaal (2003-2004) als Vlaams (2004-2009) –, van Onderwijs (2004-2009) en van Volks­gezondheid (2019-2024). Het zijn zeer technische departementen. Vandenbroucke is geen politicus geworden om zich populair te maken, maar om te doen wat hij vindt dat moet worden gedaan. Dat is zijn sterkte, en soms ook zijn zwakte – geen mens die zich namelijk nooit vergist.

Als Vandenbroucke een onpopulaire maatregel verdedigt als in wezen toch sociaal, zal de oppositie met sterke argumenten mogen uitpakken om de publieke opinie te overtuigen van het tegendeel – hem van gedachte doen veranderen zal toch niet lukken. De PVDA-PTB kan terugvallen op enkele Dokters van het Volk met dossierkennis en ervaring op het terrein. Ecolo-Groen daarentegen heeft al jaren verzuimd om echt te investeren in parlementsleden die met groot gezag tussenbeide kunnen komen in de grote, complexe, peperdure sociale dossiers. En dan is er natuurlijk de PS, de vleesgeworden verdediging van ‘la sécu’. Wie gaat

Automatisch schept Vooruit met zo’n beleid – activistisch maar ook streng en soms ronduit onpopulair – meer afstand tot de PS, maar ook tot de vakbonden en bij alle organisaties waar een klassieker socialisme gehuldigd wordt, en evengoed in milieus met een hart voor groenere vormen van progressiviteit. En de laatste verdedigers van progressieve frontvorming resten alleen de woorden van de legendarische sportjournalist Karel Van Wijnendaele bij een zoveelste Vlaamse nederlaag: ‘We hebben enkel nog onze ogen om te schreien.’

Partner Content