Waarom Arizona niet te weinig vrouwelijke ministers telt

De regering-De Wever. Vier vrouwen op vijftien ministers: daar moest wel heibel van komen. © Belga
Walter Pauli

Op de officiële regeringsfoto samen met koning Filip was van drie van de vier vrouwen het gezicht niet duidelijk te zien. Het was een uitermate symbolisch beeld. Niemand die het opvallende tekort van vrouwen in de regering-De Wever niet had gezien. Toch telt Arizona niet ‘te weinig’ vrouwen: er is eigenlijk maar een halve vrouw minder dan de mannen. Het echte probleem is dat in ons land de politieke macht nog altijd veel te mannelijk is. Voor en achter de schermen.

Vier vrouwen op vijftien ministers in de nieuwe federale regering? Het viel te verwachten dat vrouwenorganisaties zouden protesteren. Dat valt te begrijpen, in hun rol om aandacht te claimen voor de achterstelling van de vrouw. Het is minder verdedigbaar als ernstige politieke analyse. De situatie is namelijk erger dan dat.

Wie een beetje van politiek kent – dus ook de vrouwenorganisaties – weet best dat de verschillende regeringen in dit land communicerende vaten zijn. Dat de aanduiding van de ministers een prerogatief is van de partijvoorzitters. Bijna allemaal houden ze eraan vast. Alleen Groen maakt daar een uitzondering op: het laat de regeringsleden eerder collectief (door de fracties en de Politieke Raad) verkiezen. De laatste keer, bij de vorming van Vivaldi in 2020, vloeide er bloed in de zaal. Met Petra De Sutter en Tinne Van der Straeten werden er twee vrouwelijke ministers gekozen. De twee mannelijke kandidaten vielen af. Groen is intussen zowel Kristof Calvo als Björn Rzoska kwijt, toch voor een nationaal mandaat. Die nacht werden er wonden geslagen die de Vlaamse ecologisten niet bepaald hebben versterkt, en dat is tot op vandaag voelbaar. Maar dat is dus niet de schuld noch de verantwoordelijkheid van de betrokken vrouwen.

Wie een beetje van politiek kent, weet dat de verschillende regeringen in dit land communicerende vaten zijn.

We spoelen door naar 2024-2025, naar de vorming van ‘Arizona’. Op 2 oktober 2024 legde de Vlaamse regering de eed af, op 3 februari 2025 de federale regering. Alle Vlaamse partijvoorzitters, vandaag zowel als in het verleden, gunnen bij die benoemingen zichzelf de grootste vrijheid. Federale en Vlaamse ministers mogen uit het Europees Parlement komen, uit eender welke assemblee, ze hoeven zelfs niet verkozen te zijn. Het is één pot.

Daarbij is het meestal dringen bij de Vlaamse regering, omdat die eerst gevormd wordt: wie dan minister is, heeft zijn stek alvast te pakken, het federale gedoe laat sinds 2010 onveranderlijk vele maanden langer op zich wachten. En federaal is alles veel onvoorspelbaarder, bijvoorbeeld het aantal per partij te verdelen mandaten.

Diverse leiding, bredere blik

De samenstelling van de Vlaamse regering is bekend: er zijn zes (eigenlijk zeven) vrouwen en drie mannen op negen (eigenlijk tien). De N-VA vaardigde drie vrouwen af (Zuhal Demir, Annick De Ridder en Cieltje Van Achter) en twee mannen (Matthias Diependaele en Ben Weyts); Vooruit drie vrouwen (Melissa Depraetere, Caroline Gennez en parlementsvoorzitter Freya Van den Bossche); CD&V één vrouw (Hilde Crevits) en één man (Jo Brouns).

Die zeven vrouwen en drie mannen deden dus niet meer mee toen dezelfde voorzitters drie maanden later hun federale ministers kozen. Bart De Wever rekende zichzelf niet mee en koos voor de N-VA twee – eigenlijk drie – mannen (Jan Jambon, Theo Francken en Kamervoorzitter Peter De Roover) en één vrouw (Anneleen Van Bossuyt). Vooruit stuurde twee mannen uit (Frank Vandenbroucke en Rob Beenders) en CD&V weerom één man (Vincent Van Peteghem) en één vrouw (Annelies Verlinden). Dat maakt zeven mannen – De Wever natuurlijk meegerekend – en twee vrouwen.

Alles samen bestaat Arizona – op Vlaams niveau en het Vlaamse deel van de federale regering – uit 19 regeringsleden. Daarvan zijn er 10 mannen en 9 vrouwen.

Alles samen bestaat Arizona – op Vlaams niveau en het Vlaamse deel van de federale regering – uit 19 regeringsleden. Daarvan zijn er dus 10 mannen en 9 vrouwen. Als het ideaal erin bestaat dat het aantal mannen en vrouwen gelijk is, is er dus een halve vrouw tekort.

Het had ook een halve man mogen zijn. Als Conner Rousseau (Vooruit) niet voor de Limburger Rob Beenders had gekozen maar bijvoorbeeld voor een Antwerpse vrouw, dan was de verhouding omgekeerd geweest. Met Kathleen Van Brempt, Monica De Coninck, Jinnih Beels, Maya Detiège en een rist anderen heeft hij in die provincie een hele reservebank ter beschikking. Maar dat heeft hij dus niet gedaan.

Beenders heeft een auditieve handicap. Dat zou niet de eerste reden mogen zijn om van hem minister te maken, maar het is wel een valabele reden. Het gaat hem immers om diversiteit. De mate van diversiteit in een bestuur is een goede graadmeter van het democratisch gehalte van een systeem. Dat is niet alleen zo in de politiek, maar ook in sociale organisaties, het bedrijfsleven en zelfs de kerk – vandaar de vrouwelijke topbenoemingen in een eeuwenoud mannenbastion als het Vaticaan door paus Franciscus. Het is ook een zaak van behoorlijk bestuur: een diverse leiding heeft een bredere blik: dat inzicht wordt inmiddels gesteund door een halve bibliotheek aan boeken over organisatieleer.

Een behoorlijke regering is tegelijk divers en dus democratisch samengesteld, ook in de wetenschap dat daardoor in principe betere beslissingen worden genomen. Natuurlijk moet elke minister afzonderlijk bekwaam en verdienstelijk zijn. Als bij zo goed als elke samenstelling van een nieuwe regering blijkt dat hele bevolkingsgroepen – vrouwen, nieuwe Belgen, arbeiders… – als bij toeval over het hoofd gezien worden, wat zegt dat dan? Dat er zo weinig vrouwen, arbeiders of nieuwe Belgen bekwaam of verdienstelijk zouden zijn? Dat mannen hier ‘nu eenmaal’ in excelleren? Of wijst het op een hardnekkige blinde vlek in het politieke selectiemechanisme?

Zware bevoegdheden

Daar stopt het niet bij. Puur het aantal ministers tellen is een wel zeer onvolkomen methode om een schatting te maken van de reële impact van vrouwen op de Vlaamse en Belgische politiek. Behalve de titel wegen bevoegdheden minstens zoveel door. Er zijn belangrijker zaken dan Dierenwelzijn, met die bevoegdheid erbij komt het hoofd van Ben Weyts (N-VA) nog vaker in de media.

Wie zijn verder de echte zwaargewichten in de Vlaamse regering? De nummer één is natuurlijk minister-president Matthias Diependaele, sowieso de belangrijkste figuur in het kabinet dat naar hem genoemd is. In het kernkabinet (Diependaele met de vicepremiers erbij) zijn de verhoudingen netjes fiftyfifty, met Diependaele en Weyts naast Depraetere en Crevits. Maar, opvallend toch: de vrouwen hebben echt zo goed als alle belangrijke Vlaamse bevoegdheden in handen – eventueel op Omgeving (Brouns) en Economie (Diependaele) na. De andere Vlaamse departementen die er echt toe doen, zijn bezet door vrouwelijke ministers: Onderwijs (Demir), Welzijn (Gennez), Cultuur (ook Gennez),  Wonen (Depraetere), Energie (ook Depraetere), Openbare Werken (De Ridder), Mobiliteit (ook De Ridder), Binnenland en Bestuurszaken (Crevits), zelfs Media (Van Achter).

Ook de vrouwen in de federale regering hebben gelukkig belangrijke bevoegdheden. Justitie (Verlinden) is in elk land een klassiek topdepartement, Asiel en Migratie (Van Bossuyt) zal de volgende jaren in heel Europa centraal staan. Het is ook een departement waarin zeker ministers of staatssecretarissen uit een centrumrechtse partij naam kunnen maken en kunnen uitgroeien tot de bekendste (Theo Francken) en soms ook de populairste (Maggie De Block) politici van het land.

Wat met de kabinetschefs?

Maar daarmee is het meeste goede nieuws over de vrouwelijke invloed in de politiek ook gezegd. Vaak haast even zo belangrijk als hun ministers zijn de kabinetschefs, één of twee per minister. Zij runnen de regering. De federale kabinetten worden op dit moment nog samengesteld, we beperken ons andermaal tot Vlaanderen.

De Vlaamse regering wordt aangestuurd door amper drie vrouwelijke kabinetschefs: Katrien Van Kets (Crevits), Gaëtane Maes (Weyts) en Niki Dheedene (Demir). Dat valt in het niets vergeleken met de alomtegenwoordige mannelijke cohorte. Met elf zijn ze: Simon Geysen en Maarten Van Holle (Diependaele), Helmer Rooze en Thijs Verbeurgt (Depraetere), Raf Suys (Crevits), Dries Verhaege (Weyts), Bert Van Weerdt (Demir), Heiko Van Muylder (Caroline Gennez), Thomas Sterckx (Brouns), Maarten Vanderhenst (De Ridder), Pieter-Jan De Geest (Van Achter). Er is niet één Vlaams kabinet waar alleen vrouwen de lijnen uitzetten.

Er is niet één Vlaams kabinet waar alleen vrouwen de lijnen uitzetten.

Hetzelfde patroon zien we in de parlementen. Parlementen bestaan uit fracties, en die hebben een voorzitter (m/v). In alle grote debatten neemt hij of zij in regel als eerste het woord, hij of zij bepaalt ook de werkzaamheden (en in zekere zin ook het ‘belang’ en de zichtbaarheid) van de leden van zijn of haar fractie.

In Vlaanderen is de bepaling ‘zij’ of ‘haar’ zo goed als overbodig. Er is maar één vrouwelijke fractievoorzitter, Mieke Schauvlieghe bij Groen. Daarnaast vijf mannen: Philippe Muyters (N-VA), Chris Janssens (VB), Peter Van Rompuy (CD&V), Egbert Lachaert (Open VLD) en Jos D’Haese (PVDA). Nochtans tellen de meeste fracties bijna evenveel vrouwen als mannen:14 op 31 bij de N-VA (het was 15 op 31 maar Els van Doesburg stond deze week haar zetel af aan Marc Hendrickx), 9 op 18 bij Vooruit, 4 op 9 bij Groen en 5 op 9 bij de Open VLD en de PVDA. Alleen bij het Vlaams Belang (10 vrouwen op 31) en de CD&V (7 vrouwen op 16) zijn de mannen nog altijd in de grote meerderheid.

Van de twaalf commissievoorzitters zijn er amper twéé vrouwen.

Nog erger is het gesteld met de vrouwelijke aanwezigheid in de commissies van het Vlaams Parlement. Die commissies zijn cruciaal. Het wetgevend werk wordt er voorbereid, de inhoudelijke discussies worden er ten gronde gevoerd en als er ministers, topambtenaren of belangrijke externen ondervraagd worden, gebeurt ook dat in de commissies. Helaas is uitgerekend daar de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen totaal. Van de twaalf commissievoorzitters zijn er amper twéé vrouwen. Katia Segers (Vooruit) leidt de commissie voor Brussel, Vlaamse Rand en Dierenwelzijn, Lydia Peeters (Open VLD) die voor Leefmilieu, Natuur en Ruimtelijke Ordening. Dat is het.

Zes alfamannen op rij

In de federale Kamer liggen de verhoudingen anders. Bij de Vlaamse fractievoorzitters zijn de vrouwen voor de verandering eens in de meerderheid, met vier – Barbara Pas (VB), Nathalie Muylle (CD&V), Alexia Bertrand (Open VLD) en Sofie Merckx (PVDA-PTB, verkozen in Charleroi maar geboren en getogen in Antwerpen) – tegenover drie  mannen: Axel Ronsse (N-VA), Oscar Seuntjens (Vooruit) en Stefaan Van Hecke (Groen). Het is de eenzame uitzondering op de regel.

Dus ja, de politieke pikorde in dit land wordt nog in (te) grote meerderheid door mannen bepaald. Mannen bezetten de meeste en vaak ook nog de hoogste functies, en dat zowel voor als achter de schermen. Mannen trekken aan de meeste draadjes. Zeker op het hoogste niveau. De vier vrouwelijke ministers in de regering-De Wever zijn benoemd door de partijvoorzitters, de echte machtsfiguren in ons politiek bestel. Die club is zo goed als exclusief mannelijk geworden. Met Eva De Bleeker (Open VLD) telt Vlaanderen slechts één vrouwelijke partijvoorzitter. Naast haar staan zes alfamannen op rij: Bart De Wever (N-VA), Tom Van Grieken (VB), Conner Rousseau (Vooruit), Sammy Mahdi (CD&V), Bart Dhondt (Groen) en Raoul Hedebouw (PVDA).

Naast overtuiging, talent, ervaring, flair, intelligentie en welbespraaktheid is een flinke dosis testosteron nog altijd meegenomen om in de Vlaamse politiek.

Veel protest is er nochtans niet, alsof een groeiend deel van het publiek steeds lijdzamer aanvaardt dat het nog wel meevalt – er zíjn toch vrouwelijke politici alom? Dat gevoel leeft zo te zien ook bij the rank and file van de politieke partijen zelf.

Hoe onverschillig de Vlaamse politiek staat tegenover man-vrouwgelijkheid komt nog het duidelijkst tot uiting bij die ene partij die er tot nu toe het meeste aandacht aan besteedde: Groen. De voorbije tijd werd die partij nog geleid door een duo even volwaardige voorzitters, bewust een man en een vrouw op gelijke hoogte: Nadia Naji en Jeremie Vaneeckhout. Maar het onzalige verkiezingsresultaat op 9 juni 2024 werd onder meer toegeschreven aan het feit dat Groen niet naar buiten was gekomen met één gezicht, één leider (m/v). Bij de laatste voorzittersverkiezingen waren er weer m/v-duo’s, met de klassieke opdeling voorzitter/ondervoorzitter.  Er stelden zich drie duo’s kandidaat. Twee met een mannelijke nummer één, een met een vrouw. Die met de vrouw viel als eerste af.

Het lijkt wel alsof je in de Vlaamse politiek maar succes kunt hebben als je over enig ‘Jean-Marie Dedeckergehalte’ beschikt. Naast overtuiging, talent, ervaring, flair, intelligentie en welbespraaktheid is een flinke dosis testosteron nog altijd meegenomen om het ver te schoppen in de Vlaamse politiek. En in deze steeds ruwere tijden verbetert dat niet echt. Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen, bid voor ons.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content