Robin Vandevoordt

‘Waarom dit migratiebeleid integratie zal ondermijnen’

Robin Vandevoordt Docent migratiestudies aan de UGent
Pascal Debruyne Onderzoeker aan Odisee Hogeschool en voorzitter van Uit De Marge VZW en Samenlevingopbouw Gent
Dirk Geldof Socioloog (UA), auteur en onderzoeker aan het Kenniscentrum Gezinswetenschappen (Odisee).

‘Dit regeerakkoord trekt de scheidslijn tussen ‘échte’ Belgen en niet-Europese nieuwkomers radicaal door. De inspanningen om die scheidslijn te overstijgen, moeten nagenoeg uitsluitend van nieuwkomers zélf komen’, schrijven onderzoekers Robin Vandevoordt (onderzoeker UGent), Pascal Debruyne en Dirk Geldof van Odisee.

Theo Francken, minister van Defensie in de regering-De Wever, gaat er prat op dat deze regering ‘het strengste migratiebeleid ooit’ zal uitvoeren. Het Federale Regeerakkoord gaat echter ten kosten van alle inspanningen voor een efficiënt en effectief integratiebeleid van nieuwkomers, in het bijzonder van vluchtelingen en hun gezinsleden.

De Arizona-regering wil inderdaad iets doen dat ongezien is in de geschiedenis van ons migratiebeleid: druk uitoefenen op het in principe onafhankelijke Commissariaat-General voor Vluchtelingen en Staatlozen om zuiniger om te gaan met het statuut van erkend vluchteling, en in plaats daarvan subsidiaire bescherming toe te kennen aan mensen die nood hebben aan internationale bescherming.

Vervolgens worden de rechten van mensen met subsidiaire bescherming radicaal afgebouwd: hun verblijf wordt regelmatig herbekeken in het licht van veranderingen het land van herkomst en hun prestaties in formele inburgering. Zij verliezen hun recht op sociale bijstand en zij worden verwacht om fikse retributies te betalen voor alle basisdienstverlening. Bovendien duurt het twee jaar vooraleer zij het recht op gezinshereniging openen voor een bestaand gezin.

Als er iets is waarvan we wéten dat het niet werkt voor de inburgering van nieuwkomers, dan is het dit: hen behandelen als mensen die hier slechts tijdelijk zullen verblijven, terwijl je weet dat een groot deel langer zal blijven, ongeacht de precaire omstandigheden waarin ze terechtkomen. Omdat hun kinderen hier naar school gaan en intussen beter Nederlands spreken dan eender welke andere taal; omdat ze vervreemd geraken van hun land van herkomst; omdat daar nog steeds geweld woedt, of omdat door aanslepende conflicten de economische en materiële infrastructuur van hun land in duigen ligt, en er in zekere zin amper nog iets is om naar ‘terug’ te keren.

Dat mensen ‘blijven’ heeft weinig te maken met hun toegang tot de welvaartsstaat. Het doet denken aan de geschiedenis van de gastarbeiders die Tom Naegels optekende in ‘Nieuw België’: het was nooit de bedoeling, niet van de Belgische overheid en niet van nieuwkomers zelf, om te blijven. Dus kwamen zij terecht in aparte, geïmproviseerde wijken vol barakken en in verkrotte delen van de binnensteden. In afwezigheid van beleid waren het lokale parochies, vakbonden, verenigingen die voor het feitelijke onthaal zorgden. Niet veel later namen immigranten die zich eerst gevestigd hadden die rol over.

Dat gebrek aan een systematisch, doordacht onthaalbeleid werkte nog generaties lang door: ondanks de lichte vooruitgang in de laatste acht jaar, loopt België nog steeds hopeloos achter op andere OESO-landen wat de tewerkstelling van nieuwkomers betreft.   

Vorige week publiceerden we met het REFUFAM consortium op basis van vier jaar onderzoek meer dan 90 aanbevelingen voor een efficiënt en effectief integratie- en onthaalbeleid van vluchtelingengezinnen. Daaruit blijkt duidelijk dat inburgering en integratie pas naar behoren werken van zodra elementaire basisnoden vervuld zijn.

Zolang mensen geen toegang hebben tot een stabiel onderdak en ze gescheiden zijn van gezinsleden die vastzitten in gevaarlijke gebieden, kan je niet verwachten dat zij op een hoog tempo de taal leren, inburgeringscursussen volgen, praktijkgerichte opleidingen doorlopen en werk vinden. Wanneer mensen na hun erkenning meteen zélf hun weg moeten vinden in het bureaucratische doolhof van de Belgische samenleving, loopt hun integratietraject nodeloze vertragingen op.

Door deze groep mensen uit te sluiten, valt te verwachten dat zij in overlevingsmodus gaan. Zij willen vooral een inkomen verzekeren, een woonst zoeken en voor familieleden zorgen. In overlevingsmodus rest hen weinig ruimte voor taalverwerving, sociale netwerken uit te bouwen of het een stabiele omgeving creëren voor hun kinderen.

Ze zullen nog meer geneigd zijn om eender welke vorm van werk te aanvaarden: tijdelijk, onderbetaald en informeel. Idem wat wonen betreft: het risico om op straat te belanden zal hen nog harder in de handen van de informele woonmarkt duwen.

Het doet denken aan de opkomst van de term ‘integratie’ in de Verenigde Staten in de jaren zestig. Toen signaleerde die term één van de voornaamste verwezenlijkingen van de burgerrechtenbeweging. Integratie was toen een poging om de blijvende uitsluiting van Afro-Amerikanen halt toe te roepen. De Federale overheid legde de desegregatie op van scholen, woongebieden, transport, werk, leningen en publieke ruimten.

‘Integratie’ stond synoniem voor een collectieve inspanning om eenheid te scheppen uit verschil, een gedeelde toekomst uit een verdeeld verleden, om vanuit gescheiden werelden één samenleving te creëren waar iedereen volwaardig deel van zou uitmaken. In zowel progressieve als conservatieve middens voedde die Amerikaanse droom een halve eeuw lang het denken over integratie in Europa.

Het Federaal regeerakkoord gaat de omgekeerde kant op: het trekt de scheidslijn tussen ‘échte’ Belgen en niet-Europese nieuwkomers radicaal door. De inspanningen om die scheidslijn te overstijgen, moeten nagenoeg uitsluitend van nieuwkomers zélf komen.

Het Vlaamse beleid stelt de vier pijlers van integratie (taal, maatschappelijke oriëntatie, economische zelfredzaamheid en sociale participatie) vaak voor als sleutels tot de Vlaamse maatschappij. Onderzoek toont aan dat dat tot op zekere hoogte klopt: om volwaardig deel uit te kunnen maken van een samenleving spelen die zaken, naast toegang tot wonen en onderwijs, een onontbeerlijke rol.

De Federale regering gebruikt die sleutels echter op een andere manier: het gooit een driedubbel slot op de deur en enkel mensen die in staat zijn om uit eigen kracht over de muur kunnen springen, blijven welkom. Dit dreigt het dagelijkse werk van iedereen die actief is in het onthaal van nieuwkomers – niet in de laatste plaats nieuwkomers zelf –onderuit te halen.

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content