Waarom Groen ‘het klimaat’ in zee moet dumpen
Zelden reageerde de publieke opinie de laatste jaren zo apathisch op een klimaattop dan de voorbije week in Bakoe. Het leert andermaal wat we al wisten: dat het politieke klimaat niet gunstig is voor partijen met een ecologische boodschap. Kijk maar naar de voorzittersverkiezingen bij Groen. De kopstukken van de partij ‘durven’ hun partij niet meer te leiden. Hoe kan zo’n partij de samenleving dan nog gidsen? Het lijkt hoog tijd voor een stevige bijsturing van het groene verhaal – of toch van de wending die het plot genomen heeft.
Zelfs de diehard beijveraars van het klimaatdebat geven het toe: er was de voorbije week weinig hoopgevends of opbeurends te melden vanuit de klimaattop in Bakoe. Het was al een teken aan de wand dat die doorging in de oliestaat Azerbeidzjan. Hans Bruyninckx, de Belgische directeur van het Europees Milieuagentschap, schetste in De Morgen de naargeestige sfeer op de top: ‘De tekortschietende ambities worden niet in effectief beleid omgezet. De implementatiekloof is vaak erg groot. Beleid wordt aangekondigd, afgesproken en vervolgens niet uitgevoerd. Na 34 jaar klimaatonderhandelingen blijft de uitstoot van broeikasgassen toenemen. Wetenschappers waarschuwen al langer voor de gevolgen daarvan. Hen wegzetten als klimaathysterici of cultuurpessimisten of de obligate beweringen van “we doen al veel” en hopen dat het wel zal meevallen, verandert de wetten van de fysica niet.’
Een van de kleinste lichtpuntjes – maar hoe dan ook een lichtpuntje – is dat de Vlaamse regering eindelijk weer vertegenwoordigd is. Zuhal Demir (N-VA) stuurde haar kat naar de twee voorgaande bijeenkomsten. Melissa Depraetere (Vooruit), de nieuwe Vlaamse minister van Energie en Wonen, is wel aanwezig, al tekende Het Nieuwsblad op dat het ‘met frisse tegenzin’ was. Klimaat is en blijft bijzonder belangrijk, maar politiek koop je er absoluut niets meer mee, dat had Depraetere al ondervonden tijdens haar wittebroodsweken als milieuminister. ‘Ik focuste vroeger vaak op koopkracht en kreeg daar positieve reacties over. Maar ik ben nu enkele weken met klimaat bezig en dat roept veel negativiteit op, vooral bij veertigers en vijftigers.’
Hoe anders gaan leven?
Als klassieke sociaaldemocrate heeft Depraetere van ‘klimaat’ meteen een verhaal van koopkracht gemaakt – ‘mensen die het niet kunnen betalen, verplicht ik tot niets’. Verder komen er subsidies en andere vormen van overheidssteun voor dure waterpompen en voor de isolatie van oude gebouwen, en dat allemaal onder het motto ‘dat nu niets doen ons straks nog meer zal kosten’. Het is retoriek die de oude en nieuwe Vooruit-kiezers begrijpen.
Bij Groen ligt dat anders. Zeker bij de kern van de groene achterban lijkt koopkracht niet het belangrijkste aandachtspunt. De strijd voor het klimaat staat bij hen echt centraal, zoals destijds in de jaren zeventig, toen een schare wetenschappers die zich verenigd had in de Club van Rome alarm sloegen in hun ophefmakende rapporten. ‘De strijd om het behoud van de aarde’ is de ethisch-filosofische basis van elke groene politiek. Het is ook de unieke aanvulling van de groenen op die andere belangrijke politieke stromingen, zoals het liberalisme, het socialisme en het nationalisme. Maar dat heeft wel zijn consequenties voor groene partijen.
(Lees verder onder de preview)
Was de eerste naam waarmee de partij van de Vlaamse groenen aan verkiezingen deelnam en al gauw in het parlement raakte niet Agalev – Anders Gaan Leven (en Vrijen, maar dat werd in de communicatie naar het grote publiek al snel achterwege gelaten)? Is dat niet de hamvraag op elke klimaattop en van elk klimaatbeleid, en de zo moeilijke communicatie naar potentiële groene kiezers toe: hoe anders moeten we leven? De vraag valt niet meer te ontwijken, en de potentiële antwoorden erop zijn zelden aangenaam – en zeker niet voor iedereen. Verplicht iedereen veggie te eten, laat staan vegan, en de burgeroorlog breekt uit.
Groen als teken van tegenspraak: het heeft er altijd al een beetje ingezeten. Eerst zochten de groenen en bij uitbreiding de groene beweging het ook op. Agalev-pionier en jezuïetenpater Luc Versteylen vloog voor zijn acties voor verkeersveiligheid zelfs in de gevangenis. Greenpeace zocht de confrontatie bewust op en mediatiseerde dat activisme: kleine bootjes tegen grote schepen vol walvisvaarders of met vaten nucleair afval die destijds zonder veel poeha in zee werden gekieperd. Het establishment werd uitgedaagd en zelfs veertig jaar geleden vonden veel burgers dat prima.
Elektrisch wordt groen
Mettertijd werd klimaat het belangrijkste groene thema – belangrijker dan natuurbehoud, dan gezonde lucht en proper water, dan propere energie en de strijd tegen afval en vervuiling. Het ooit zo veelbesproken ‘gat in de ozonlaag’ is zelfs compleet vergeten geraakt. In de strijd tegen de klimaatopwarming lijken alle andere groene strijdpunten samen te komen, van de vervuilende fossiele energie, over de kap van het regenwoud tot de intensieve veeteelt en de mishandeling van dieren.
Het was ook voor de Vlaamse groenen een geweldige opsteker toen in navolging van de Zweedse Greta Thunberg ook in Vlaanderen scholieren als Anuna De Wever klimaatmarsen en -stakingen organiseerden. Klimaat was hip en hot en hét thema bij de eigen jongeren, en Groen was de rechtmatige politieke patenthouder op dat protest. De toekomst lachte Groen toe, de partij boomde in de peilingen en voorzitter Meyrem Almaci claimde alvast het lijsttrekkerschap van Groen.
Maar nog voor de verkiezingen op 26 mei 2019 daadwerkelijk plaatsvonden, had datzelfde klimaat Groen al in zware problemen gebracht. De nochtans goed van de tongriem gesneden Kristof Calvo wist geen goed antwoord te verzinnen toen Ivan De Vadder hem in de tv-studio vroeg of het klimaat hem zijn bedrijfsauto zou kosten. Wat Calvo antwoordde deed er trouwens niet meer toe: elke kijker had begrepen dat het klimaat hem veel zou kosten. Dat er voortaan veel minder zou mogen. Vliegtuigreizen? Plots zat er een verdacht ethisch kantje aan. Rondkarren in een oude diesel? In steden als Brussel (en bij uitbreiding het Brussels Gewest) riskeerde je prompt een zware boete? Sigaretje roken, zelfs in de buitenlucht? Elektrisch werd het nieuwe buzzwoord. Alles wat elektrisch was, was ineens groen, en vice versa. Ooit waren de hoogspanningslijnen hét beeld van de almachtige energie-industrie waartegen de groenen zich met hand en tand verzetten. Vandaag zouden windmolens bewonderd en aanbeden moeten worden als de nieuwe landmarks van de klimaatbewuste burger.
Ja, zo hadden veel Vlamingen Anders Gaan Leven niet begrepen, natuurlijk. Dat jagers anders moesten leven, dat vrouwen in bontmantels zich anders zouden moeten kleden, dat producenten van asbest zich zouden moeten heroriënteren, daar waren en zijn ze voor. Dat wij ons leven zelf fundamenteel moeten herinrichten, dat we zwaar moeten investeren in isolatie, dat nieuwe huizen daardoor nog duurder worden (en nieuwe auto’s mogelijk ook): dat was niet de bedoeling. Groenen waren toch de Robin Hoods van de politiek? Gingen die Robin Hoods nu ook de kleine man sarren en belagen? Het wantrouwen in Groen steeg met sprongen.
Tegelijk zorgde het klimaat ervoor dat Groen haar misschien wel belangrijkste strijdpunt moest opgeven: ‘Kernenergie? Neen bedankt.’ Iedereen die de jaren zeventig en tachtig maar een klein beetje bewust had meegemaakt, associeerde groen met de strijd tegen kernenergie. Na de ramp van Tsjernobyl werd dat trouwens een bijzonder legitiem standpunt. Tot het klimaat zo eminent belangrijk werd. Ineens werden kerncentrales de opwekkers van bijzonder schone energie. Toen de oorlog in Oekraïne de energieprijzen deed exploderen, kon of durfde Groen de kernuitstap niet meer aan te houden. Wat de bekroning had moeten worden van de twee groene federale regeringsdeelnames – de sluiting van de kerncentrales – veranderde in de meest opgemerkte groene knieval ooit: kernenergie was niet meer te bestrijden, maar te gebruiken. Het was alsof de groenen toegaven dat de manier waarop ze hun ecologische agenda hadden ingevuld er niet meer toe deed. De boodschap van Groen zelf straalde geen vertrouwen meer uit.
Industrieel project
Dat ziet men ook bij de jongste voorzittersverkiezingen. Er is geen enkele echt belangrijke politicus van Groen die kandidaat is om de partij te leiden. Alsof ze geen vertrouwen meer hebben in de boodschap, in de partij zelf, in de strategie en de tactiek, in de communicatie, in één woord: in de toekomst. Sommigen zeggen dat Groen een vechterspartij moet worden, anderen dat de partij op haar corebusiness moet terugplooien, en dat zou dan zijn: klimaat.
Het lijkt alsof ze bij Groen geen vertrouwen meer hebben in de boodschap, in de partij zelf, in de strategie en de tactiek, in de communicatie, in één woord: in de toekomst.
Wel integendeel. ‘Klimaat’ drijft Groen naar de politieke marge. Groene schepenen hebben in alle steden waar ze mee besturen zinvolle maatregelen genomen en zelfs doorgedrukt. Dat er meer wordt gefietst, dat niet elke straat vol moet staan met geparkeerde auto’s, dat er meer bomen en groen komen: het maakt de steden zoveel veiliger, zoveel gezonder, zoveel aangenamer. En de elektrische fiets is een onmiskenbare factor van vooruitgang geweest in de mobiliteit van veel burgers – zeker van vrouwen en bejaarden. Als kind zouden we gedroomd hebben van zo’n groene, zorgeloze omgeving. Maar zeg tegen de mensen dat men die auto’s wil bannen en die bomen zal planten omwille van het klimaat, en de modale burger rolt harder met zijn ogen dan Bart De Wever (N-VA) dat doet als hij Jos D’Haese (PVDA) hoort spreken.
Het klimaatdebat is gekaapt door de elite en grootindustriëlen als Elon Musk, maar Groen marcheert nog altijd dapper mee aan de kop van een stoet met gestaag minder deelnemers en amper nog jongeren en scholieren.
Klimaat is namelijk een industrieel project geworden. De Europese Commissie is ermee aan de haal gegaan – en daar belijden ze echt geen voluntaristische versie van groen – en op de top in Bakoe ontpopte niemand minder dan Christine Lagarde, de voorzitter van de Europese Centrale Bank, zich als de passionaria van het klimaat par excellence.
Lagarde hield de conferentie voor dat we tegen 2035 ongeveer 10.000 miljard euro per jaar zullen moeten investeren in de overgang naar een klimaatneutrale samenleving. Dat is 10 procent van de hele wereldeconomie. Dat is onvoorstelbaar veel geld – voor het klimaat dus, en in het beste geval bijgevolg ook voor de aarde. Geld dat niet meteen geïnvesteerd zal worden in mensen. In Vlaanderen behoort bijvoorbeeld de bouwsector tot de grootste ijveraars voor ‘het klimaatbeleid’. Voor de Matexi’s van deze wereld mag de overheid nog een tandje bijsteken: waarom worden al die oude, klimaatzorgelijke huizen niet in versneld tempo afgebroken en vervangen door gezonde, klimaatneutrale, moderne, dure nieuwe woningen? Dat het karakter van onze dorpen verwoest dreigt te worden, is een mineur gegeven in het licht van de strijd om het behoud van de toekomst van de aarde, toch?
Zelfs de burgers die niet geïnteresseerd zijn in de berichtgeving vanuit Bakoe, voelen al een tijd aan hoe heet het water geworden is. Het klimaatdebat is gekaapt door de elite en grootindustriëlen als Elon Musk, maar Groen marcheert nog altijd dapper mee aan de kop van een stoet met gestaag minder deelnemers en amper nog jongeren en scholieren. En met een aantal leiders aan de knoppen die het verdienen gewantrouwd te worden. Alsof Elon Musk nog altijd de visionair is die ons met de Tesla de eerste elektrische auto schonk. Het is gelukkig nooit te laat om de eigen koers te corrigeren, al is het bij Groen makkelijker om te zeggen wat er níét werkt dan wat er wél werkt. Misschien is het daar vijf jaar voor de volgende verkiezingen wel het geschikte moment voor. Het politieke klimaat is inderdaad guur geworden. Maar zelfs dat valt te keren. En als de groene partijen ooit weer opgekrabbeld zijn, kunnen ze hun klimaatstrijd misschien weer in eigen handen nemen. Als ze opnieuw sterk staan.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier