Walter Pauli analyseert: Jan Jambon versus de particratie

© Belga Image
Walter Pauli

Vorige week gonsde het van de Grote Woorden in de Wetstraat. Eerst lag minister-president Jan Jambon (N-VA) onder vuur omdat een akkoord uitbleef. Toen dat er toch kwam, werd de kritiek alleen maar feller.

Afgaand op de verklaringen van waarnemers, journalisten en politici moet de Wetstraat zelden een diepere crisis hebben gekend dan tijdens de voorbereiding van het recentste Septemberakkoord, intussen de gebruikelijke naam van de jaarlijkse Vlaamse regeringsverklaring. ‘Crisis in de Vlaamse regering compleet’ (De Tijd), ‘Ongeziene afgang voor regering Jambon’ (De Standaard), ‘Wat heeft de show van de voorbije weken nu eigenlijk opgeleverd voor de Vlaming? Niets’ (Hannelore Goeman, Vlaams fractievoorzitter van Vooruit), ‘Weken waarin decennia gebeuren’ (Jan Jambon). Enzovoort. Al die uitspraken hebben één karaktertrek gemeen: het zijn stuk voor stuk overdrijvingen, groteske uitvergrotingen van een politiek weekje zoals er elk jaar wel een paar zijn. De bewuste Septemberverklaring werd niet in het begin maar op het einde van de week voorgelezen: meer dan dat heeft politiek Vlaanderen niet nodig om in staat van hevige opwinding te raken. Het lijkt de Vlaamse Week van de Karikatuur.

De Septemberverklaring werd niet in het begin maar op het einde van de week voorgelezen? Meer dan dat heeft politiek Vlaanderen niet nodig om in staat van hevige opwinding te raken.

Niet dat de Vlaamse regering daartoe geen aanleiding gaf, maar dan niet zozeer vanwege de opgefokte politique politicienne dan wel om inhoudelijke politieke redenen: eerst aankondigen dat de Vlaamse energieheffing geschrapt wordt voor alleenstaanden en gezinnen, en dan moeten vaststellen dat die ‘hulp’ minder bedraagt dan 6 euro – per jáár. Dat is pas echt grotesk. Maar diezelfde Septemberverklaring bevatte ook zinvolle maatregelen waarover amper werd bericht: wie maandag de Götterdämmerung aankondigt, kan donderdag natuurlijk moeilijk genuanceerd beginnen te doen, laat staan positief. De echo van holle verontwaardiging draagt altijd verder dan die van een afgewogen oordeel. Uiteindelijk doet de regering-Jambon alweer zoals ze deed, en moet vooral Sammy Mahdi spitsroeden lopen, als aanstoker van wat uiteindelijk weinig meer was dan een halve week lang een hoge borst opzetten. Zo werd de CD&V-voorzitter in het Canvas-programma De ideale wereld voorwerp van enige baldadige humor: ‘Voor Sammy Mahdi maakt die indexering van het kindergeld toch niet zo veel uit. Die gaat toch nooit kinderen krijgen.’ Hoezo niet? ‘Hij kan zelfs zijn been niet stijfhouden.’

‘Dinges’

Toch is het relletje best interessant. Het toont de grenzen aan waarbinnen politici en regeringen vandaag moeten optreden. En dus ook Jan Jambon. Want uiteindelijk kreeg hij zijn Septemberverklaring wel rond. Als hij één week eerder zijn officiële bezoek aan Ierland had uitgesteld en gewoon in Brussel was blijven doorwerken, was het compromis wellicht tijdig beklonken geweest.

Politoloog Carl Devos (UGent): ‘Ik hoor van veel ministers dat de interne cohesie van de Vlaamse regering sterker is dan het beeld dat ervan leeft bij het publiek. Zijn coalitiepartners appreciëren Jambon. Hij wordt gewaardeerd als een aangename, constructieve leider van het team, eerder een primus inter pares dan een klassieke chef. Al is hij meer de man die zich liever beperkt tot het uitzetten van de grote lijnen dan een regeringsleider die de belangrijkste dossiers tot in de finesses kent. Vandaar ook zijn onduidelijke communicatie – hij is de politicus van ‘Dinges’, zoals cartoonist Erik Meynen dat zo scherp heeft gezien. Het is vaak een vorm van camouflage bij gebrek aan precieze antwoorden op concrete vragen. Micromanagement is zijn dinges niet. (lacht) Ik las onlangs dat een van zijn medewerkers had gezegd: “Jan veronderstelt intellectuele eerlijkheid bij anderen. Hij verwacht dus dat men begrijpt wat hij bedoelt als hij zich eens niet helemaal juist uitdrukt, en het niet fout (maar wel letterlijk) verder vertelt.” Maar zo werkt de Wetstraat niet. Jan Jambon is geen politiek dier. Hij wordt volgens mij niet warm van het hic et nunc en de dagjespolitiek. Jambon lijkt mij eerder iemand van de langetermijnprojecten, genre Vlaamse onafhankelijkheid. Het mag een paar decennia duren. Vandaar dat hij volgende week zwaar wil uitpakken met een doorstart van Flanders Technology – naar het in de jaren 1980 en 1990 spraakmakende project van wijlen Gaston Geens, de christendemocratische voorzitter van de toenmalige Vlaamse Executieve. Het is Jambon op het lijf geschreven, een project dat appelleert aan het Beierse concept van Laptop und Lederhose: het samengaan van technische innovatie en culturele traditie.’

Particratie

Dat het voor de Vlaamse regering vorige week desondanks spitsroeden lopen was, was overigens de resultante van belangrijke factoren. Ten eerste: de particratie. Aanvankelijk werd de aanval van Mahdi op de Vlaamse regering op enige sympathie onthaald en was Jambon als lijdend voorwerp kop van Jut. Carl Devos: ‘Ik ben voorstander van een model waarbij er een duidelijk onderscheid is tussen de regering en de partij. Een partijvoorzitter moet zich niet rechtstreeks bemoeien met het regeringswerk. Daarvoor beschikken de partijen over (vice)premiers, ministers, fractieleiders en parlementsleden. Partijvoorzitters moeten hun partij besturen, niet het land. Vorige week moest ik weerom vaststellen: de platte particratie veert weer op, al is ze nooit weggeweest.’ Dat geldt niet alleen voor de CD&V maar ook voor de andere Vlaamse regeringspartijen, de Open VLD en de N-VA.

Veel Open VLD’ers zijn zenuwachtig over de bromance tussen Rousseau en De Wever. Zíj zijn de natuurlijke bondgenoot van de N-VA.

c

‘De CD&V zegt al vier maanden dat de kinderbijslag moet worden geïndexeerd, maar de N-VA en de Open VLD maakten zich sterk: “Foert, het is maar de CD&V.” Want dat speelt natuurlijk mee: in de strijd om het politieke centrum proberen de Open VLD en de N-VA de CD&V kopje-onder te duwen. Ik was onlangs aanwezig als spreker op de fractiedagen van de Open VLD. Ik woonde er een boeiende en geanimeerde discussie bij waarbij enkele parlementsleden de partijleiding opriepen om de relatie met de top van de N-VA te verbeteren: “Zeker sociaaleconomisch is de N-VA de natuurlijke bondgenoot van de Open VLD, meer dan Vooruit en de CD&V”, klonk het. Je merkte dat veel Open VLD’ers zenuwachtig zijn over de bromance tussen Conner Rousseau en Bart De Wever. Daarom vinden ze dat de liberalen hun goede relaties met de N-VA dik in de verf moeten zetten: iedereen moet het kunnen zien. Want dat maakt de CD&V nerveus, en dan zullen ze daar wel twee keer opletten om niet opnieuw te doen wat vorige week is gebeurd.’

Geen nieuw kartel

Dat was vorige week inderdaad goed zichtbaar. In volle crisette maakte Bart Somers, de viceminister-president voor de Open VLD, Jan Jambon ostentatief het hof met een hoogst merkwaardig opgesteld bericht: ‘Ik wil minister-president Jan Jambon danken voor zijn inzet, en mijn respect betuigen voor de wijze waarop hij empathisch en steeds constructief werkt om tot akkoorden te komen in het belang van de mensen.’

Vraag is of zulke open doekjes voor N-VA-voorzitter Bart De Wever zullen volstaan. Hij is nog altijd boos op de Open VLD, en met name op zijn liberale collega Egbert Lachaert, omdat die in 2020 achter zijn rug de federale Vivaldi-regering in de steigers hielp zetten, zonder de N-VA. Maar op wie is De Wever niet boos? Hij had in elk geval betere contacten met de vorige CD&V-voorzitter, Joachim Coens, dan met Sammy Mahdi. Carl Devos: ‘Kort na de verkiezingen van 2019 zijn er snuffelgesprekken geweest tussen de CD&V en de N-VA. Ik weet van betrokkenen, bij beide partijen, dat die gevoerd zijn op het niveau van de studiediensten. Een nieuw kartel smeden zoals in de hoogdagen van Yves Leterme is natuurlijk uitgesloten, maar andere vormen van “vereniging” hadden mogelijk wel gekund. Coens was bereid om viceadmiraal te spelen op een groter schip. Dat is met Mahdi als voorzitter totaal veranderd. Het verklaart mee de verwijdering tussen de N-VA en CD&V’ers van de lijn-Mahdi.’

‘Ook Sammy Mahdi speelde het spel vooral partijpolitiek. Daarvoor hebben de CD&V-leden hem trouwens gekozen. Eigenlijk deed Mahdi weinig anders dan in de praktijk brengen wat na de zware verkiezingsnederlaag van de CD&V in 2019 al geschreven stond in de nota van de ‘Twaalf Apostelen’ (denkgroep van twaalf toenmalige subtoppers, met onder meer de huidige minister van Financiën Vincent Van Peteghem, nvdr) die de oorzaken van de klap moest onderzoeken. Een van de voornaamste conclusies was dat de CD&V zich dringend moet bedienen van ‘klare taal’, om zo afstand te nemen van ‘een te voorzichtig midden’. Daarnaast zou de partij dringend moeten ‘capteren waarvan de mensen wakker liggen’. Mahdi’s houding en communicatie over de kinderbijslag beantwoordde aan die beide bekommernissen.’

Maar wil men terug naar de tijd van de ‘junta van partijvoorzitters’, een beladen term uit de late jaren zeventig? Het begrip deed zijn intrede toen niet premier Leo Tindemans (CVP, nu CD&V) maar de verzamelde partijvoorzitters van de meerderheid onderhandelden over het Egmontpact, een zeer verregaande staatshervorming – de Vlaamse Beweging sprak liever van ‘bedisselden’. Vijf decennia later is er geen politicus die de regering zo veel mogelijk in dienst van zijn eigen partij wil zien werken als Bart De Wever. Zelfs de aanstelling van Jan Jambon als minister-president was meer een zaak van particulier nut dan van algemeen belang. Carl Devos: ‘Ik heb nooit begrepen waarom Geert Bourgeois weg moest als minister-president. Bart De Wever en ook wel andere N-VA-toppers wilden vooral dat de Vlaamse regering zich meer zou profileren. Dat stond haaks op de rustige, degelijke, uiterst professionele bestuursstijl van Bourgeois. Eigenlijk zat De Wever zelf klaar om de nieuwe minister-president te worden. Tegelijk moest hij Jambon aanporren om zich kandidaat te stellen als de nieuwe federale premier, ook al had die laatste daarvoor weinig ambitie. Het is uiteindelijk allemaal anders verlopen dan de N-VA voor de verkiezingen van 2019 voor ogen had. De Wever bleef burgemeester in Antwerpen en Jambon werd de nieuwe Vlaamse minister-president. Van Jambon werd dus verwacht dat hij power zou uitstralen, dat de nieuwe Vlaamse regering zich meer zou laten gelden en dat de Vlaamse kiezers daar niet naast zouden kunnen kijken. Ik vraag mij tot vandaag af waarom Jambon in dat scenario is meegegaan. Hij heeft best wel kwaliteiten, maar een uitzonderlijk goede communicator is hij nooit geweest.’

Het ‘peetersprinciple’

Ook de Vlaamse politieke cultuur speelt hem parten. Politici en ambtenaren bedienen zich nog altijd van een onverstaanbaar jargon. Alsof het verboden is om enthousiasme op te wekken. Dan is er natuurlijk al snel applaus voor Sammy Mahdi. Bovendien slagen de Vlaamse meerderheidspartijen er al decennialang in om keer op keer ministers aan te duiden die als ‘degelijk’ werden aangeprezen, maar waarbij niet duidelijk is wat het verschil is met ‘grijs’, en zelfs ‘politiek van weinig betekenis’. Het typebeeld daarvan is Lydia Peeters (Open VLD). De Vlaamse minister van Verkeer belichaamt de overtreffende trap van het peterprinciple – veel mensen worden bevorderd tot één niveau boven hun bekwaamheid. Bij wat we dan maar het peetersprinciple zullen noemen, gaat het om een verschil van twee niveaus. Minstens. Carl Devos: ‘Een echt goede coach zorgt ervoor dat zijn spelers schitteren. Maar die moeten dat natuurlijk wel doen, en kunnen. Dat dit veel te weinig gebeurt, is niet de schuld van Jambon. Tegelijk slaagt hij er ook niet in om ze boven zichzelf uit te laten stijgen.’

De enige Vlaamse minister die uitgesproken ‘smoel’ heeft, is Zuhal Demir. In haar komen nog twee eigenschappen samen waarmee élke partij moet leren omgaan. Regeringen zijn nu eenmaal de meest zichtbare behoeders van ‘het systeem’. Maar zeker de N-VA wil nog altijd de antisysteempartij zijn die ze was toen ze tussen 2010 en 2014 vanuit de oppositie haar grootste electorale successen behaalde. Demir combineert een koppige houding in allerlei politieke dossiers met een vlijmscherpe communicatie. De lijnen tussen De Wever en Demir zijn ultrakort: het is met zijn zegen dat zij nu al drie jaar de Wetstraat op stelten zet door als het moet alles en iedereen te schofferen – nochtans zijn er geen grotere tegenpolen dan haar favoriete schietschijven: de groenen en de Boerenbond. In theorie zorgt Demir ervoor dat Jan Jambon het redelijke gezicht van de N-VA kan zijn: de degelijke bestuurder, de beheerste minister-president die boven het gewoel staat.

Helaas blijkt tegenwoordig keer op keer dat van een ‘antisysteemdiscours’ een veel sterkere kracht uitgaat dan van de ‘rustige vastheid’ waarmee Herman Van Rompuy (CD&V) zichzelf aanprees. Dat speelt níét in de kaart van het type politicus dat Jan Jambon inmiddels is. Carl Devos: ‘Het pijnlijke is dat de N-VA al in de helft van de regeerperiode heeft laten weten dat Zuhal Demir de eerste kandidaat is om de volgende minister-president van Vlaanderen te worden. Bij Geert Bourgeois had men nog gewacht tot kort voor de verkiezingen om publiek te communiceren wat al langer vaststond: dat Bourgeois – overigens dik tegen zijn zin – naar het Europees Parlement zou worden gestuurd. Bij Jambon heeft men zelfs die hoffelijkheid niet meer. Met Demir wordt ook duidelijk wat de N-VA van een minister-president verwacht: rock-‘n-roll. Dat is vandaag de definitie van goede communicatie. En Jambon is nu eenmaal geen great communicator. Dat is een politiek nadeel, zeker met de crisissen van de laatste jaren, met hun angsten en onzekerheden. Dan moeten politieke leiders vertrouwen uitstralen, en dat kunnen ze onder meer door in hun woorden de juiste snaar te raken. Zeker in oorlogstijden heeft het land behoefte aan een type Winston Churchill. Denk aan ‘All behind you, Winston’, de historische cartoon uit 1940 waarin de hele Britse politieke klasse samen met de premier de mouwen opstroopte om de grote dreigingen het hoofd te bieden. Van de jongste Septemberverklaring kan men moeilijk zeggen dat ze de massa’s heeft beroerd. Terwijl de energiecrisis alleen maar bedwongen zal worden als de regeringen van dit land ook kunnen inspelen op de burgerzin van hun inwoners.’

Overlevingskansen

Zo zagen de Vlaamse regeringspartijen de takken af waarop ze zitten. Het dramatische is dat ze zich daar zelf van bewust zijn. Ze willen er wel iets aan doen, maar ze kunnen het amper. Carl Devos geeft een pregnant voorbeeld: ‘Tijdens die gesprekken tussen de CD&V en de N-VA is ook gesproken over fundamentele wijzigingen aan het kiesstelsel, met als doel de vermindering van het aantal partijen. Die plannen zullen in de kast blijven tot na de volgende verkiezingen, want internationale regels bepalen dat dergelijke wijzigingen ten laatste één jaar voor de verkiezingen goedgekeurd moeten zijn. Dat lukt niet meer, de tijd daarvoor is inmiddels te kort. Bart De Wever heeft er vaak op gehint, Joachim Coens had er wel oren naar en ik vermoed dat ook Conner Rousseau op de hoogte is. Ik vind het trouwens een interessant denkspoor. Door de versnippering zijn de partijen zo klein geworden dat niemand meer het risico durft te nemen om moedige beslissingen te nemen. Partijen die 20 of 30 procent van de stemmen of meer behaalden, konden dat wel. Op korte termijn verloren ze een paar procenten, maar op lange termijn wonnen ze aan respect en waardering en keerden veel kiezers terug. Vandaag kunnen al die partijtjes van ongeveer 10 procent zich dat niet meer veroorloven. Wie een paar procenten verliest, speelt met de kiesdrempel en dus de eigen overlevingskansen.’

Toch heeft Jan Jambon dat al gedaan: politiek risico nemen, en wel door te excelleren in datgene waarin hij zo slecht is. Door tijdens de coronacrisis bitter weinig zelf te communiceren, toonde hij tekenen van staatmanschap. Als minister-president wist Jambon bijzonder goed wat hij deed: na overlegcomités was hij zuinig met eigen klemtonen, hij zocht géén harde controverse met de federale regering en trok het beleid van federaal minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) níét in twijfel. Nochtans was er druk om dat wel te doen. Die was er van buitenaf: er waren nogal wat hele en halve antivaxers en/of tegenstanders van de lockdown die hun hoop hadden gesteld op de Vlaamse N-VA-ministers om het federale coronabeleid te saboteren. Onder meer daarom was die druk er ook intern: bij de N-VA noemde men Jambon een ‘dienaar’ en een ‘tweederangsfiguur’ die er tijdens de veelbekeken persconferenties passief bij zat.

Jambon zelf vond een zo eensgezind mogelijke aanpak van de coronacrisis doorgaans belangrijker dan persoonlijke of partijpolitieke profilering. Als hij had geruzied, zou hij de broze legitimiteit van het hele coronabeleid onderuit hebben gehaald. Vandaar dat hij het idee voor zo’n obstructie afdeed als ‘inciviek’. In werkelijkheid groeide er zelfs respect tussen Vandenbroucke en Jambon. Op een bepaald ogenblik spoorde Vandenbroucke de Vlaamse regering in het algemeen en toenmalig minister van Welzijn Wouter Beke (CD&V) in het bijzonder zelfs aan om meer in de verf te zetten hoe goed de Vlaamse vaccinatiecampagne verliep – op die manier hoopte Vandenbroucke op een grote Vlaamse profilering, om zo druk uit te oefenen op de Brusselse en Waalse regeringen opdat ook zij maatregelen zouden nemen om hun slechtere vaccinatiecijfers op te krikken.

Bokkig ongenoegen

Toch liep het Belgische overlegmodel averij op. Toen Alexander De Croo (Open VLD) in augustus een nieuw overlegcomité samenriep om de energiecrisis te bedwingen, zaten Jan Jambon en Zuhal Demir bokkig hun ongenoegen over dat initiatief te tonen. Carl Devos: ‘Dat was ingegeven door een wijdverspreid gevoelen in N-VA-kringen: “Nie wieder! Bij corona moesten we al opdraven in een federale show, we gaan rond de energieprijzen toch niet wéér aan het handje lopen?” Leer Demir niet hoe je je kunt profileren als Vlaams minister door niet coöperatief te zijn met de federale regering.’

Die spanning tussen systeem en antisysteem doet zich in alle zogezegd staatsdragende partijen voor. Op de liberale fractiedagen hoorde Devos parlementsleden kritiek geven op de onzichtbaarheid van de eigen ministers: ze moeten zich veel meer profileren. En de discussie over de indexering van de kinderbijslag maakte duidelijk dat er zich binnen de CD&V een ‘ongelooflijk tragische machtsstrijd’ (dixit Carl Devos) voltrekt: ‘Mahdi is wel met een zeer grote meerderheid verkozen door de leden, maar de Vlaamse fractie en ministers wilden hem niet volgen in de consequentie van zijn strategie: desnoods naar de oppositie. De strekking-Crevits heeft duidelijk gekozen om in de regering te blijven. Daarvoor bestaan inhoudelijke argumenten – ondanks het njet van de coalitiepartners tegen een indexering van het kindergeld kan de CD&V binnen de regering meer slagen thuishalen. Maar er speelden ook andere overwegingen mee: het gros van de CD&V-kabinetsmedewerkers had er geen zin in om zelf ontslagen te worden en koos eieren voor zijn geld. Het is de zoveelste illustratie van het feit dat de CD&V nog altijd niet gekozen heeft of ze een machtspartij blijft, dan wel een programmapartij wil worden. Als de CD&V’ers het meenden met de kinderbijslag, hadden ze uit de regering moeten stappen. Nu is het dikke ellende: ze hebben zich geprofileerd, moesten dan hun staart intrekken, en zo zijn ze nog ongeloofwaardiger geworden dan ze de laatste jaren al waren. Ze hebben zichzelf beschadigd, en op de koop toe de regering ook.’

En passant werd ook nog eens het ego van Jan Jambon gekwetst. Als het dat maar is. Waar is de tijd dat een Vlaamse minister haar collega-ministers per ongeluk een mail doorstuurde met het verwijt dat zij ‘geheel en al uit teflon en beton opgetrokken gevoelloze karikaturen’ waren? De rel van vorige week past dus in een Vlaamse traditie van politieke schijnbewegingen en nepcrisisjes die koelen zonder veel blazen. Alweer een week voorbij.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content