Waarom de Open VLD zich kapotregeerde en de MR blinkt van vertrouwen

Samen zitten hun partijen al 25 jaar in de federale regering, en toch ligt de Open VLD van uittredend premier Alexander De Croo in de lappenmand en glimt de MR van Georges-Louis Bouchez van het succes. © Belga/Eric Lalmand
Walter Pauli

De Open VLD houdt alweer voorzittersverkiezingen, en bij het kiezen van een nieuwe baas spreken de leden zich eigenlijk ook uit over de lijn van de partij. Het is een opvallend contrast met de intussen erg stabiele MR.

Het spel zat onlangs nog maar eens op de wagen. Gwendolyn Rutten besliste om ontslag te nemen als minister, een functie die ze kort daarvoor nochtans nadrukkelijk had geclaimd. Dat leidde tot bakken kritiek. Niet alleen in de publieke opinie maar vooral ook in haar eigen partij. Ongeveer elke kandidaat-voorzitter vond het nodig om uitgebreid te komen uitleggen dat dit níét de richting is die de liberale partij uit moet. En zo versterken al die Open VLD’ers weerom het beeld dat de partij inderdaad een zootje is. Hoe dat zo ver is kunnen komen?

De klassieke uitleg is dat de Open VLD zich ‘kapot heeft geregeerd’: na 25 jaar onafgebroken omgang met de macht blijft er niets anders over dan hang naar die macht en nauwelijks gecamoufleerd opportunisme. Tot zelfs de vaste kiezers beginnen af te haken. Maar klopt dat wel? Zou de vermeende reden voor de neergang van de Open VLD tegelijk geen goede omschrijving zijn van het succes van het liberalisme van de MR à la façon de Georges-Louis Bouchez: een partij die bestaat uit ‘hang naar de macht en nauwelijks gecamoufleerd opportunisme’?

Waarom blinkt de ene voorzitter van gezondheid, en moeten Open VLD’ers in volle zomer een man of vrouw tot voorzitter verkiezen die tot voor kort zelfs in eigen rangen hoogstens als een B- en meestal een C-figuur werd beschouwd?

Tegennatuurlijk

Het is voor de Open VLD het bittere einde van een cyclus die exact 25 jaar geleden zo triomfantelijk begon. In de zomer van 1999 was bij de verkiezingen een einde gekomen aan 40 jaar onafgebroken christendemocratische hegemonie. Paarse regeringen namen het over: blauw en rood zouden het land een nieuwe kleur geven.

De spil was de nieuwe premier, Guy Verhofstadt. Voorheen stond Verhofstadt nochtans bekend als liberaler dan liberaal: hij schreef twee Burgermanifesten die de markt verheerlijkten, de staat verketterden en neerkeken op de (georganiseerde) samenleving. In die zin waren ze puur thatcheriaans – ‘there’s no such thing as a society.’ De pagina’s over de islam en migratie hielden bovendien het midden tussen de huidige partijprogramma’s van de N-VA en het VB. Zo was Verhofstadt de onbetwiste kampioen geworden van een harde rechterzijde – van vaak Vlaamsgezinde conservatieven, libertairen, neoliberalen en anti-alles’ers die allemaal vonden dat de belastingen te hoog waren en de staat te machtig was.

Ineens waren de liberalen begaan met de zwakkeren en waren ze betrokken bij al het leed op deze wereld.

Maar ook al koesterde die Vlaamse rechterzijde Verhofstadt als haar hoop in bange dagen, de Wetstraat keerde hem de rug toe en versperde de liberale partijen de terugkeer naar de macht. Waarop Verhofstadt in zijn Derde Burgermanifest zijn koers corrigeerde – en zelfs fundamenteel veranderde. Hij omarmde voortaan ‘het algemeen belang’ als medicijn tegen ‘angst’ en ‘afgunst’. Ineens waren de liberalen begaan met de zwakkeren en waren ze betrokken bij al het leed op deze wereld. Het leek een haast tegennatuurlijke pose, maar electoraal leidde ze wel tot een merkwaardig succes. Voor het eerst sinds de jaren 1930 werd een liberaal eerste minister van België.

Pure rock-’n-roll

De eerste paars-groene jaren verliepen in een sfeer van pure rock-’n-roll. Het regeringswerk stond dan ook bol van de symboliek. Aan Franstalige kant was vicepremier en minister van Buitenlandse Zaken ‘papa’ Louis Michel daarvoor de geknipte figuur. Bij een bezoek aan Fidel Castro reed hij op een Harley-Davidson door Havana, bij een bezoek aan Libië dronk hij in een woestijntent thee met Muammar Al-Khaddafi.

Wie vandaag op Wikipedia zoekt naar de grote verwezenlijkingen van Paars I krijgt een waslijst met beslissingen die meer dan twintig jaar later nog vaak een belletje doen rinkelen: de euthanasiewet, de kernuitstap, de maximumfactuur, het Zilverfonds (een veel te snel opgegeven poging om de vergrijzing voor te bereiden door de overschotten die er toen waren niet uit te geven maar op te potten), de snel-Belgwet, het homohuwelijk enzovoort. Wat er níét bij staat, is de allerbelangrijkste hervorming: die van de personenbelasting.

Peperduur

Dat was het terrein waar de tweede man van de MR zich erg thuis voelde. Van 1999 tot 2011 zou Didier Reynders onafgebroken minister van Financiën zijn, nadien werd hij nog eens acht jaar minister van Buitenlandse Zaken. Reynders is het vleesgeworden symbool van l’exercice du pouvoir, dus niet van de macht zelf maar veel meer van de machtsoefening, het omgaan met macht als een hogere kunst. Macht niet als doel maar als noodzakelijk middel. Zijn belastinghervorming was zelfs een halve staatsgreep waard. In de praktijk was die hervorming vooral een verlaging van de personenbelasting. Iedereen zag zijn belastingen dalen, maar door specifieke maatregelen zoals de afschaffing van de hoogste aanslagvoeten daalden die van de grootste inkomens nog het meest. Tot groot jolijt van de rijken.

Tijdens Verhofstadt II slaagde Didier Reynders erin een tweede, vergelijkbare operatie door te voeren. De invoering van de zogenaamde notionele-interestaftrek werd een van de belangrijkste (maar ook duurste) geschenken die het Belgische bedrijfsleven toegeschoven kreeg. ‘Notioneel’ komt van het Franstalige begrip ‘notion’ of ‘concept’. Het gaat om een aftrek van puur denkbeeldige, ‘conceptuele’ interesten op investeringen met eigen kapitaal. De uitleg voor die operatie luidde dat zo de kapitaalstructuur van onze bedrijven zou worden versterkt. Dat is ook gebeurd, zij het dat die operatie vooral bedoeld was als een gigantische belastingaftrek voor werkelijk alle bedrijven, ongeacht hun kapitaalstructuur, en dat voor vele jaren. In 2011 was de notionele interest van alleen de top-20 van de Belgische bedrijven goed voor een belastingvoordeel van ruim 8 miljard euro. Pas tijdens de Vivaldi-regering is men die peperdure gunstmaatregel gaan terugschroeven.

De PS heeft de naam zich te bezondigen aan cliëntelisme, maar geen enkele partij heeft dat de laatste decennia consequenter gedaan dan de MR.

Om het MR-plaatje te vervolledigen: Sabine Laruelle was als minister van Kmo’s en Middenstand het geheime wapen van haar partij. Van 2003 (Verhofstadt II) tot 2014 (het einde van Di Rupo) vocht zij met een syndicale ijver voor de (sociale) rechten van haar doelgroep. Terwijl het sociaal statuut van werknemers en ambtenaren zwaar onder vuur kwam te liggen, ging dat van de zelfstandigen en middenstanders met sprongen vooruit.

Samengevat: de PS heeft de naam zich te bezondigen aan cliëntelisme, maar geen enkele partij heeft dat de laatste decennia consequenter gedaan dan de MR. De welgestelde burger, de bedrijven, de zelfstandigen en middenstanders: ook in armlastige tijden werden ze in de watten gelegd.

Dat verzorgen van ‘het eigen volk’ zou op Buitenlandse Zaken nog cynischer trekjes krijgen: zeker onder Reynders draaide de blauwe bevorderingsmachine op volle toeren. Zelfs een aantal diplomaten met een PS-benoeming schaften plots een lidkaart van de MR aan. De MR hanteerde consequent een politiek model waarbij het eigenbelang – of noem het groepsbelang – primeerde op het algemeen belang van Verhofstadts Derde Burgermanifest.

Intern lawaai

Verhofstadt zelf was door zijn ambitie om de CD&V van de macht te stoten en door zijn functie als zittend premier de gevangene geworden van zichzelf. Hij kon niet anders dan als regeringsleider vasthouden aan dat vage en nooit goed invulbare begrip ‘algemeen belang’: politiek is altijd ook een strijd tussen botsende belangen. Maar daardoor werden hij en de liberale partij ineens een onmisbare factor in de Belgische politiek. Samen met de socialist Frank Vandenbroucke was de liberaal Verhofstadt in die jaren de grote beijveraar van ‘de Derde Weg’, het mystieke huwelijk tussen liberalisme en socialisme. Ineens leek ook de Open VLD boven het gepolariseerde politieke krakeel te staan. Daardoor kon de partij in zee gaan met élke coalitiepartner van links of rechts. Of het nu de regeringen- Leterme en -Van Rompuy (beiden CD&V) waren, de regering-Di Rupo (PS) of nadien de Zweedse coalitie (de eerste regering met zelfs de N-VA erbij), de Open VLD stond altijd paraat. Vivaldi, met de N-VA eruit en de groenen erin? ‘Hoezee!’ vond de Open VLD.

Het maakte de haat voor de liberalen binnen de N-VA des te grimmiger. De N-VA was mettertijd uitgegroeid tot een brede rechtse partij. Niet alleen klassieke Vlaams-nationalisten waren er thuis, ook kiezers die net als Verhofstadt ooit het (Belgische) bestel de rug hadden toegekeerd. Vandaag is de N-VA een neoliberale partij. Dat maakt voor de Open VLD een fundamenteel verschil uit, vergeleken met de MR: er is in Franstalig België namelijk geen (centrum)rechtse concurrent. In Vlaanderen zijn er maar liefst vier, van groot naar klein: N-VA, Vlaams Belang, CD&V en Open VLD.

De Open VLD worstelt met haar liberale identiteit en de erfenis van ‘de geest van Verhofstadt’.

Vandaag worstelt de Open VLD met haar liberale identiteit en de erfenis van ‘de geest van Verhofstadt’. In naam van een zeker algemeen belang bleef ze een principiële voorstander van de open society en dus van de multiculturele samenleving. Maar ook weer niet helemaal: de huiver voor de islam bleef groot, het evenwicht tussen laïciteit en liberalisme ligt moeilijk.

En liberalen blijven liberalen. Al snel wonnen de ego’s het toch weer van het inhoudelijke project, hoe schraal ook. De publieke opinie mocht zich keer op keer verheugen op intern lawaai en geruzie, en doorzichtige pogingen tot persoonlijke profilering. Bart Somers werd de risee van het land toen hij de Olympische Spelen naar Vlaanderen wilde halen – naar Mechelen dus. Een paar jaar later trok Alexander De Croo uit pure balorigheid de stekker uit communautaire gesprekken waaraan hij zelf deelnam en dus uit een regering waarin zijn partij zat, een spectaculaire actie om zichzelf in het middelpunt van de belangstelling te plaatsen. Zijn kompaan Vincent Van Quickenborne had intussen een nieuw politiek handboek gevonden in het stripalbum Asterix en de intrigant – wees op je hoede als hij je goede raad toefluistert. Zelfs de liberale top weerstaat zelden het eigenbelang.

Michels loopbaanplanning

Deed de MR het anders? Nee en ja. Nee, want Charles Michel mag dan een belabberd soort Engels spreken, ‘what’s in it for me?’ is zijn ware wapenspreuk. Zijn eigen loopbaanplanning primeert op alles, zelfs op het belang van het land. Hij werd in 2014 premier van de Zweedse regering nadat hij in de nadagen van de regering-Di Rupo eerst samen met CD&V-voorzitter Wouter Beke een verbond was aangegaan om de eigen premier te wippen ten voordele van de N-VA – die op dat moment keihard oppositie voerde en daarbij met grote regelmaat de Franstaligen schoffeerde. Desondanks aanvaardde Michel met zijn breedste glimlach het leiderschap van een regering met de N-VA als grootste coalitiepartner.

‘What’s in it for me?’ is de ware wapenspreuk van Charles Michel.

Dat duurde tot de N-VA in het najaar van 2018 moeite had met het ‘Marrakeshpact’. Michel zag zijn kans schoon: hij gaf geen millimeter toe en verkondigde zelfs dat hij ‘aan de juiste kant van de geschiedenis’ stond. Dat leek principieel, maar het was ongetwijfeld berekend. Binnen de kortste keren werd Michel door de Europese grootmachten beloond voor zijn principiële opstelling. De dappere premier van België werd gepromoveerd tot voorzitter van de Europese Raad.

Openlijk onbeschaamd

Na een interregnum met de intussen immens populaire Sophie Wilmès als federaal premier en dus als gezicht van de partij greep Georges-Louis Bouchez de macht: in de MR, in de federale regering en dus in het land. Bouchez is openlijk onbeschaamd. Hij profileert zich als blingblingboy. Geen enkel compromis is hem dierbaar, geen enkele eed heilig. Hij stapt van een regering zonder Bart De Wever zonder verpinken over naar een regering met Bart De Wever. Intussen doet hij zijn ding, zeg maar: zijn zin.

Bouchez is Reynders revisited, maar dan in het kwadraat. De ‘macht’ laat hij graag aan Alexander De Croo of Bart De Wever, laat hen maar eerste minister zijn. Het is de ultieme droom van een Franstalig politicus: Bouchez bevindt zich in de positie dat hij de N-VA’ers een regeerakkoord kan laten opstellen dat de MR op het lijf geschreven is – zij moeten het bovendien verdedigen, zij krijgen kritiek, hij telt intussen zijn zegeningen. Vandaar dat Bouchez vandaag glorieert: hij voelt zich de Bart De Wever van Wallonië.

Deed de MR het fundamenteel anders? Het antwoord is ‘ja’. Achteraf gezien had Charles Michel mogelijk gelijk met die merkwaardige uitspraak: ‘Ik sta aan de juiste kant van de geschiedenis.’ Maar dan niet zoals hij het bedoelde. De MR heeft al een paar jaar de tijdgeest mee, in die zin dat deze samenleving steeds minder een compromis verdraagt. Het is dus een tijd voor cynische, harde politici, voor rouwdouwen met een dikke huid, voor leiders met een duidelijke belofte voor hun troepen: u bent het echte probleem niet. De MR lijkt een partij die gemaakt is voor dit decennium.

Georges-Louis Bouchez glorieert: hij voelt zich de Bart De Wever van Wallonië.

De Open VLD is dat niet, en dan vooral omdat er al een partij in Vlaanderen bestaat die gemaakt lijkt voor dit decennium: de N-VA. Niet de hardwerkende Vlamingen zijn het probleem in dit land, wel al de anderen, weet u wel. Een deel van deze kiezers háát de Open VLD: voor hen zijn de Vlaamse liberalen verraders van hun eigen principes, kontdraaiers en zakkenvullers – kijk maar naar Gwendolyn Rutten. Er is altijd wel een liberaal te vinden om hun afkeer van de Open VLD te illustreren. Sociale media fungeren vervolgens als echokamer.

In die context is er weinig ruimte voor een partij die nog op z’n Verhofstadts een mix probeert te maken van een vaag en globaal algemeen belang met allerlei particuliere eigenbelangen. Er bestaat zeker nog een Algemeen Belang – het klimaat is het beste voorbeeld –, maar zelfs dat is voorwerp van strijd: wie betaalt de aanpassingen, wie past zich het meest aan, wie krijgt de steeds hetere aardappel doorgeschoven?

Dus ook voor de nieuwe leiding van de Vlaamse liberalen geldt: choose your battles. Een partij die niet weet waarvoor op te komen en waartegen te vechten, heeft een existentieel probleem. In die zin valt het te vrezen dat de Open VLD zich nu al mag beginnen te reppen om er ten vroegste weer te staan bij het begin van het vólgende decennium. Een partij voor de verre toekomst: ook dat is een ambitie.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content